Samenvatting understanding nutrition
Hoofdstuk 6
Eiwtten zijn opgebouwd uit aminozuren. Een aminzuur staat uit een
centrale carbon atoom(c) met een waterstofatoom (h) en een aminogroep
(nh2) en een zuurgroep(cooh) en een restgroep die kan betaan uit een
koolstof of waterstofgroep.
Meer dan de helft van de aminozuren is niet essentieel dit betekend dat
het lichaam ze zelf kan aanmaken. Voeding levert deze aminozuren
meestal al maar dit id dus niet essentieel. Het lichaam gebruikt stikstof
voor de aminogroep en stukjes van koolhydraten of vet voor de rest van
de structuur. Essentiele aminozuren zijn aminozuren die het lichaam niet
zelf kan maken. Dit zijn er 9 die moeten gegeten worden.
Soms word een niet essentieel aminozuur essentieel door speciale
omstandigheden. Dit word dan een semi-essentieel aminozuur.
Essentieel Niet essentieel
Histidine Alanine
Isoleucine Arginine
Leucine Asparagine
Lysine Aspartic acid
Methionine Cysteine
Phenylaline Glutamic acid
Threonine Glutamine
Tryptophan Glycine
Valine Proline
Serine
tyrosine
Condensatie reacties zorgen voor verbinding van de aminozuren. 2
aminozuren zijn verbonden door een dipeptide verbinding en 3 door een
tripeptideverbinding bij meer verbindingen word het een
polypeptideverbinding.
Een koolhydraat bestaat altijd uit dezelfde delen dit is niet zo bij een eiwit
daar bestaan 20 verschillende aminozuren. Denaturatie van eiwitten wil
zeggen dat de aminozuurketens ontrollen en ze hun vorm verliezen en ze
verliezen hun functie. Voorbij een bepaald punt is de denaturatie
onomkeerbaar. Denaturatie is bij het koken van een ei bijv. Dit is een
proces wat niet omkeerbaar is.
Eiwitten in voeding worden niet meteen lichaamseiwitten. Van de
opgenomen aminozuren maakt het lichaam zijn eigen lichaamseiwit. De
eiwitten die het lichaam binnenkomen komen binnen als polypeptiden dan
worden ze tot tripeptiden en dipeptiden en kunnen ze worden opgenomen
als aminozuren.
In de maag word een gedeelte van de eiwitten afgebroken. Het zuur van
de maag zorgt voor denaturatie van het eiwit. Zodat de enzymen de
bindingen tussen de aminozuren van buiten naar binnen kunnen losmaken
dit gebeurd door pepsine. Het zoutzuur uit de maag zorg ervoor dat de
inactieve stof pepsinogeen word omgezet in pepsine. Dan worden de
,eiwitten in de dunne darm nog verder verteerd door de sappen uit de
alvleesklier hierdoor worden de eiwitten ook kleine ketens. Dan kunnen de
aminozuren worden opgenomen door de darmwand.
Het menselijk lichaam heeft 20000 tot 25000 gene dat staat voor
honderdduizend eiwitten. Wanneer het lichaam groeit, zich repareert of
weefsel vervangt eiwit is hierbij altijd betrokken. Ze zijn daar om te
vergemakkelijken of om het te regelen of om een deel te zijn van de
structuur. Eiwitten zijn de bouwstenen van spieren, bloed, en de huid en
een belangrijk component in al de lichaamscellen. Voor een bot of een
tand er is altijd een matrix nodig van collageen die dan opgevuld kan
worden met ander materiaal. Ook zijn eiwitten nodig om dode of
beschadigde cellen op te ruimen. Een huidcel overleeft maar 30 dagen. Er
groeit dan een met eiwit gemaakte nieuwe cel onder en duwt de ander
weg. Sommige eiwitten zijn in gebruik als enzymen. Door enzymen
worden niet alleen dingen afgebroken maak onder invloed van enzymen
worden er ook nieuwe dingen gemaakt zoals bot. Of ze veranderen bijv.
Een aminozuur in glucose. Als iets afgebroken word noem je dan een
kataboolsysteem bij het aanmaken van dingen is dit een anaboolsysteem.
In het lichaam zijn veel hormonen dit zijn messengers van moleculen en
sommige hormonen zijn eiwitten. Eiwitten helpen mee om de balans van
lichaamsvloeistof te behouden. Eiwitten bevinden zich in de cellen en in
het plasma. Grote eiwitten kunnen de wanden van de bloedvaten heen.
