Perspectieven op bewegen Maaike van Berkel
Hoofdstuk 1: Kijk op bewegingsonderwijs 3
1.1. Waarom bewegingsonderwijs 3
1.2. Doelstelling bewegingsonderwijs 3
1.3. Didactiek is voor leerkrachten 4
1.4. Organiseren, optimaliseren, ontplooien 4
1.5. Voorbereiden 4
1.5.1 Lesinhoud 4
1.5.2. Beginsituatie 5
1.5.3 AARDE als voorbereiding 5
1.6. Begeleiden 6
1.6.1. Informatie verzamelen 6
1.6.2. Leerhulp geven 6
1.6.3. Lesgeefstijlen variëren 6
1.6.4. Inbreng kinderen vergroten 6
1.7. Evalueren 6
Hoofdstuk 2: Organiseren van bewegingssituaties 8
2.1. Algemene organisatorische aspecten 8
2.1.1. Randvoorwaarden 8
2.1.2. Organisatievormen 8
2.1.3. Helpen organiseren 9
2.2. Organiseren van een groepjesles 9
2.2.1. Starten van de les 9
2.2.2. Aanbieden en groeperen 10
2.2.3. Op gang houden van de les 11
2.2.4. Einde van de les 12
2.3. Organiseren binnen één bewegingssituatie 13
2.3.1. Functies binnen een beweegsituatie 13
2.3.2. Activiteit starten 13
2.3.3. Verschillende functies uitvoeren 13
2.3.4. Onderbrekingen verhelpen 15
2.3.5. Functies wisselen 15
2.3.6. Situatie beëindigen 15
2.4. Leren organiseren 15
1
,Hoofdstuk 3: Optimaliseren van bewegingsactiviteiten 16
3.1. Het ordenen van bewegingsactiviteiten 16
3.1.1. Bewegingsproblemen, bewegingsthema’s en leerlijnen 16
3.1.2. Samenhang tussen leerlijnen 16
3.1.3. Samenhang tussen bewegingsthema’s 16
3.1.4. Zwaaien verder uitgewerkt 16
3.2. Beter leren bewegen 17
3.2.1. Bewegingsdoelen 17
3.2.2. Hoe leren kinderen beter bewegen? 17
3.2.3. Concentrisch leerproces 17
3.2.4. Voorwaarden voor leren 17
3.2.5. Tempo van leren verschilt 18
3.3. Niveauduidingen 18
3.3.1. Vier niveaus 18
3.3.2. Zorgniveau 18
3.3.3. Het belang van niveauduidingen 18
3.4. Hoe kun je kinderen helpen 19
3.4.1. Wat betekent het begeleiden van kinderen? 19
3.4.2. Observatieprocedure 19
3.4.3. Vormen van leerhulp 19
3.4.5. Kinderen geven elkaar leerhulp 20
3.5. Evalueren 20
3.5.1. Deelname aan activiteiten 20
3.5.2. Vervolgaanbod 21
3.5.3. Eigen inbreng 21
3.5.4. Notatiesysteem 21
Hoofdstuk 4: ontplooien van een bewegingsperspectief 22
4.1. ‘Leer-kracht’ van kinderen 22
4.1.1. Het gymtasje 22
4.1.2. Bewegingsperspectief 22
4.1.3. Zelf ‘leer-kracht’ gewaarworden 23
4.2. Inzicht krijgen in bewegingsperspectief 23
4.2.1. Observeren van bewegingsperspectief 23
4.2.2. Gesprek voeren 24
4.2.3. Participeren 24
4.3. Analyseren van verzamelde gegevens 24
4.3.1. Conclusies over ‘gymtas’ en de ‘leer-kracht’ 24
4.3.2. Conclusies over bewegingsperspectief 24
4.3.3. Belemmeringen 24
4.4. Begeleiden van bewegingsperspectief 24
2
, Hoofdstuk 1: Kijk op bewegingsonderwijs
1.1. Waarom bewegingsonderwijs
Het kunnen meedoen aan bewegingsactiviteiten geeft kinderen de mogelijkheid met andere
kinderen te spelen en zich te ontwikkelen op allerlei terreinen buiten het bewegen.
