100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Klinische psychologie I S23222; Behaald resultaat 9 $5.48   Add to cart

Summary

Samenvatting Klinische psychologie I S23222; Behaald resultaat 9

  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting van het hele boek.

Last document update: 8 year ago

Preview 8 out of 250  pages

  • Yes
  • April 23, 2015
  • May 6, 2015
  • 250
  • 2014/2015
  • Summary

8  reviews

review-writer-avatar

By: tanjadenbroeder • 3 year ago

review-writer-avatar

By: celinebeentjes40 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: petrabrienissen • 7 year ago

reply-writer-avatar

By: dimphyloes • 7 year ago

Translated by Google

Thank you. Good luck!!

review-writer-avatar

By: Midori • 4 year ago

review-writer-avatar

By: wendydorrestijn • 8 year ago

Translated by Google

Well written, well structured. In full.

review-writer-avatar

By: maaikejacobs • 8 year ago

review-writer-avatar

By: SergeLeummens • 8 year ago

Translated by Google

For me this was fine summary. Clear and quite comprehensive. With a structure that matches my way of leren.Ik got a 9. Thanks Dimphy

Show more reviews  
avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 17 Flashcards
$3.28 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Geef een omschrijving van het vakgebied van de klinische psychologie.

Answer: Klinische psychologie / abnormale psychologie is het vakgebied dat zich vooral bezig houdt met gedrag dat afwijkt van een bepaalde norm. Het gaat daarbij om afwijkingen die lastig zijn voor de persoon zelf of voor zijn omgeving.

2.

Geef aan waarom kennis van basisdisciplines binnen de psychologie van belang is voor klinisch psychologen.

Answer: Kennis van de basisdisciplines is van belang voor klinisch psychologen Afwijkingen van de norm kunnen aspecten bevatten van de individuele persoon (denken, voelen en doen), maar mensen kunnen ook afwijken van de norm in de relaties met andere mensen, wat weer gevolgen kan hebben voor het denken, voelen en doen binnen het individu. Abnormale gedragingen kunnen alleen worden verklaard tegen de achtergrond van normale processen. Kennis van de basisdisciplines is dus van belang om afwijkingen van de norm te kunnen vaststellen en begrijpen.

3.

Welke factoren beïnvloeden of gedrag als 'normaal' of 'pathologisch' wordt beoordeeld?

Answer: 1. Persoonlijk lijden. Dit is echter geen voldoende voorwaarde om van pathologie te kunnen spreken, want we maken allemaal wel eens iets mee waardoor we tijdelijk uit balans zijn. 2. De (dis) functionaliteit van gedrag. Gedragingen zijn disfunctioneel als zij het individuele functioneren, beroepsmatig en relationeel, belemmeren en verhinderen dat een persoon zijn doel bereikt. Echter, dit hoeft geen symptoom te zijn van een psychische stoornis. 3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag. Als er geen logica of zin te ontdekken is in het gedrag van iemand. 4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies. In een onvoorspelbare omgeving kunnen velen zich bedreigd en kwetsbaar voelen. Of gedrag als abnormaal zal worden bestempeld, hangt af van de situatie: Situaties waarin de regels die gewoonlijk het gedrag van een persoon sturen zijn niet meer werkzaam / situaties waarin de toeschouwer de oorzaak of aanleiding van het gedrag niet kent en ook niet kan achterhalen. 5. Opvallend en onconventioneel gedrag. Hierbij kiezen mensen vaak hun eigen gedrag als maatstaf. Gedrag dat hier sterk van afwijkt zal eerder als abnormaal worden bestempeld. Pas als gedrag opvallend is en ook sociaal onwenselijk zal het als abnormaal worden bestempeld. 6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt. Gedrag waarmee de ongeschreven (impliciete/rest )regels in een bepaalde cultuur worden overschreden, kan bij anderen een gevoel van ongemak geven. 7. Overtreden van morele normen. Beoordelen van gedrag op basis van morele normen, op basis van opvattingen hoe men zich zou moeten gedragen.