Om een cel te maken heeft het lichaam alle essentiële aminozuren nodig.
De lever kan de niet essentiële aminozuren aanmaken. Wanneer er 1
essentieel aminozuur ontbreekt noemen we dit een limiterend aminozuur.
Een hoge kwaliteit eiwit bevat alle essentiële aminozuren. Deze zijn
meestal afkomstig uit dierlijkeiwit. De verteerbaarheid van dierlijke
eiwitten is 90-99% en van plantaardige eiwitten 70-90% maar voor soja en
peulvruchten meer dan 90%. Om een cel te maken moet hij alle
essentiële aminozuren beschikbaar hebben. Referentie eiwit word gebruikt
om de kwaliteit van het eiwit te bepalen dit word vergeleken met de
essentiële eiwitbehoeften van jonge kinderen. Dit omdat kinderen de
eiwitten nodig hebben voor de groei.
Bij een tekort aan eiwitten kan er een vertraagde groei optreden, beperkte
hersen en nier activiteit, vermindering van het immuunsysteem en
onvoldoende opnamen van voedingsstoffen. Een voeding met veel
eiwitten kan bijdragen aan het ontstaan van hartziekten dit komt omdat
deze vaak in producten zitten die veel verzadigde vetzuren bevatten.
Plantaardige eiwitten kunnen de bloeddruk verlagen waardoor het risico
op hart en vaatziekten minder word.
Osteoporose kan voorkomen bij een hoge innamen van eiwit hierdoor word
de uitscheiding van calcium verhoogd. Of de uitscheiding van eiwit
voldoende calcium uit de botten put is afhankelijke van de verhouding
tussen calcium innamen ne eiwit innamen. Ongeveer een goede
verhouding voor een jonge vrouw zou zijn 20 milligram tot 1 gram wat
voldoende bescherming voor de botten bied. onvoldoende innamen van
eiwit zou de botdichtheid in gevaar brengen.
, Het eindproduct van het eiwitmetabolisme hangt gedeeltelijk af van een
adequate vloeistof innamen en gezonde nieren. Een hoge eiwit innamen
veroorzaakt geen nierziektes maar het verhoogd wel de werkzaamheden
van de nieren. Het kan ook niet verslechtering herstellen bij mensen met
chronische ziekten. Eiwit in de voeding beperken kan misschien de
vordering vertragen van nierziekten.
Het lichaam kan geen eiwit opslaan, daarom moet het aangevuld worden.
Dit omdat het een leverancier is van essentiële aminozuren en die van
stikstof. De stikstof is nodig voor de niet essentiële aminozuren te maken.
Eiwit innamen is voor kinderen hoger omdat ze nog in de groei zij. De
richtlijn is ook hoger voor zwaardere mensen omdat het versleten weefsel
vervangen moet worden en aangezien dat bij hen meer weefsel is.
Hoofdstuk 7
De lever heeft de grootste rol in het metabolisme.
Functie van de lever bij het koolhydraat metabolisme:
-slaat glycogeen op
-breekt glycogeen af en maakt glucose
-breekt glucose af voor energie
-maakt glucose van aminozuren en glycerol
-zet glucose en fructose om in vetzuren
functie van lever bij eiwitten:
-maakt niet essentieel aminozuren
-haalt aminozuren uit de bloedcirculatie
-zet aminozuren om in andere aminozuren
-zet aminozuren om in vetzuren of glucose
-haalt ammoniak uit het bloed en stuurt deze naar de nieren
-maakt dna en rna
-maakt verschillende eiwitten
functie van de lever bij vetten:
-maakt en breek triglyceriden, fosfolipiden en cholesterol af
-breek vet af voor energie
-verpakt lipiden in lipoproteïne voor transport of andere dingen
-produceert gal en geeft dit af aan de galblaas voor opslag
-maakt keton lichamen
verdere functies van de lever:
-maakt alcohol en drugs onschadelijk
-helpt bij het recyclen van rode bloedcellen
-opslagplek voor mineralen en vitamines
- activeert vitamine d
de verschillende moleculen glycerol, vetzuren, aminozuren en glucose
gaan op verschillende manieren het lichaam door maar komen op de
zelfde plek uit. Er ontstaan 2 nieuwe stoffen pyruvaat en acetyl coa.
zonder een co-enzym kan een enzym niet functioneren. Anaerobe
verbranding is als het lichaam snel energie nodig heeft dus bij een sprint.
