Hoofdstuk 1 de oorsprong van de filosofie
Ken uzelf – Thales van Milete
De wereld is een getal –Pythagoras
Zijn en kennen zijn hetzelfde –Parmenides
Alles vloeit -Herakleitos
Inleiding
Filosofie: filein (houden van) en sophia (Griekse godin van de wijsheid)
Oorsprong:
1) filosofie is zo oud als de mens zelf
Volgens Plato begint filosofie met verwondering
2) filosofie is ontstaan in een bepaalde periode en bepaalde cultuur
-Westerse filosofie
-Oosterse filosofie
--> india: Upanishaden
--> Mahavira
--> Boeddha
--> China: Confucius, Taoisme kende haar bloei
Ontstaan van de Westerse filosofie= de overgang van mythos naar logos
=> nieuwe manier van denken en verklaren dan traditionele eerder mythische verklaringsmodellen.
Natuur wordt uit natuur verklaard.
Vb van mythen in de Westerse cultuur:
- Ilias
- Odysseus
- Zondeval
Omschrijving en indeling van de filosofie
Tussen religie en wetenschap
Wetenschap: bestudeert de objectieve verschijnselen in de natuur
Religie: zoekt naar iets absoluuts
=> Filisofie ligt tussen de religie en wetenschap
Drie grote vragen en domeinen
Volgens Kant (de grote filosoof van de verlichting):
1) wat kan ik weten? (ons denken)
2) Wat moet ik doen? (ons handelen)
3) Wat mag ik hopen? (onze verwachtingen)
=> Wat is de mens?
Volgens Ferry houdt filosofie ons bezig met:
1) kennis: de werkelijkheid. Objectieve feiten
2) ethiek: rechtvaardigheid
3) wijsheid: heil of geluk. De manier waarop we in het leven staan
Het huis van de filosofie
,Onderscheid tussen feiten en waarden
Feiten: ontologie (de leer van het zijn) opdelen in: wereld, bovenwereld en mens
Waarden: opdelen in: goed, waar en schoon
1) ontologische vragen: vragen naar het ‘zijnde’
- kosmologie: oorsprong van de kosmos en natuur (de wereld)
- metafysica: achterliggende principes. -> Theologie: God (de bovenwereld)
- antropologie: houdt zich bezig met de mens. -> Sociologie, Psychologie, Agogiek. (de mens)
2) Vragen naar de ‘drie waarden’
Plato
-waarheid
-> epistemologie of kennisleer: stelt vragen over de waarheid en kennis.
-> logica: ‘wat is geldig redeneren’
-> wetenschapsfilosofie: grondslagen van de kennis van de afzonderlijke wetenschappen
-> taalfilosofie: ontstaan, ontwikkeling, betekenis en functie van de taal
- goedheid en rechtvaardigheid
-> ethiek: onderzoekt het goede
-> sociale en politieke filosofie: samenleving
-> rechtsfilosofie: aard en de oorsprong van recht en haar verhouding tot ethiek.
- schoonheid
-> esthetica: schoonheid en kunst
De voorsocratische natuurfilosofen
Pre-socratische filosofie: de filosofie van voor Socrates
Vragen waren vooral kosmologisch
Thales van Milete
De eerste filosoof want:
1)de eerste die de complexe werkelijkheid terugbracht tot 1 beginsel= archè.
Oorsprong van alles is water.
2) wiskundige stelling
3) de uitspraak ‘ken jezelf’
Anaximander van Milete
Leerling van Thales
Apeiron (het onbepaalde of onbegrensde) is het eerste beginsel waaruit alles voorkomt.
Eerste kosmogonie: hij beschouwde de wereld als een platte schijf, tekende een wereldkaart
Pythagoras
Philosophos: persoon die blijft nadenken tot hij weet
Stelling van Pythagoras
Via getallen en hun onderlinge verhoudingen kan men de wereld vatten en in kaart brengen.