4.

Wat is de APA-definitie van mentale stoornissen?

Answer: Definiërende kenmerken Een gedrags- of psychologisch syndroom dat samengaat met: 1. actueel lijden of 2. onvermogen (te kort schieten op een of meer belangrijke gebieden van het functioneren, of met 3. een significant toegenomen risico om dood te gaan, pijn te lijden, of de persoonlijke vrijheid te verliezen. Uitsluitende omstandigheden Een syndroom moet niet alleen: 1. een te verwachten en cultureel aanvaarde reactie zijn op een bepaalde gebeurtenis (bijv. rouw) 2. bestaan uit deviant gedrag (zoals acties van politieke, religieuze of seksuele minderheden) 3. uitvloeisel zijn van conflicten tussen het individu en de maatschappij (zoals pogingen om uitdrukking te geven aan de eigen individualiteit)

5.

Wat zijn mogelijke fouten in diagnostiek van psychische problemen bij mensen uit etnische minderheden?

Answer: Fout positieve diagnoses- Door gedragingen en belevingen van een cliënt ten onrechte op te vatten als een symptoom van psychopathologie. Fout positieve diagnoses kunnen ontstaan door culturele verschillen, zoals verschillen in het tonen van initiatieven, in lichaamstaal en in het uiten van emoties. Fout-negatieve diagnose - Het interpreteren van symptomen van psychopathologie als een niet-pathologische cultuurgebonden reactie. Clinici moeten rekening houden met welke religieuze of etnische referentiegroep de cliënt zich identificeert, of de gedragingen en belevingen abnormaal zijn binnen die cultuur, hoe de klachten door de leden van de cultuur worden aangeduid en wat in die cultuur gangbare verklaringen zijn voor het gedrag van de cliënt. Om de kans op fouten te  , worden in de DSM IV culturele en etnische variaties in het klinisch beeld beschreven. Ook is de 'Outline for Cultural Formulation' opgenomen: checklist om cultuurgerelateerde factoren te inventariseren.

6.

Wat is het statistisch model van abnormaal gedrag en wat zijn de nadelen?

Answer: Dit model heeft vooral betrekking op de afgrenzingskwestie. Uitgangspunt is dat menselijke eigenschappen min of meer normaal verdeeld zijn.  Waar moet precies de grens tussen normaal en abnormaal worden getrokken? Dit model gaat uit van een dimensionele benadering, waarbij er geen strakke grens wordt getrokken, maar krijgen de scores een betekenis in termen van zeer laag tot zeer hoog.  Hoe ongewoon moet gedrag zijn om het abnormaal te kunnen noemen. Soms is dit model niet toereikend omdat bepaald gedrag niet normaal verdeeld is.  Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen afwijkingen die gepaard gaan met individueel lijden en afwijkingen waarvoor dit niet geldt.

7.

Kunt u het medisch ziektemodel beschrijven en een aantal bezwaren noemen?

Answer: De oorzaak van psychische stoornissen moet worden gezocht in onderliggende mechanismen, die somatogeen of psychogeen zijn. Samenvatting module S 23222 Klinische psychologie door Dimphy Vermeulen pagina 4 Abnormaliteit →diagnosestelling door therapeut→therapie uitgekozen door therapeut. Patiënt speelt passieve rol→genezing. Nadelen:  Geeft antwoord op de vraag waar de grens ligt tussen normaal en abnormaal, voor zover aan psychische stoornissen duidelijk somatische oorzaken ten grondslag liggen. Bij een bepaald aantal stoornissen is eerder sprake van afwijkingen van ethische en psychosociale normen dan van medische afwijkingen.  Dit model lijdt tot stigmatisering, labelen, self-fulfilling prophecy

8.

