, A Samenvatten
1. Vat het verhaal samen in 500-1000 woorden. Je mag gebruik maken van
bronnen en die zelfs deels overschrijven. In dat geval vermeld je de bron(nen)
en verbeter eventuele onjuistheden.
B Leesverslag
2. Leg uit wie de hoofdpersoon is en wie belangrijke bijfiguren zijn en geeft een
korte beschrijving. Besteed daarin niet alleen aandacht aan hun leeftijd,
geslacht en de omstandigheden waarin zij leven, maar ook aan hun
karaktereigenschappen.
3. Gebruik het conflictmodel om uit te leggen welk(e) proble(e)m(en) de
hoofdpersoon worstelt. Woorden die je in je antwoord kunt gebruiken zijn:
evenwicht, conflict, ontwikkeling, oplossing.
4. Vanuit welk perspectief is het verhaal geschreven? En wat is het effect
daarvan op de lezer? Woorden die je in je antwoord kunt gebruiken zijn: ik-
perspectief, personaal perspectief, perspectief van de alwetende verteller,
onbetrouwbaar perspectief.
5. Beschrijf de setting(tijd, plaats en omstandigheden;PTO) waarin het verhaal
zich afspeelt zo nauwkeurig mogelijk.
6. Wat kun je zeggen over de functie van de ruimte waarin het verhaal (of delen
daarvan) zich afspeelt?
7. Wordt het verhaal chronologisch verteld? Leg uit. Wat is het effect daarvan op
de lezer? Woorden die je in je antwoord kunt gebruiken zijn:
vertelheden,flashback, vooruitwijzingen, dreiging, spanning.
8. Wat is de belangrijkste open plek in het verhaal?
9. Welke motieven komen in het verhaal voor? En welke betekenis hebben deze
motieven? Als je het moeilijk vindt om deze vraag te beantwoorden, kun je
bronnen raadplegen. Vermeld in dat geval de bron(nen). Schrijf nooit bronnen
klakkeloos over. Woorden die je in je antwoord kunt gebruiken zijn:
verhaalmotief, concreet motief, abstract motief.
10. Omschrijf de stijl van de schrijver aan de hand van enkele voorbeelden.
11. Heb je het idee dat je door het maken van deze opdracht de belangrijkste
elementen van je boek hebt onderzocht? Of zijn er belangrijke elementen
buiten beschouwing gebleven? Leg je antwoord uit.
12. Lees je antwoorden op vraag 1 tot en met 10 nog eens door. Je zou nu een
beeld moeten hebben van wat belangrijke elementen van het verhaal zijn.
Wat kun je nu zeggen over de thematiek van het verhaal?
C Beleving
13. Wat heb je door je boek en /of deze opdracht geleerd over jezelf, het leven
en/of de wereld?
14. Wat heb je door je boek en/of deze opdracht geleerd over literatuur? Leg uit.
1