Gesloten vragen
1) Anne zegt: “Ik denk niet dat je kan zeggen dat liegen één vast patroon heeft. Voor de een is
liegen misschien wel iets heel anders dan voor de ander?” De uitspraak van Anne past bij de
ideeën van:
A. De inductieve benadering
B. De constructivistische visie
C. De deductieve benadering
D. De interpretatieve visie
2) “Ik neem een IQ-test af bij kinderen. Elk kind met een score tussen de 50 en 70 is in dit
onderzoek een kind met een licht verstandelijke beperking.” Dit is een voorbeeld van:
A. Een definitive concept
B. Een sensitizing concept
3) Het ETIC perspectief focust zich op het perspectief van:
A. De participant
B. De onderzoeker
C. De ethische commissie
D. De lezer
4) Wat is GEEN veelvoorkomende kritiek op kwalitatief onderzoek?
A. Kwalitatief onderzoek is te subjectief.
B. Kwalitatief onderzoek is te weinig transparant.
C. Kwalitatief onderzoek is moeilijk te generaliseren.
D. Kwalitatief onderzoek heeft een lage betrouwbaarheid en validiteit.
5) Om de betrouwbaarheid en validiteit van kwalitatief onderzoek te kunnen bestuderen
maken sommige onderzoekers gebruik van het criterium trusworthiness. Welke van de
volgende begrippen past hier NIET bij?
A. Credibility
B. Transferability
C. Reliability
D. Dependability
6) Wat hebben de CASP en de COREQ met elkaar gemeen?
A. Het zijn beide instrumenten die gebruikt kunnen worden om de betrouwbaarheid en
validiteit van kwalitatief onderzoek te scoren.
B. Het zijn beide schema’s die kunnen helpen bij het opstellen van een
semigestructureerd interview in het kwalitatief onderzoek.
C. Het zijn beide methoden om een focusgroep te organiseren.
D. Het zijn beide lijsten met criteria waar kwalitatief onderzoek aan moet voldoen
voordat het gepubliceerd mag worden.
, 7) Wat is GEEN kenmerk van etnografie?
A. Een onderzoeker dompelt zichzelf voor langere tijd onder in een sociale setting.
B. Participerende observatie kan gecombineerd worden met interviews of het bestuderen
van documenten.
C. Het onderzoek dat gedaan wordt is altijd gericht op een sociale subgroep.
D. De onderzoeker probeert meer begrip te kweken over cultuur, normen en waarden.
8) Wat is GEEN nadeel van een covert onderzoeker in de etnografie?
A. Je kunt moeilijker aantekeningen maken.
B. Het brengt meer kosten met zich mee.
C. Je kunt geen gebruik maken van documenten en interviews.
D. Het brengt meer stress met zich mee voor de onderzoeker.
9) Als je gedurende een participerende observatie ineens bedenkt dat je een nieuwe richting
op wilt gaan met jouw onderzoek en je schrijft dit even snel op. Wat voor soort aantekening
heb je dan gemaakt? Kies uit:
A. Jotted notes
B. Mental notes
C. Full field notes
D. Methodological notes
10) Wat is GEEN reden om te stoppen met een participerende observatie?
A. Je hebt het data saturatiepunt bereikt.
B. Je hebt het theoretisch saturatiepunt bereikt.
C. De financiering van het onderzoek wordt stopgezet.
D. Het onderzoek geeft je te veel stress.
E. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.
11) Welke van onderstaande interviews lijkt het meeste op een normaal gesprek?
A. Een life history interview.
B. Een oral history interview.
C. Een volledig ongestructureerd interview.
D. Een semigestructureerd interview.
12) Het is niet zo handig om te kiezen voor een focusgroep als je…?
A. Geïnteresseerd bent in achterliggende argumenten en betekenissen van uitspraken.
B. Een vragenlijst wilt ontwikkelen die je later kunt gebruiken in je onderzoek.
C. Een follow-up uitvoert op een eerder onderzoek.
D. Een onderzoeksvraag wilt specificeren.