Bewegen = fundamenteel
Eerste leerervaringen zijn bewegend van aard.
De basis voor alle ontwikkeling is spelen met andere kinderen.
Kinderen verwerven op school een brede handelingsbekwaamheid.
= ze krijgen een breed spectrum aan bewegingsactiviteiten aangeboden.
In het onderwijs maak je keuzes ten aanzien van bewegingsactiviteiten die je aanbiedt.
→ Kerndoelen
Kinderen moet in school ook leren activiteiten zelfstandig te spelen.
Bewegingsactiviteiten blijven belangrijk ook op latere leeftijd. Vanuit deze activiteiten
terugredenerend kom je voor kinderen van 4 tot 12 jaar tot bepaalde passende activiteiten.
→ activiteiten uit de bewegingscultuur van volwassenen spelen ook een rol bij het programma in
het primair onderwijs.
Bewegen is belangrijk voor lichamelijke ontwikkeling en gezondheid. Lessen bewegingsonderwijs
leveren een indirecte bijdrage hieraan, namelijk als het kinderen stimuleert ook buiten schooltijd
te bewegen.
1.2. Doelstelling bewegingsonderwijs
Drie doelstellingen:
1. leren deelnemen aan bewegingsactiviteiten
2. leren met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties
3. leren op eigen wijze met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties
Criteria voor nieuw aanbod:
- activiteit waarin kinderen gedurende langere tijd zich bewegend kunnen ontwikkelen
- activiteit die voor ieder kind toegankelijk is
- activiteit die bepaalde groepen kinderen alleen via het onderwijs leren
In het onderwijs heb je te maken met grote onderlinge verschillen qua niveau en interesse
→ veranderingen t.o.v. regels en arrangementen zijn noodzakelijk
→ iedereen een uitdagende bewegingssituatie aanbieden
Om te leren op eigen wijze met anderen aan bewegingssituaties deel te nemen, moeten kinderen
leren omgaan met verschillen in vaardigheden.
3
Hoofdstuk 1: Kijk op bewegingsonderwijs 3
1.1. Waarom bewegingsonderwijs 3
1.2. Doelstelling bewegingsonderwijs 3
1.3. Didactiek is voor leerkrachten 4
1.4. Organiseren, optimaliseren, ontplooien 4
1.5. Voorbereiden 4
1.5.1 Lesinhoud 4
1.5.2. Beginsituatie 5
1.5.3 AARDE als voorbereiding 5
1.6. Begeleiden 6
1.6.1. Informatie verzamelen 6
1.6.2. Leerhulp geven 6
1.6.3. Lesgeefstijlen variëren 6
1.6.4. Inbreng kinderen vergroten 6
1.7. Evalueren 6
Hoofdstuk 2: Organiseren van bewegingssituaties 8
2.1. Algemene organisatorische aspecten 8
2.1.1. Randvoorwaarden 8
2.1.2. Organisatievormen 8
2.1.3. Helpen organiseren 9
2.2. Organiseren van een groepjesles 9
2.2.1. Starten van de les 9
2.2.2. Aanbieden en groeperen 10
2.2.3. Op gang houden van de les 11
2.2.4. Einde van de les 12
2.3. Organiseren binnen één bewegingssituatie 13
2.3.1. Functies binnen een beweegsituatie 13
2.3.2. Activiteit starten 13
2.3.3. Verschillende functies uitvoeren 13
2.3.4. Onderbrekingen verhelpen 15
2.3.5. Functies wisselen 15
2.3.6. Situatie beëindigen 15
2.4. Leren organiseren 15
1
,Hoofdstuk 3: Optimaliseren van bewegingsactiviteiten 16
3.1. Het ordenen van bewegingsactiviteiten 16
3.1.1. Bewegingsproblemen, bewegingsthema’s en leerlijnen 16
3.1.2. Samenhang tussen leerlijnen 16
3.1.3. Samenhang tussen bewegingsthema’s 16
3.1.4. Zwaaien verder uitgewerkt 16
3.2. Beter leren bewegen 17
