Macro-economie is de studie van de prestaties van nationale economieën en het beleid
dat regeringen gebruiken om die prestaties te verbeteren.
Great depression in 1929-1932 onthulde een grote kloof in het begrip van hoe economie
werkt.
Micro-economie: Gedrag van individuele economische entiteiten en specifieke markten.
Macro-economie:
● Bird’s eye view (Vogelperspectief): bestudeer het 'grote geheel' (‘the big picture).
● Maakt gebruik van aggregatie: het optellen van individuele economische variabelen
tot totalen voor de hele economie.
● Voorbeeld: tel de consumentenuitgaven bij elkaar op voor alle goederen en diensten
en alle huishoudens.
We gaan het met macro economie hebben over:
● Short-term fluctuations (recessions and expansions)
● Causes & cures of inflations/deflation
● Economic interdependence among nations
● Economic growth and improved living standards over the long run
● Causes & cures of unemployment
Short-term fluctuations:
● Economieën groeien niet altijd gestaag (steadily)
● Vertragingen worden recessions (recessies) genoemd
● Periodes van snelle groei worden expansions (expansie) genoemd
● Afwisselende recessie en expansie worden business cycles (conjunctuurcycli)
genoemd
● Tijdens een recessie daalt het inkomen, stijgt de werkloosheid en neemt de
inflatie meestal af.
Macro-economen stellen hierbij twee vragen:
● Wat is de oorzaak van de short-term fluctuations?
● Wat kan macro-economisch beleid doen om de duur en omvang te matigen.
(Stabilization Policies (Stabilisatie Beleid)).
Inflation:
● Snelheid waarmee prijzen in het algemeen in de loop van de tijd stijgen.
● We gaan deze week in detail bestuderen hoe de inflatie wordt gemeten.
De vragen die hierbij gesteld worden zijn:
● Wat is de oorzaak van inflatie (/deflatie)?
● Wat zijn de kosten van inflatie (/deflatie)?
● (Wat is een) passend beleid om prijsstabiliteit te bereiken?
,Interdependence among nations:
● Veel aspecten van onderlinge afhankelijkheid
● Europese integratie, gemeenschappelijke munt
● Overschotten en tekorten op de lopende rekening (voorbeeld: Griekenland)
In deze twee weken kijken we naar:
● Wisselkoersen (Exchange rates)
● Kapitaalstromen (Capital flows)
● Onderlinge afhankelijkheid in stabilisatiebeleid (Interdependence in stabilization
policies)
Economic Growth:
De huidige levensstandaard in Europa is het resultaat van jarenlange economische groei.
De vragen hierbij zijn:
● Hoe kunnen we economische groei en stijgende levensstandaard verklaren?
● Waarom groeien sommige landen sneller dan andere?
Deze course:
● Kijk naar metingen van economische groei
● We zullen geen tijd hebben om in te gaan op theoretisch en empirisch onderzoek
naar bovenstaande vragen
Causes & cures of unemployment:
Werkloosheidspercentage: Percentage van de beroepsbevolking dat graag zou willen
werken, maar geen werk kan vinden.
Belangrijke vragen hierbij zijn:
● Wat zijn de oorzaken van werkloosheid en waarom stijgt deze zo sterk tijdens
recessies?
● Beleid om werkloosheid aan te pakken?
Deze course:
● Stabilisatiebeleid heeft ook gevolgen voor de werkloosheid
● Geen tijd om naar de werkloosheid op middellange termijn te kijken (bijv.
Arbeidsmarkthervormingen)
, L5.2 - Measuring Economic Activity: Gross Domestic Product
Measurements in Macroeconomics (Meting in macro-economie):
● Volgende twee hoofdstukken:
- Dit hoofdstuk: Meting van het BBP (measurement of GDP)
- Volgend hoofdstuk: Meting van inflatie (measurement of inflation)
● Meting niet helemaal eenvoudig/vanzelfsprekend.
● Belangrijk voor economen om de sterke punten en beperkingen van economische
gegevens te begrijpen.
● Noodzakelijke achtergrond voor theoretische en empirische analyse.
Measurement of GDP (BBP):
● Ontwikkeld tijdens de Tweede Wereldoorlog
● Simon Kuznets (VS) en Richard Stone (VK)
● Uitgebreid systeem om de output van goederen en diensten te meten.
● Nationale inkomens boekhouding (National income accounting)
Definition of GDP (BBP):
Gross Domestic Product (GDP):
Het BBP is de marktwaarde van de eindproducten en diensten die in een bepaalde periode
in een land worden geproduceerd.
Er komen hier meerdere begrippen naar voren.
Market Value (Marktwaarde):
● De moderne economie produceert veel goederen en diensten, van vliegtuigen tot
kapsels
● Macro-economie wil een maatstaf voor de totale output
→ Maar je kunt de hoeveelheden vliegtuigen en haircuts niet optellen…
Aanpak: Tel de marktwaarden op;
(4 appels * € 0,25 / appel) + (6 bananen * € 0,50 / banaan) + (3 paar schoenen * € 20 / paar
schoenen) = € 64,00
Beperking: Niet alle economisch waardevolle goederen en diensten worden op markten
verkocht (Voorbeeld: onbetaald werk in huishoudens).
Final Goods & Services (Eindproducten en diensten):
Final good or service: Wordt verbruikt door de uiteindelijke gebruiker.
Intermediate good or service (Tussenproduct of dienst): Opgebruikt bij de productie van
een eindproduct of dienst
● Voorbeeld: Graan → bloem → brood
Capital good (Kapitaalgoed): Goed met een lange levensduur, dat wordt gebruikt om
andere goederen en diensten te produceren (bijv. machines voor fabriek)
Kapitaalgoederen worden geclassificeerd als eindproducten.