H1: Onderzoek
1.1 Fasen in een onderzoek
Verschillende fases:
1) definitiefase
2) ontwerpfase
3) uitvoeringsfase
4) verwerkingsfase
5) rapportagefase
1.2 Definitiefase
Definitiefase:
- aangeven wat de aanleiding is van het onderzoek
- komen tot de centrale vraag van het onderzoek, dit wordt de onderzoeksvraag
1.3 Ontwerpfase
Ontwerpfase:
- is het uitwerken van de proefopzet bv. een methode kiezen
- inzicht in statistiek kan van pas komen
1.3.1 Basis vormen voor het verkrijgen van gegevens
Onderzoeksgegevens kunnen op verschillende manieren verkregen worden:
1) bronnen/literatuur
2) experimenten
- = zelf de onafhankelijke variabele definiëren om na te gaan wat het effect
hiervan is op de afhankelijke variabele
3) enquêtes
- = zoveel mogelijk info vergaren over allerlei verschillende kenmerken van
vaak omvangrijke onderzoeksonderwerpen
4) gevalstudies
- = je gaat voor een vrij beperkt onderwerp, voor een bepaald ‘geval’ gaan
1.3.2 Populatie, steekproef en steekproefnames
Def. populatie = alles/iedereen die je wil bestuderen.
Def. steekproef = een gedeelte van de populatie dat je bestudeert om iets te zeggen over de
populatie.
1
,Voorwaarde van steekproef is dat het representatief uitgevoerd moet worden:
1) selectie met random getallen
- steekproef uit de populatie gebeurd volledig willekeurig
→ wordt het meest aangeraden omdat het volledig at random gebeurt
2) gestratificeerde steekproef afname
- wordt gestart met het indelen van de populatie in deelgroepen, hierna wordt
op een aselecte manier een steekproef genomen van elke deelgroep
→ organisatie is niet makkelijk omdat er bv. elke dag op verschillende
tijdstippen 3 flesjes genomen moeten worden
3) getrapte steekproef afname
- de populatie wordt in subpopulaties ingedeeld, waarna enkele van deze
subpopulaties lukraak worden uitgekozen en in nog kleinere deelpopulaties
verdeeld enzovoort
4) systematische steekproef afname
- de elementen worden op een systematische manier uit de populatie genomen
→ nadeel is dat bepaalde periodieke variaties niet opgemerkt zullen worden
1.4 Uitvoerings- en verwerkingsfase
Uitvoeringsfase:
- is de proef daadwerkelijk uitvoeren
- weinig statistiek bij nodig
Verwerkingsfase:
- het weergeven en analyseren van gegevens
- veel statistiek bij nodig
1.5 Rapportagefase
Rapportagefase:
- alles wordt gerapporteerd in bv. een verslag of presentatie
- hier wordt al vanaf het begin mee gestart
1.6 Soorten variabele
Variabele op basis van meetniveau:
1) nominaal niveau
- = enkel onderscheid, bv. man/vrouw
2) ordinaal niveau
- = onderscheid + volgorde, bv. heel goed/goed/voldoende/slecht
3) interval niveau
- = onderscheid + volgorde + gelijke verschillen (nulpunt door de mens
gekozen), bv. tijdstippen van de dag
4) rationiveau
- = onderscheid + volgorde + gelijke verschillen + gelijke verhoudingen (nulpunt
is absoluut nulpunt), bv. gewicht of lengte
2
, Variabele op basis van kwalitatief/kwantitatief karakter:
- kwalitatief = eigenschap in woorden omschreven
- kwantitatief = eigenschap met getallen
1) continue kwantitatieve variabele
- = als tussen elk tweetal meetpunten oneindig veel waarden bestaan, bv.
concentratie in mol/L of g/L
2) discrete kwantitatieve variabele
- = als er steeds een sprong moet gemaakt worden tussen 2 waarden, bv.
aantal standaardoplossingen
Variabele bij onderzoek naar relaties tussen variabelen:
1) onafhankelijke variabele
- = variabele die men gebruikt om voorspellingen op te baseren, deze kan door
de onderzoeker gemanipuleerd worden
2) afhankelijke variabele
- = variabele die beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele
- bv. verband tussen concentratie en kookpunt? C is onafhankelijk, Tk is afhankelijk
H2: Beschrijvende statistiek
Def. beschrijvende statistiek = het weergeven en karakteriseren van gegevens.
- dit wordt gedaan met tabellen, grafieken en typische kengetallen
→ beste is eerst een tael en grafische voorstelling, dan combineren met kengetallen
2.1 Weergave van kwalitatieve gegevens
2.1.1 De frequentietabel - algemeen
Def. frequentietabel = een tabel met onderzoeksvariabele in categorieën (= klassen), met
het daarbij behorende aantal waarnemingen (= frequenties).
Andere mogelijkheden naast frequenties (f):
1) relatieve frequenties (rf)
- frequentie / aantal gegevens
2) procentuele frequenties (p)
- rf x 100%
3) cumulatieve frequenties (cf)
- frequentie van de klassen + de frequenties van alle voorgaande klassen
4) cumulatieve relatieve frequenties (crf)
- rf van de klassen vermeerderd met de rf van alle voorgaande klassen
3