College 1:
Hoofdstuk 2: Kostbegrippen
Wat zijn kosten?
- Kosten zijn alle middelen die opgeofferd worden om een goed of dienst te maken. Kosten
horen altijd bij een product, project, klant, activiteit of afdeling (=cost objects).
Directe en indirecte kosten:
- Directe kosten: zijn direct toe te wijzen aan een specifiek cost object.
- Indirecte kosten: zijn niet direct toe te wijzen aan een specifiek cost object.
- Hoe breder de definitie van ‘cost object’, hoe meer directe kosten
- Probleem: Hoeveel zijn dan de indirecte kosten bij één specifiek product?
> Indirecte kosten moeten dus verspreid/verbijzonderd worden over de cost objects (‘cost
allocation’)
Constante kosten en variabele kosten:
- Constante kosten: onafhankelijk van productieomvang / afzet / volume / activiteit
- Variabele kosten: Wel afhankelijk van productieomvang / afzet / volume / activiteit
- Constante kosten zijn wel afhankelijk van gekozen productiecapaciteit (capaciteitskosten)
en zijn dus alleen constant binnen een relevant range.
,Cost drivers:
- Als er een relatie is tussen een activiteit (het fabriceren, het installeren, het ontwerpen, het
testen,…) en de totale kosten
Of
Tussen het volume (= productie) en de totale kosten
> Dan is de activiteit of volume een ‘cost driver’
Soorten economische sectoren:
1. Industriële sector (manufacturing)
2. Handelssector (merchandising)
3. Dienstensector (service)
Fabricagekosten (manufacturing costs):
- Directe materiaalkosten
Prime costs
- Directe arbeidskosten (m.b.t. fabricage)
Conversion costs
- Indirecte fabricagekosten
Waardering voorraaden:
- Nog niet begonnen met produceren? > voorraad (direct) materiaal heeft wel waarde, dus
op balans (direct material inventory)
- Product nog niet klaar? > Heeft wel waarde en kan dus op balans (work-in-process
inventory)
- Product klaar? > Op balans, want het heeft waarde (voorraden = activa/bezit)
> Tegen welke waarde? > Tegen fabricagekosten en dus niet verkoopprijs
> Voorraad eindproduct = finished goods inventory
,Fabricage’’kosten’’:
- Let op: ‘’Fabricagekosten’’ worden ‘’kosten’’ op het moment dat het product verkocht
wordt.
- Tot die tijd zijn het geen ‘’kosten’’
> Kunnen wel ‘’uitgaven’’ zijn, want er is ‘’geinvesteerd’’ > bezit in geld is omgezet in bezit in
voorraden.
- Deze kosten heten ook wel ‘’inventoriable costs’’ (uitgaven die via de balanspost
‘’voorraden’’ kosten worden op moment van verkoop)
- Inventoriable costs worden ook wel costs of goods sold genoemd
- Period costs: kosten die optreden in een periode en niet direct afhankelijk zijn van het
aantal verkochte producten
- ‘’Uitgave’’ = ‘’Çash Expence’’
, Hoe nu de winst uit te rekenen?
Hoofdstuk 2: Kostbegrippen
Wat zijn kosten?
- Kosten zijn alle middelen die opgeofferd worden om een goed of dienst te maken. Kosten
horen altijd bij een product, project, klant, activiteit of afdeling (=cost objects).
Directe en indirecte kosten:
- Directe kosten: zijn direct toe te wijzen aan een specifiek cost object.
- Indirecte kosten: zijn niet direct toe te wijzen aan een specifiek cost object.
- Hoe breder de definitie van ‘cost object’, hoe meer directe kosten
- Probleem: Hoeveel zijn dan de indirecte kosten bij één specifiek product?
> Indirecte kosten moeten dus verspreid/verbijzonderd worden over de cost objects (‘cost
allocation’)
Constante kosten en variabele kosten:
- Constante kosten: onafhankelijk van productieomvang / afzet / volume / activiteit
- Variabele kosten: Wel afhankelijk van productieomvang / afzet / volume / activiteit
- Constante kosten zijn wel afhankelijk van gekozen productiecapaciteit (capaciteitskosten)
en zijn dus alleen constant binnen een relevant range.
,Cost drivers:
- Als er een relatie is tussen een activiteit (het fabriceren, het installeren, het ontwerpen, het
testen,…) en de totale kosten
Of
Tussen het volume (= productie) en de totale kosten
> Dan is de activiteit of volume een ‘cost driver’
Soorten economische sectoren:
1. Industriële sector (manufacturing)
2. Handelssector (merchandising)
3. Dienstensector (service)
Fabricagekosten (manufacturing costs):
- Directe materiaalkosten
Prime costs
- Directe arbeidskosten (m.b.t. fabricage)
Conversion costs
- Indirecte fabricagekosten
Waardering voorraaden:
- Nog niet begonnen met produceren? > voorraad (direct) materiaal heeft wel waarde, dus
op balans (direct material inventory)
- Product nog niet klaar? > Heeft wel waarde en kan dus op balans (work-in-process
inventory)
- Product klaar? > Op balans, want het heeft waarde (voorraden = activa/bezit)
> Tegen welke waarde? > Tegen fabricagekosten en dus niet verkoopprijs
> Voorraad eindproduct = finished goods inventory
,Fabricage’’kosten’’:
- Let op: ‘’Fabricagekosten’’ worden ‘’kosten’’ op het moment dat het product verkocht
wordt.
- Tot die tijd zijn het geen ‘’kosten’’
> Kunnen wel ‘’uitgaven’’ zijn, want er is ‘’geinvesteerd’’ > bezit in geld is omgezet in bezit in
voorraden.
- Deze kosten heten ook wel ‘’inventoriable costs’’ (uitgaven die via de balanspost
‘’voorraden’’ kosten worden op moment van verkoop)
- Inventoriable costs worden ook wel costs of goods sold genoemd
- Period costs: kosten die optreden in een periode en niet direct afhankelijk zijn van het
aantal verkochte producten
- ‘’Uitgave’’ = ‘’Çash Expence’’
, Hoe nu de winst uit te rekenen?