3.2.1. Bewegingsdoelen 17
3.2.2. Hoe leren kinderen beter bewegen? 17
3.2.3. Concentrisch leerproces 17
3.2.4. Voorwaarden voor leren 17
3.2.5. Tempo van leren verschilt 18
3.3. Niveauduidingen 18
3.3.1. Vier niveaus 18
3.3.2. Zorgniveau 18
3.3.3. Het belang van niveauduidingen 18
3.4. Hoe kun je kinderen helpen 19
3.4.1. Wat betekent het begeleiden van kinderen? 19
3.4.2. Observatieprocedure 19
3.4.3. Vormen van leerhulp 19
3.4.5. Kinderen geven elkaar leerhulp 20
3.5. Evalueren 20
3.5.1. Deelname aan activiteiten 20
3.5.2. Vervolgaanbod 21
3.5.3. Eigen inbreng 21
3.5.4. Notatiesysteem 21
Hoofdstuk 4: ontplooien van een bewegingsperspectief 22
4.1. ‘Leer-kracht’ van kinderen 22
4.1.1. Het gymtasje 22
4.1.2. Bewegingsperspectief 22
4.1.3. Zelf ‘leer-kracht’ gewaarworden 23
4.2. Inzicht krijgen in bewegingsperspectief 23
4.2.1. Observeren van bewegingsperspectief 23
4.2.2. Gesprek voeren 24
4.2.3. Participeren 24
4.3. Analyseren van verzamelde gegevens 24
4.3.1. Conclusies over ‘gymtas’ en de ‘leer-kracht’ 24
4.3.2. Conclusies over bewegingsperspectief 24
4.3.3. Belemmeringen 24
4.4. Begeleiden van bewegingsperspectief 24
2
, Hoofdstuk 1: Kijk op bewegingsonderwijs
1.1. Waarom bewegingsonderwijs
Het kunnen meedoen aan bewegingsactiviteiten geeft kinderen de mogelijkheid met andere
kinderen te spelen en zich te ontwikkelen op allerlei terreinen buiten het bewegen.
Bewegen = fundamenteel
Eerste leerervaringen zijn bewegend van aard.
De basis voor alle ontwikkeling is spelen met andere kinderen.
Kinderen verwerven op school een brede handelingsbekwaamheid.
= ze krijgen een breed spectrum aan bewegingsactiviteiten aangeboden.
In het onderwijs maak je keuzes ten aanzien van bewegingsactiviteiten die je aanbiedt.
→ Kerndoelen
Kinderen moet in school ook leren activiteiten zelfstandig te spelen.
Bewegingsactiviteiten blijven belangrijk ook op latere leeftijd. Vanuit deze activiteiten
terugredenerend kom je voor kinderen van 4 tot 12 jaar tot bepaalde passende activiteiten.
→ activiteiten uit de bewegingscultuur van volwassenen spelen ook een rol bij het programma in
het primair onderwijs.
Bewegen is belangrijk voor lichamelijke ontwikkeling en gezondheid. Lessen bewegingsonderwijs
leveren een indirecte bijdrage hieraan, namelijk als het kinderen stimuleert ook buiten schooltijd
te bewegen.
1.2. Doelstelling bewegingsonderwijs
Drie doelstellingen:
1. leren deelnemen aan bewegingsactiviteiten
2. leren met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties
3. leren op eigen wijze met anderen deel te nemen aan bewegingssituaties
Criteria voor nieuw aanbod:
- activiteit waarin kinderen gedurende langere tijd zich bewegend kunnen ontwikkelen
- activiteit die voor ieder kind toegankelijk is
- activiteit die bepaalde groepen kinderen alleen via het onderwijs leren
In het onderwijs heb je te maken met grote onderlinge verschillen qua niveau en interesse
→ veranderingen t.o.v. regels en arrangementen zijn noodzakelijk
→ iedereen een uitdagende bewegingssituatie aanbieden
Om te leren op eigen wijze met anderen aan bewegingssituaties deel te nemen, moeten kinderen
leren omgaan met verschillen in vaardigheden.
3