Aardrijkskunde (hoofdstuk 2 paragraaf 1 tm 4)Samenvatting: de geo, havo/vwo 2
(lesboek)
1: vroeger (100 miljoen geleden) waar de zee lag, ligt nu een berg.
Dode resten van dieren en planten zonken door de zeebodem en
stapelde zich op. De lagen die zo ontstonden, werden bedekt door
zand en stenen die door rivieren naar de zee werden gebracht. Zo
vormde zich dikke lagen sedimentgesteente. (gesteente dat is ontstaan
uit materiaal dat is aangevoerd door ijs, water of wind). Door endogene
krachten (kracht die van binnenuit de aardkorst verandert) zijn breuken
(barst of scheur in de aardkorst) in de aardkorst ontstaan (dunne laag
gesteente om de aarde, met een dikte van 1 tot 7 km onder de oceanen en 20
tot 70 km onder continenten). Door deze breuken is de aardkorst
verdeeld in een aantal schollen/ platen (stuk van aardkorst) waarop de
oceanen liggen. De schollen liggen niet stil, ze bewegen. Ze kunnen
uit elkaar bewegen, langs elkaar glijden en op elkaar botsen. Bij het
botsen ontstaan gebergten. De Alpen zijn een voorbeeld van
plooiingsgebergte (gebergte dat is ontstaan door buiging van de aardkorst).
Andere geplooide bergketens in Europa zijn in dezelfde tijd ontstaan.
Het zijn allemaal hooggebergte (gebied met bergen die hoger zijn dan
1.500 meter).
Hoewel ze al 30 miljoen jaar geleden zijn gevormd, zijn de Alpen een
jong gebergte (gebergte met hoge toppen, scherpe bergkammen en diepe
dalen; minder dan 65 miljoen jaar oud). Oud gebergten (gebergte met
afgeronde toppen en ondiepe dalen; ouder dan 65 miljoen jaar oud) worden
gekenmerkt door flauwe hellingen en afgeronde toppen. De oorzaak
hiervan zijn exogene krachten (kracht die van buitenaf de aardkorst
veranderd). Door verwering (het uiteenvallen van gesteente onder invloed
van weer en plantengroei) wordt het harde gesteente verpulverd en valt
het uiteen in kleine stukjes. Overdag smelt sneeuw van de zon. Het
water stroomt in de spleten en gaten van het gesteente van de
bergen.
(lesboek)
1: vroeger (100 miljoen geleden) waar de zee lag, ligt nu een berg.
Dode resten van dieren en planten zonken door de zeebodem en
stapelde zich op. De lagen die zo ontstonden, werden bedekt door
zand en stenen die door rivieren naar de zee werden gebracht. Zo
vormde zich dikke lagen sedimentgesteente. (gesteente dat is ontstaan
uit materiaal dat is aangevoerd door ijs, water of wind). Door endogene
krachten (kracht die van binnenuit de aardkorst verandert) zijn breuken
(barst of scheur in de aardkorst) in de aardkorst ontstaan (dunne laag
gesteente om de aarde, met een dikte van 1 tot 7 km onder de oceanen en 20
tot 70 km onder continenten). Door deze breuken is de aardkorst
verdeeld in een aantal schollen/ platen (stuk van aardkorst) waarop de
oceanen liggen. De schollen liggen niet stil, ze bewegen. Ze kunnen
uit elkaar bewegen, langs elkaar glijden en op elkaar botsen. Bij het
botsen ontstaan gebergten. De Alpen zijn een voorbeeld van
plooiingsgebergte (gebergte dat is ontstaan door buiging van de aardkorst).
Andere geplooide bergketens in Europa zijn in dezelfde tijd ontstaan.
Het zijn allemaal hooggebergte (gebied met bergen die hoger zijn dan
1.500 meter).
Hoewel ze al 30 miljoen jaar geleden zijn gevormd, zijn de Alpen een
jong gebergte (gebergte met hoge toppen, scherpe bergkammen en diepe
dalen; minder dan 65 miljoen jaar oud). Oud gebergten (gebergte met
afgeronde toppen en ondiepe dalen; ouder dan 65 miljoen jaar oud) worden
gekenmerkt door flauwe hellingen en afgeronde toppen. De oorzaak
hiervan zijn exogene krachten (kracht die van buitenaf de aardkorst
veranderd). Door verwering (het uiteenvallen van gesteente onder invloed
van weer en plantengroei) wordt het harde gesteente verpulverd en valt
het uiteen in kleine stukjes. Overdag smelt sneeuw van de zon. Het
water stroomt in de spleten en gaten van het gesteente van de
bergen.