Hoofdstuk 13 Inkomens en groei
Paragraaf 1
Productiefactoren (= productiemiddelen)
- arbeid, als het menselijk handelen bij productie ook vrijwillig
- kapitaal, geldkapitaal en kapitaalgoederen
- natuur, grond, pacht aan eigenaar grond
- ondernemersactiviteit, combinatie van bovenstaande dingen
arbeid+kapitaal+natuur+ondernemersactiviteit= productieproces → producten
Intermediair gebruik/onderlinge leveringen: producten en diensten ingekocht om
te gebruiken voor eigen productie.
Toegevoegde waarde: de waardevermeerdering van producten die bij andere
ondernemingen zijn ingekocht. omzet- intermediair gebruik.
Afschrijvingen zijn voor vervangingsinvesteringen, hiermee leg je iedere keer geld
weg voor een toekomstige investering in plaats van dat je ineens een grote som geld
kwijt bent.
Netto productie
omzet €35.000.000,-
intermediair verbruik €15.000.000,- -
Bruto toegevoegde waarde €20.000.000,-
Afschrijvingen € 1.500.000,-
Netto toegevoegde waarde/netto productie €18.500.000,-
Bruto binnenlands product (BBP): objectief → toegevoegde waarde
omzetten ondernemingen €1.327 miljard
intermediair verbruik € 696 miljard -
bruto toegevoegde waarde ondernemingen € 631 miljard
bruto toegevoegde waarde overheid € 61 miljard -
(ambtenarensalarissen)
bruto binnenlands product € 692 miljard
afschrijvingen € 114 miljard -
netto binnenlands product € 578 miljard
Elementen belangrijk in prijzen:
, - indirecte belastingen (kostprijsverhogende prijzen): zorgen voor een verhoging
van de verkoopprijs → btw/accijns.
- subsidies (kostprijsverlagende subsidies): zorgen voor een verlaging van de
verkoopprijs.
Factorkosten: kosten die een onderneming maakt voor de productiefactoren.
(productie exclusief indirecte belastingen + subsidies)
Bruto binnenlands product (BBP): subjectief → inkomens
arbeidsloon door ondernemingen betaald € 283 miljard
ambtenarensalarissen (toegevoegde waarde € 61 miljard
overheid)
overig inkomen (interest, pacht, winst) € 162 miljard +
netto binnenlands product tegen factorkosten € 506 miljard
afschrijvingen € 114 miljard +
BBP tegen factorkosten € 620 miljard
indirecte belastingen - subsidies € 72 miljard +
BBP tegen marktprijzen € 692 miljard
Marktprijzen: de productie inclusief indirecte belastingen en subsidies (de prijs op
de markt).
Bruto binnenlands product: via de bestedingen
Finale bestedingen: alle aankopen exclusief het intermediair verbruik.
4 soorten finale bestedingen
- C consumptieve bestedingen: bestedingen die huishoudens doen. Niet
alleen boodschappen, maar ook verzekeringen etc.
- I investeringen van ondernemingen: aankoop van gebouwen, machines,
computers en transportmiddelen. Netto investeringen, als je de totale
investeringen bedoeld, dus inclusief vervangingsinvesteringen, dan heb je het
over de bruto-investeringen.
- O overheidsbestedingen: consumptie en investeringen van overheid.
ambtenarensalarissen: overheidsconsumptie
materiële overheidsconsumptie: energie, computerbenodigdheden,
kantoorbenodigdheden (hoort bij overheidsconsumptie).
overheidsinvesteringen: gebouwen, wegen, dijken.
(overheidsconsumptie + overheidsinvesteringen)
- E/M handelscontacten met het buitenland: export: E import: M
netto-export= E-M
Totale bestedingen: C+I+O+E-M