Nederlands grammatica formuleringsfouten Check even of dit overeenkomt met
cheatsheet wat jij moet weten voor je toets.
In deze cheatsheet is te vinden: Maar als je deze cheat sheet kent krijg
jij gegarandeerd een voldoende voor
-dubbel op je toets 😊 succes!
-onjuiste verwijswoorden
Onjuist verwijswoord, hoe te herkennen.
Vrouwelijk de-woorden, zij/haar. Vrouwelijke personen of de uitgangen
-heid, nis, ing, st, schap, te, de, ie, ij, iek, theek, tiet, uur. Bv: de discotheek.
Mannelijk de-woorden, hij /zijn. Als het geen vrouw of onzijdige kenmerken heeft is het
mannelijk. Dus REST=MANNELIJK. (de schaap)
Onzijdig Het-woorden (bv: het schaapje), het/zijn. Namen van landen, steden of clubs
+ verkleinwoorden
‘wat’ -overtreffende trap (bv mooiste…)
-onbepaald voornaamwoord (bv iets, niets, (n)iemand, alles, men, ieder(een)).
-terug verwijzingen naar een hele zin
Hun -bezittelijk voornaamwoord: iets in jou bezit
-meewerkend voorwerp zonder voorzetsel: Te vinden door: aan wie/ voor wie..?. hun is nooit
het onderwerp: (wie of wat..?)
hen -lijdend voorwerp. (wie/wat + onderwerp + gezegde?) (Aan hen)
-na een voorzetsel :(….de kast)
Dat - als je verwijst naar een het-woord
Die/deze verwijst naar de- woorden
Dat/dit verwijst naar het- woorden
Wie/waar bij personen= voorzetsel + wie. (aan wie). Bij zaken= waar + voorzetsel (waar op)
Waar het woord naar verwijst moet duidelijk in de tekst staan.
Congruentie= onderwerp en persoonsvorm moet in het zelfde ‘aantal’. Of beide enkelvoud of beide
meervoud.
Dat als-constructie= dat als/dat wanneer mag nooit naast elkaar staan.
Samentrekking= -zelfde grammaticale functie (bv onderwerp)
-zelfde vorm (enkelvoud/meervoud)
-zelfde betekenis
Hoofdzin= onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.
Bijzin= onderwerp en persoonsvorm staan uit elkaar.
Beknopte bijzin= er is geen onderwerp en persoonsvorm. Afgeleid van een gewone bijzin. Het
‘denkbeeldige’ onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als de hoofdzin.
cheatsheet wat jij moet weten voor je toets.
In deze cheatsheet is te vinden: Maar als je deze cheat sheet kent krijg
jij gegarandeerd een voldoende voor
-dubbel op je toets 😊 succes!
-onjuiste verwijswoorden
Onjuist verwijswoord, hoe te herkennen.
Vrouwelijk de-woorden, zij/haar. Vrouwelijke personen of de uitgangen
-heid, nis, ing, st, schap, te, de, ie, ij, iek, theek, tiet, uur. Bv: de discotheek.
Mannelijk de-woorden, hij /zijn. Als het geen vrouw of onzijdige kenmerken heeft is het
mannelijk. Dus REST=MANNELIJK. (de schaap)
Onzijdig Het-woorden (bv: het schaapje), het/zijn. Namen van landen, steden of clubs
+ verkleinwoorden
‘wat’ -overtreffende trap (bv mooiste…)
-onbepaald voornaamwoord (bv iets, niets, (n)iemand, alles, men, ieder(een)).
-terug verwijzingen naar een hele zin
Hun -bezittelijk voornaamwoord: iets in jou bezit
-meewerkend voorwerp zonder voorzetsel: Te vinden door: aan wie/ voor wie..?. hun is nooit
het onderwerp: (wie of wat..?)
hen -lijdend voorwerp. (wie/wat + onderwerp + gezegde?) (Aan hen)
-na een voorzetsel :(….de kast)
Dat - als je verwijst naar een het-woord
Die/deze verwijst naar de- woorden
Dat/dit verwijst naar het- woorden
Wie/waar bij personen= voorzetsel + wie. (aan wie). Bij zaken= waar + voorzetsel (waar op)
Waar het woord naar verwijst moet duidelijk in de tekst staan.
Congruentie= onderwerp en persoonsvorm moet in het zelfde ‘aantal’. Of beide enkelvoud of beide
meervoud.
Dat als-constructie= dat als/dat wanneer mag nooit naast elkaar staan.
Samentrekking= -zelfde grammaticale functie (bv onderwerp)
-zelfde vorm (enkelvoud/meervoud)
-zelfde betekenis
Hoofdzin= onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.
Bijzin= onderwerp en persoonsvorm staan uit elkaar.
Beknopte bijzin= er is geen onderwerp en persoonsvorm. Afgeleid van een gewone bijzin. Het
‘denkbeeldige’ onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als de hoofdzin.