Beschrijf stigmatiseringsprocessen bij mensen met een psychische stoornis aan de hand van de term publiek stigma:

Answer: Stereotype=cultureel bepaalde negatieve opvattingen over een groep die bekend zijn bij de meeste mensen van de samenleving. Vooroordeel: instemmen met een opvatting en/of negatieve emotionele reacties vertonen, zoals woede of angst Discriminatie: gedragsmatige reactie op een vooroordeel, zoals vijandig gedrag of vermijding

9.

Beschrijf stigmatiseringsprocessen bij mensen met een psychische stoornis aan de hand van de term publiek stigma:

Answer: Stereotype=cultureel bepaalde negatieve opvattingen over een groep die bekend zijn bij de meeste mensen van de samenleving. Vooroordeel: instemmen met een opvatting en/of negatieve emotionele reacties vertonen, zoals woede of angst Discriminatie: gedragsmatige reactie op een vooroordeel, zoals vijandig gedrag of vermijding

Flashcards 34 Flashcards
$3.28 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Noem argumenten voor en tegen de biologische benadering.

Answer: Reductie van abnormaal gedrag tot een medisch of biologisch probleem, waarbij voorbij gegaan wordt aan psychologische en maatschappelijke factoren bij het tot stand komen van het gedrag. De benadering zou inhumane behandelwijzen aanmoedigen, zoals psychochirurgische ingrepen. (frontale lobotomie) Ontdekking van neuroleptica / antipsychotische medicijnen, zoals chloorpromazine en haloperidol. Vanaf 1861 ontdekten onderzoekers dat de hersenen in hoge mate betrokken zijn bij gedrag. (Broca-taal, Fritsch en Hitzig ontdekten dat elektrische stimulatie kan resulteren in gecoördineerde bewegingen). Hierdoor ontstond de aanname dat disfunctionerende hersenen mede ten grondslag liggen aan psychopathologisch gedrag. Syfillis→veroorzaakt dementia paralytica→hierbij is een biologische oorzaak aan te wijzen van een geestesaandoening.

2.

Wat zijn de diverse verklaringsniveaus binnen het biologische perspectief? Geef een toelichting.

Answer: 1. evolutie 2. genetica 3. biologische psychiatrie (neurotransmitters) 4. hersenstructuren (neuropsychiatrie) 5. psychofysiologische processen

3.

Wat zijn twee typen evolutiebiologische verklaringen van psychiatrische aandoeningen?

Answer: Eigenschappen die niet zo belangrijk zijn voor het organisme worden geëlimineerd en eigenschappen die nodig zijn / kans op nakomelingen vergroot, blijven aanwezig in de genen. Een afwijking of abnormaliteit kan toch met een evolutionair voordeel gepaard gaan, zoals bij sikkelcelanemie wat een voordeel tegen malaria oplevert. Stemmingsstoornissen hebben als adaptief neveneffect dat ze bij anderen empathie en verzorgingsgedrag opwekken. Dwangmatig schoonmaken heeft als neveneffect dat iemand minder bloot staat aan ziektekiemen. Sommige gedragingen hadden vroeger in de evolutie een voordeel, maar zijn door een veranderde omgeving nu eerder nadelig geworden. Voorbeeld: preparedness-theorie. Prehistorische voorouders werden bedreigd door spinnen en slangen en zij reageerden met angst en vermijding, waardoor hun overlevingskansen werden vergroot. De evolutie heeft dus mensen met een genetisch verankerde predispositie geselecteerd. Dit is nu alleen niet meer nodig.

4.

Wat is de invloed van genetische en omgevingsfactoren op het ontstaan van psychische stoornissen? Toelichten aan de hand van diverse soorten genetische studies.