De kosmos was een geordend geheel
Idee van reïncarnatie van de ziel
Parmenides
Het zijn en zegt hierover: ‘het zijn is’
Al het veranderlijke verschijnt uit dit ene Zijn dat onveranderlijk en aan zichzelf gelijk is
De basis van de ontologie
,Herakleitos
De voortdurende wording of verandering
De Duistere: diepe uitspraken
“Je kan nooit tweemaal in dezelfde rivier stappen”, “oorlog is de vader van alles”, “alles vloeit”
Logos= de voortdurende verandering
Vrgelijking met Taoïsme
=> tegenovergestelde van Parmenides
Democritos
Alles is terug te brengen tot ondeelbare deeltjes= atomos
Materialistische visie: de werkelijkheid is terug te voeren tot materiele basiseenheden.
Filosofie binnen het hoger onderwijs
-de kennis en het inzicht helpen in de modellen van anderen om een beeld te vormen van de
grondslagen van het eigen denken, het eigen mens- en wereldbeeld en de eigen waarden en
normen.
- de kennis en dat inzicht zetten aan tot openheid voor andere perspectieven en meningen en
roepen ze op om die andere meningen te begrijpen en te vertolken.
-filosofie biedt ook troost in tijden van moeilijkheden en inspiratie voor een goed en kwaliteitsvol
leven.
- het uiteindelijke doel is om basisvaardigheden over te dragen op het vlak van zelfreflectie,
pluralisme en openheid; burgerschap en praktische wijsheid.
Ken jezelf
Zelfkennis is belangrijk bij het nemen van goede beslissingen
Een aansporing tot zelfreflectie en het inschatten van je eigen persoonlijkheid, kwaliteiten en
gebreken.
, Hoofdstuk 2: Socrates en de sofisten
Ik weet dat ik niets weet –Socrates
Onwetendheid is de bron van alle kwaad –Socrates
Een niet onderzocht leven is niet waard geleefd te worden –Socrates
De mens is de maat –Protagoras
Situering
Nieuw thema: de mens.
Het centrum van de filosofie verplaatste zich naar Athene.
‘Gouden eeuw van Pericles’ : in die periode verschijnen Socrates en de sofisten
De sofisten
Rondtrekkende leraars
Rontrekkende leraarsfilosofen noemden zich sofistès= beoefenaren van wijsheid
Gaven les tegen betaling aan jongere mannen die politieke ambities hadden.
Ze waren erg pragmatisch ingesteld: voor hen moest kennis in eerste plaats nuttig zijn en bruikbaar
voor de praktijk.
Ze richtten zich op:
- grammatica: spreken
- dialectia: argumenteren
- retorica: overtuigen
Er bestaat geen absolute waarheid
Protagoras: de mens is de maat
Protagoras: belangrijkste sofist, materialistisch
‘De mens is de maat van alles’--> relativisme
=>’ de mens is de maat’: de mens zelf bepaalt wat waar, goed en schoon is, en niet een of ander
extern beginsel.
Relativisme: verwijst naar het feit dat elke stelling en uitspraak relatief is en kan of moet gerelateerd
worden aan diegene die ze uitspreekt of stelt.
Agnotische houding: gingen niet in op metafysische vragen.
->‘van de goden weet ik niets, niet dat ze bestaan, noch dat ze niet bestaan’
Sceptische houding: geen absolute zekerheden
-> ‘over elke zaak bestaan er twee opvattingen, die tegenover mekaar staan’
Kritiek van Plato op de sofisten
Sofisterij kreeg een negatieve bijklank
Sofisme is synoniem voor drogreden
Ze kregen het beeld dat sofisten er op uit waren om recht te praten wat krom was, en dat ze macht
belangrijker vonden dan waarheid.