Pyruvaat word dan omgezet in lactaat. Dit is zonder zuurstof anaeroob. Dit
Hoofdstuk 6
Eiwtten zijn opgebouwd uit aminozuren. Een aminzuur staat uit een
centrale carbon atoom(c) met een waterstofatoom (h) en een aminogroep
(nh2) en een zuurgroep(cooh) en een restgroep die kan betaan uit een
koolstof of waterstofgroep.
Meer dan de helft van de aminozuren is niet essentieel dit betekend dat
het lichaam ze zelf kan aanmaken. Voeding levert deze aminozuren
meestal al maar dit id dus niet essentieel. Het lichaam gebruikt stikstof
voor de aminogroep en stukjes van koolhydraten of vet voor de rest van
de structuur. Essentiele aminozuren zijn aminozuren die het lichaam niet
zelf kan maken. Dit zijn er 9 die moeten gegeten worden.
Soms word een niet essentieel aminozuur essentieel door speciale
omstandigheden. Dit word dan een semi-essentieel aminozuur.
Essentieel Niet essentieel
Histidine Alanine
Isoleucine Arginine
Leucine Asparagine
Lysine Aspartic acid
Methionine Cysteine
Phenylaline Glutamic acid
Threonine Glutamine
Tryptophan Glycine
Valine Proline
Serine
tyrosine
Condensatie reacties zorgen voor verbinding van de aminozuren. 2
aminozuren zijn verbonden door een dipeptide verbinding en 3 door een
tripeptideverbinding bij meer verbindingen word het een
polypeptideverbinding.
Een koolhydraat bestaat altijd uit dezelfde delen dit is niet zo bij een eiwit
daar bestaan 20 verschillende aminozuren. Denaturatie van eiwitten wil
zeggen dat de aminozuurketens ontrollen en ze hun vorm verliezen en ze
verliezen hun functie. Voorbij een bepaald punt is de denaturatie
onomkeerbaar. Denaturatie is bij het koken van een ei bijv. Dit is een
proces wat niet omkeerbaar is.
Eiwitten in voeding worden niet meteen lichaamseiwitten. Van de
opgenomen aminozuren maakt het lichaam zijn eigen lichaamseiwit. De
eiwitten die het lichaam binnenkomen komen binnen als polypeptiden dan
worden ze tot tripeptiden en dipeptiden en kunnen ze worden opgenomen
als aminozuren.
In de maag word een gedeelte van de eiwitten afgebroken. Het zuur van
de maag zorgt voor denaturatie van het eiwit. Zodat de enzymen de
bindingen tussen de aminozuren van buiten naar binnen kunnen losmaken
dit gebeurd door pepsine. Het zoutzuur uit de maag zorg ervoor dat de
inactieve stof pepsinogeen word omgezet in pepsine. Dan worden de
,eiwitten in de dunne darm nog verder verteerd door de sappen uit de
alvleesklier hierdoor worden de eiwitten ook kleine ketens. Dan kunnen de
aminozuren worden opgenomen door de darmwand.
Het menselijk lichaam heeft 20000 tot 25000 gene dat staat voor
honderdduizend eiwitten. Wanneer het lichaam groeit, zich repareert of
weefsel vervangt eiwit is hierbij altijd betrokken. Ze zijn daar om te
vergemakkelijken of om het te regelen of om een deel te zijn van de
structuur. Eiwitten zijn de bouwstenen van spieren, bloed, en de huid en
een belangrijk component in al de lichaamscellen. Voor een bot of een
tand er is altijd een matrix nodig van collageen die dan opgevuld kan
worden met ander materiaal. Ook zijn eiwitten nodig om dode of
beschadigde cellen op te ruimen. Een huidcel overleeft maar 30 dagen. Er
groeit dan een met eiwit gemaakte nieuwe cel onder en duwt de ander
weg. Sommige eiwitten zijn in gebruik als enzymen. Door enzymen
worden niet alleen dingen afgebroken maak onder invloed van enzymen
worden er ook nieuwe dingen gemaakt zoals bot. Of ze veranderen bijv.
Een aminozuur in glucose. Als iets afgebroken word noem je dan een
kataboolsysteem bij het aanmaken van dingen is dit een anaboolsysteem.
In het lichaam zijn veel hormonen dit zijn messengers van moleculen en
sommige hormonen zijn eiwitten. Eiwitten helpen mee om de balans van
lichaamsvloeistof te behouden. Eiwitten bevinden zich in de cellen en in
het plasma. Grote eiwitten kunnen de wanden van de bloedvaten heen.
