NEONATALE ADAPTATIE
1. FACTOREN VAN DE BARING
Met voldoende kennis en inzicht in deze factoren kan je als
vroedvrouw inspelen op problemen die zich kunnen voordoen
en/of arbeid en/ of bevalling kunnen vertragen.
1.1 HET BARINGSKANAAL
• Het beenderige baringskanaal:
= beschikbare ruimte voor doorgang foetus
= gevormd door wande kleine bekken
- bekkeningang
- bekkenholte
- bekkenuitgang
• Weke baringskanaal:
= uittrekbaar in functie van doorgang foetus
= OUS, cervix, vagina, bekkenbodemspieren en perineum
BEENDERIGE BEKKKEN
het bekken is in 2 verdeeld door => linea
innominata of linea terminalis
4 bekkenverbindingen
- symfyse
- articulatio sacro- iliacaal (2)
- articulatio sacrococcygea
Het belang is om de bekken flexibel te
maken (beschikbare ruimte vergroten/
baringshoudingen)
Door progesteron en relaxine => bepaalde
plaatsen licht flexibel maken
46
, Ligamenten (of fascia)
- geven stevigheid aan het bekken
- verweking door progesterone en relaxine tijdens de zwangerschap
meer bewegelijkheid van het bekken
betere doorgang caput doorheen het bekken
Bekkeningang (BI)
= bovenste kleine bekken
meer ovale vorm door vooruitstekend promotorium
iets grotere dwarse diameter dan voor achterwaartse
bekkenuitgang (BU)
= ondergrens van het kleine bekken
- Grotere voor achterwaartse diameter dan dwarse
- Laagste niveau waar foetus omgeven is met beenderen
Als het hoofdje aan de bekkenuitgang zit dan kan je het ook zien zitten
Bekkenholte (BH)
= ruimte tussen Bi en BU
- Let op: afstand spinae!
- Maakt kromming (bekkenas)
- +/- ronde vorm
- Scharnierpunt voor inwendige spildraai
- Ligging colon, rectum en blaas
Blaas moet altijd leeg zijn!!
een vol rectum kan het ook belemmeren en de arbeid kan ook beginnen met
diarree
Bekkenas
= middelpunten van alle voor achterwaartse diameters
= richting waarin foetus zich voortbeweegt en beschrijft
een boog om de symfyse
47