Answer: Familiestudies:Hoe meer een stoornis voorkomt in families, hoe meer bewijs dat deze stoornis overerfbaar is. Families delen dezelfde genen, maar ook dezelfde omgevingsfactoren, dus het onderscheid is lastig te maken Tweelingstudies:De mate waarin een eigenschap bij twee familieleden voorkomt, noemen we concordantie, en dit cijfer varieert tussen 0-1.Hoe hoger de coëfficiënt, hoe meer genetische factoren een rol spelen. Als de concordantie bij eeneiige tweelingen hoger is dan bij twee-eiige tweelingen, is dat een bewijs dat genetische factoren een rol spelen. (omgevingsfactoren zijn immers bij beiden hetzelfde).Ligt de concordantie in de zelfde range, dan pleit dit tegen een genetische bijdrage. Concordantiecoëfficiënt kan bij eeneiige tweelingen worden overschat, omdat zij door hun omgeving vaak identiek worden behandeld door hun omgeving. Adoptiestudies:Deze kinderen hebben alleen omgevingsfactoren gemeen. Men kan de omgevingsinvloeden zien tegenover de biologische invloed. Geadopteerde kinderen hebben dan vaker een stoornis als de stoornis ook in hun biologische familie voorkomt dan geadopteerde kinderen waarbij dit niet zo is. Dit pleit voor een genetische component.

5.

Kan je de begrippen 'fenotype' en 'genotype' en hun onderlinge relatie toelichten?

Answer: Genotype is de totale genetische bagage van een individu. Fenotype zijn de observeerbare fysieke en gedragsmatige kenmerken van een persoon die het resultaat zijn van interactie tussen het genotype en de omgeving. Genotype-omgevingscorrelatie: Genotype-omgevingsinteractie: Schizofrenie: Stemmingsstoornissen: Angst: omgevingsinvloeden zien tegenover de biologische invloed. Geadopteerde kinderen hebben dan vaker een stoornis als de stoornis ook in hun biologische familie voorkomt dan geadopteerde kinderen waarbij dit niet zo is. Dit pleit voor een genetische component. Toelichten van de begrippen 'fenotype' en 'genotype' en hun onderlinge relatie Genotype is de totale genetische bagage van een individu. Fenotype zijn de observeerbare fysieke en gedragsmatige kenmerken van een persoon die het resultaat zijn van interactie tussen het genotype en de omgeving. Genotype-omgevingscorrelatie: Overgeërfde genen die een persoon predisponeren tot een bepaald type gedrag, hoeven niet altijd tot dat gedrag te leiden. Genen kunnen ook de omgeving sturen. Ouders en anderen creëren bijvoorbeeld een omgeving in reactie op het genotype van een kind; op een druk of stuurs kind reageert men anders dan op een rustig of lief kind. Of iemand met een bepaalde genetische aanleg zoekt een bepaalde omgeving op. Genotype-omgevingsinteractie: Mensen met verschillende genotypen zijn verschillend gevoelig voor hun omgeving. Een gebeurtenis zal daarom bij de één een depressie veroorzaken en bij de ander niet. De genen beinvloeden het effect van de omgeving. Een introvert persoon en een extravert persoon reageren beiden anders als zij in een lawaaiige omgeving een taak moeten verrichten.

6.

Wat is de rol van genetische factoren bij schizofrenie?

Answer: Komt in families voor  De genetische factor predisponeert tot een algemene aanleg voor het ontwikkelen van een psychotische stoornis, en niet tot een subtype van schizofrenie.  Mensen kunnen een genotypische kwetsbaarheid voor schizofrenie hebben, die op fenotypisch niveau niet altijd tot uiting hoeft te komen. Je kunt dus drager zijn.  Veroorzaakt door een combinatie van genen; chromosomen 6 en 11  Hypothese is een verstoorde dopaminehuishouding, dus is men geïnteresseerd in het dopaminegen  Er is bewijs dat schizofrenie en stemmingsstoornissen met psychotische kenmerken genetisch gerelateerd zijn  Zowel genen als omgeving spelen een rol. (eeneiige tweelingen kunnen disconcordant zijn voor schizofrenie, ondanks hetzelfde genmateriaal. Dus speelt ook de omgeving een rol)

7.