Om een cel te maken heeft het lichaam alle essentiële aminozuren nodig.
De lever kan de niet essentiële aminozuren aanmaken. Wanneer er 1
essentieel aminozuur ontbreekt noemen we dit een limiterend aminozuur.
Een hoge kwaliteit eiwit bevat alle essentiële aminozuren. Deze zijn
meestal afkomstig uit dierlijkeiwit. De verteerbaarheid van dierlijke
eiwitten is 90-99% en van plantaardige eiwitten 70-90% maar voor soja en
peulvruchten meer dan 90%. Om een cel te maken moet hij alle
essentiële aminozuren beschikbaar hebben. Referentie eiwit word gebruikt
om de kwaliteit van het eiwit te bepalen dit word vergeleken met de
essentiële eiwitbehoeften van jonge kinderen. Dit omdat kinderen de
eiwitten nodig hebben voor de groei.
Bij een tekort aan eiwitten kan er een vertraagde groei optreden, beperkte
hersen en nier activiteit, vermindering van het immuunsysteem en
onvoldoende opnamen van voedingsstoffen. Een voeding met veel
eiwitten kan bijdragen aan het ontstaan van hartziekten dit komt omdat
deze vaak in producten zitten die veel verzadigde vetzuren bevatten.
Plantaardige eiwitten kunnen de bloeddruk verlagen waardoor het risico
op hart en vaatziekten minder word.
Osteoporose kan voorkomen bij een hoge innamen van eiwit hierdoor word
de uitscheiding van calcium verhoogd. Of de uitscheiding van eiwit
voldoende calcium uit de botten put is afhankelijke van de verhouding
tussen calcium innamen ne eiwit innamen. Ongeveer een goede
verhouding voor een jonge vrouw zou zijn 20 milligram tot 1 gram wat
voldoende bescherming voor de botten bied. onvoldoende innamen van
eiwit zou de botdichtheid in gevaar brengen.
, Het eindproduct van het eiwitmetabolisme hangt gedeeltelijk af van een
adequate vloeistof innamen en gezonde nieren. Een hoge eiwit innamen
veroorzaakt geen nierziektes maar het verhoogd wel de werkzaamheden
van de nieren. Het kan ook niet verslechtering herstellen bij mensen met
chronische ziekten. Eiwit in de voeding beperken kan misschien de
vordering vertragen van nierziekten.
Het lichaam kan geen eiwit opslaan, daarom moet het aangevuld worden.
Dit omdat het een leverancier is van essentiële aminozuren en die van
stikstof. De stikstof is nodig voor de niet essentiële aminozuren te maken.
Eiwit innamen is voor kinderen hoger omdat ze nog in de groei zij. De
richtlijn is ook hoger voor zwaardere mensen omdat het versleten weefsel
vervangen moet worden en aangezien dat bij hen meer weefsel is.
Hoofdstuk 7
De lever heeft de grootste rol in het metabolisme.
Functie van de lever bij het koolhydraat metabolisme:
-slaat glycogeen op
-breekt glycogeen af en maakt glucose
-breekt glucose af voor energie
-maakt glucose van aminozuren en glycerol
-zet glucose en fructose om in vetzuren
functie van lever bij eiwitten:
-maakt niet essentieel aminozuren
-haalt aminozuren uit de bloedcirculatie
-zet aminozuren om in andere aminozuren
-zet aminozuren om in vetzuren of glucose
-haalt ammoniak uit het bloed en stuurt deze naar de nieren
-maakt dna en rna
-maakt verschillende eiwitten
functie van de lever bij vetten:
-maakt en breek triglyceriden, fosfolipiden en cholesterol af
-breek vet af voor energie
-verpakt lipiden in lipoproteïne voor transport of andere dingen
-produceert gal en geeft dit af aan de galblaas voor opslag
-maakt keton lichamen
verdere functies van de lever:
-maakt alcohol en drugs onschadelijk
-helpt bij het recyclen van rode bloedcellen
-opslagplek voor mineralen en vitamines
- activeert vitamine d
de verschillende moleculen glycerol, vetzuren, aminozuren en glucose
gaan op verschillende manieren het lichaam door maar komen op de
zelfde plek uit. Er ontstaan 2 nieuwe stoffen pyruvaat en acetyl coa.
zonder een co-enzym kan een enzym niet functioneren. Anaerobe
verbranding is als het lichaam snel energie nodig heeft dus bij een sprint.
Pyruvaat word dan omgezet in lactaat. Dit is zonder zuurstof anaeroob. Dit
