MACHTSVERHOUDINGEN
15.1 CONTEXT: WESTFAALSE STATENSYSTEEM
Begrippen staan uitgelegd (of het verband) en concepten niet met definitie alleen de verbanden
PARADIGMA’S OVER CONFLICT
Conflicten kunnen manifest of latent van aard zijn
Functionalisme: conflict is verstoring van goed werkende samenleving en moet voorkomen worden
Conflict: machtsverschillen > voortdurende strijd om eigen belang te maximaliseren
1) Marx: economische ongelijkheid > onontkoombare omverwerping van het systeem
2) Huntington: culturele/sociale verschillen > belangentegenstelling > conflict
Sociaal constructivisme: wat is de betekenis die actoren aan gedragingen hechten?
Rationele actor: hoe werken mensen met een belangtegenstelling samen?
POLITIEKE CONFLICTEN
Verschillende ideeën over inrichting staat (economie/ongelijkheid/ethiek) > politieke conflicten
15.2 ANALYSE VAN HET STATENSYSTEEM
STATEN
Interne soevereiniteit – staat wordt door bevolking als hoogste gezag geaccepteerd
1) Heerst over een bevolking
2) Beheerst een grondgebied
3) Beschikt over gewelds- en belastingmonopolie
Externe soevereiniteit – andere staten erkennen gezag en bemoeien zich niet met interne zaken
FALENDE STATEN
Een fragiele staat heeft geen interne soevereiniteit
1) De staat kan de interne rechtsorde niet handhaven > anarchie zonder politiek bestuur
2) Belangrijke openbare diensten/collectieve goederen kunnen niet meer geleverd worden
Dekolonisering > fragiele staat > ruimte aan opstandelingen
Meer intrastatelijke conflicten (burgeroorlog), minder interstatelijke conflicten (tussen staten)
GLOBALISERING
Globalisering > grenzen vervagen > conflicten kunnen over de grens gaan (vooral bij fragiele staten)
Globalisering > meer economische macht voor BRICS (Brazilië/Rusland/India/China/Zuid-Afrika)
Macht is relatief: als de ene meer macht krijgt, neemt de macht van de ander (Europa/VS) af