De sofisten hadden ook aantal sterke punten:
-ze waren egalitair
-prille voorlopers van de humanistische stroming: alle mensen zijn gelijkwaardig
-Ze waren tegen slavernij
Ken uzelf – Thales van Milete
De wereld is een getal –Pythagoras
Zijn en kennen zijn hetzelfde –Parmenides
Alles vloeit -Herakleitos
Inleiding
Filosofie: filein (houden van) en sophia (Griekse godin van de wijsheid)
Oorsprong:
1) filosofie is zo oud als de mens zelf
Volgens Plato begint filosofie met verwondering
2) filosofie is ontstaan in een bepaalde periode en bepaalde cultuur
-Westerse filosofie
-Oosterse filosofie
--> india: Upanishaden
--> Mahavira
--> Boeddha
--> China: Confucius, Taoisme kende haar bloei
Ontstaan van de Westerse filosofie= de overgang van mythos naar logos
=> nieuwe manier van denken en verklaren dan traditionele eerder mythische verklaringsmodellen.
Natuur wordt uit natuur verklaard.
Vb van mythen in de Westerse cultuur:
- Ilias
- Odysseus
- Zondeval
Omschrijving en indeling van de filosofie
Tussen religie en wetenschap
Wetenschap: bestudeert de objectieve verschijnselen in de natuur
Religie: zoekt naar iets absoluuts
=> Filisofie ligt tussen de religie en wetenschap
Drie grote vragen en domeinen
Volgens Kant (de grote filosoof van de verlichting):
1) wat kan ik weten? (ons denken)
2) Wat moet ik doen? (ons handelen)
3) Wat mag ik hopen? (onze verwachtingen)
=> Wat is de mens?
Volgens Ferry houdt filosofie ons bezig met:
1) kennis: de werkelijkheid. Objectieve feiten
2) ethiek: rechtvaardigheid
3) wijsheid: heil of geluk. De manier waarop we in het leven staan
Het huis van de filosofie
,Onderscheid tussen feiten en waarden
Feiten: ontologie (de leer van het zijn) opdelen in: wereld, bovenwereld en mens
Waarden: opdelen in: goed, waar en schoon
1) ontologische vragen: vragen naar het ‘zijnde’
- kosmologie: oorsprong van de kosmos en natuur (de wereld)
- metafysica: achterliggende principes. -> Theologie: God (de bovenwereld)
- antropologie: houdt zich bezig met de mens. -> Sociologie, Psychologie, Agogiek. (de mens)
2) Vragen naar de ‘drie waarden’
Plato
-waarheid
-> epistemologie of kennisleer: stelt vragen over de waarheid en kennis.
-> logica: ‘wat is geldig redeneren’
-> wetenschapsfilosofie: grondslagen van de kennis van de afzonderlijke wetenschappen
-> taalfilosofie: ontstaan, ontwikkeling, betekenis en functie van de taal
- goedheid en rechtvaardigheid
-> ethiek: onderzoekt het goede
-> sociale en politieke filosofie: samenleving
-> rechtsfilosofie: aard en de oorsprong van recht en haar verhouding tot ethiek.
- schoonheid
-> esthetica: schoonheid en kunst
De voorsocratische natuurfilosofen
Pre-socratische filosofie: de filosofie van voor Socrates
Vragen waren vooral kosmologisch
Thales van Milete
De eerste filosoof want:
1)de eerste die de complexe werkelijkheid terugbracht tot 1 beginsel= archè.
Oorsprong van alles is water.
2) wiskundige stelling
3) de uitspraak ‘ken jezelf’
Anaximander van Milete
Leerling van Thales
Apeiron (het onbepaalde of onbegrensde) is het eerste beginsel waaruit alles voorkomt.
Eerste kosmogonie: hij beschouwde de wereld als een platte schijf, tekende een wereldkaart
Pythagoras
Philosophos: persoon die blijft nadenken tot hij weet
Stelling van Pythagoras
Via getallen en hun onderlinge verhoudingen kan men de wereld vatten en in kaart brengen.