Wat is de rol van genetische factoren bij stemmingsstoornissen?

Answer:  Unipolair (depressieve stoornis gekenmerkt door sombere stemming) en bipolair (perioden van opgewekte en sombere stemmingen wisselen elkaar af)  Genetische component is groter voor bipolaire stoornissen (ouder met bipolaire stoornis, dan loopt het kind risico op een bipolaire of unipolaire stoornis, ouder met unipolaire stoornis, dan loopt het kind risico op alleen een unipolaire stoornis)  Omgevingsfactoren spelen bij beiden een rol  Genetische kwetsbaarheid is groter bij vrouwen  Bij mannen spelen omgevingsfactoren een grotere rol  Genen die betrokken zijn bij het metabolisme van de neurotransmitters noradrenaline, serotonine en dopamine zijn mogelijk van invloed op het ontstaan van stemmingsstoornissen. Bijvoorbeeld het 5-HTT-gen, serotoninetransportgen met een lange en korte variant.

8.

Wat is de rol van genetische factoren bij angststoornissen?

Answer:  Paniekstoornissen, fobieën, PTSS, Obsessief-compulsieve stoornissen.  Diverse genen op verschillende chromosomen leiden gezamenlijk tot een kwetsbaarheid voor de ontwikkeling van angst. Leiden ook niet tot een specifiek angstsyndroom, maar tot een meer algemene neurotische aanleg die tot uiting kan komen in één van de eerder genoemde angststoornissen  Neuroticisme of negatieve affectiviteit is een kwetsbaarheidsfactor voor de ontwikkeling van angststoornissen. Of deze persoonlijkheidstrek tot uiting komt in een angststoornis is afhankelijk van omgevingsfactoren.  Angst en depressie zijn hoog gecorreleerd.  Genetische bijdragen spelen geen of nauwelijks een rol bij specifieke fobieën of angstsyndromen, maar worden verklaard door leerprocessen (modelling)

9.

Beschrijf de verschillende processen in en tussen neuronen.

Answer: Neurotransmitters: zorgen voor de informatieoverdracht tussen neuronen. 1. Neurotransmitters zijn niet willekeurig in de hersenen verspreid, maar concentreren zich in bepaalde hersengebieden 2. Van die hersengebieden is soms bekend bij welke psychologische functies of processen ze een rol spelen 3. Ze worden voortdurend aangemaakt en afgebroken. Er kan dus een overschot of tekort zijn. Dit kan worden beïnvloed door psychofarmaca. Zij hebben effect op de psychologische functies doordat ze de activiteit van de neurotransmitters in de hersenen beïnvloeden. Als ze de activiteit verhogen zijn het agonisten. Ze kunnen de aanmaak verhogen en ze kunnen de heropname verminderen, waardoor de concentratie in de synaptische spleet verhoogt. Antagonisten verlagen juist de activiteit. Dit gebeurt door de aanmaak te remmen of door de postsynaptische receptoren te blokkeren.

10.

Welke 5 factoren beïnvloeden de synaptische overdracht?

Answer: 1. De hoeveelheid van een neurotransmitter in de synaptische spleet. Bij een tekort is er onvoldoende stimulatie en bij een overschot overstimulatie. De hoeveelheid neurotransmitters wordt beïnvloedt door de productie hiervan in de presynaps, katabolisme (afbraak) en heropname door receptoren in de presynaptische neuron. 2. Blocking agents: deze chemische stoffen voorkomen dat een neurotransmitter een postsynaptische neuron kan stimuleren. 3. Remmende neuronen: remt de prikkeloverdracht tussen de pre- en postsynaptische neuron. 4. Neuronengevoeligheid 5. Aantal receptoren op het postsynaptisch neuron

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dimphyloes. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.48. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

96390 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.48  55x  sold
  • (8)
  Add to cart