De kosmos was een geordend geheel
Idee van reïncarnatie van de ziel
Parmenides
Het zijn en zegt hierover: ‘het zijn is’
Al het veranderlijke verschijnt uit dit ene Zijn dat onveranderlijk en aan zichzelf gelijk is
De basis van de ontologie
,Herakleitos
De voortdurende wording of verandering
De Duistere: diepe uitspraken
“Je kan nooit tweemaal in dezelfde rivier stappen”, “oorlog is de vader van alles”, “alles vloeit”
Logos= de voortdurende verandering
Vrgelijking met Taoïsme
=> tegenovergestelde van Parmenides
Democritos
Alles is terug te brengen tot ondeelbare deeltjes= atomos
Materialistische visie: de werkelijkheid is terug te voeren tot materiele basiseenheden.
Filosofie binnen het hoger onderwijs
-de kennis en het inzicht helpen in de modellen van anderen om een beeld te vormen van de
grondslagen van het eigen denken, het eigen mens- en wereldbeeld en de eigen waarden en
normen.
- de kennis en dat inzicht zetten aan tot openheid voor andere perspectieven en meningen en
roepen ze op om die andere meningen te begrijpen en te vertolken.
-filosofie biedt ook troost in tijden van moeilijkheden en inspiratie voor een goed en kwaliteitsvol
leven.
- het uiteindelijke doel is om basisvaardigheden over te dragen op het vlak van zelfreflectie,
pluralisme en openheid; burgerschap en praktische wijsheid.
Ken jezelf
Zelfkennis is belangrijk bij het nemen van goede beslissingen
Een aansporing tot zelfreflectie en het inschatten van je eigen persoonlijkheid, kwaliteiten en
gebreken.
, Hoofdstuk 2: Socrates en de sofisten
Ik weet dat ik niets weet –Socrates
Onwetendheid is de bron van alle kwaad –Socrates
Een niet onderzocht leven is niet waard geleefd te worden –Socrates
De mens is de maat –Protagoras
Situering
Nieuw thema: de mens.
Het centrum van de filosofie verplaatste zich naar Athene.
‘Gouden eeuw van Pericles’ : in die periode verschijnen Socrates en de sofisten
De sofisten
Rondtrekkende leraars
Rontrekkende leraarsfilosofen noemden zich sofistès= beoefenaren van wijsheid
Gaven les tegen betaling aan jongere mannen die politieke ambities hadden.
Ze waren erg pragmatisch ingesteld: voor hen moest kennis in eerste plaats nuttig zijn en bruikbaar
voor de praktijk.
Ze richtten zich op:
- grammatica: spreken
- dialectia: argumenteren
- retorica: overtuigen
Er bestaat geen absolute waarheid
Protagoras: de mens is de maat
Protagoras: belangrijkste sofist, materialistisch
‘De mens is de maat van alles’--> relativisme
=>’ de mens is de maat’: de mens zelf bepaalt wat waar, goed en schoon is, en niet een of ander
extern beginsel.
Relativisme: verwijst naar het feit dat elke stelling en uitspraak relatief is en kan of moet gerelateerd
worden aan diegene die ze uitspreekt of stelt.
Agnotische houding: gingen niet in op metafysische vragen.
->‘van de goden weet ik niets, niet dat ze bestaan, noch dat ze niet bestaan’
Sceptische houding: geen absolute zekerheden
-> ‘over elke zaak bestaan er twee opvattingen, die tegenover mekaar staan’
Kritiek van Plato op de sofisten
Sofisterij kreeg een negatieve bijklank
Sofisme is synoniem voor drogreden
Ze kregen het beeld dat sofisten er op uit waren om recht te praten wat krom was, en dat ze macht
belangrijker vonden dan waarheid.
De sofisten hadden ook aantal sterke punten:
-ze waren egalitair
-prille voorlopers van de humanistische stroming: alle mensen zijn gelijkwaardig
-Ze waren tegen slavernij