Samenvatting Privaatrecht 1 Propedeuse leerjaar
Les 1
Privaatrecht = civiel recht = burgerlijk recht (wat ook ‘gewone’ burgers aan gaat):
Familierecht
Erfrecht
Verbintenisrecht
Goederenrecht
Aansprakelijkheidsrecht = meest gebruikt bij vandalisme etc.
Publiekrecht = regels die de overheid bepaald:
Staatsrecht = hoe onze overheid is georganiseerd
Bestuursrecht= uitkeringen, belastingen etc. alle dingen die alleen door de overheid
geregeld kunnen worden
Strafrecht = met een advocaat
Kan een handeling voor een burger van toepassing zijn, dan valt het onder privaatrecht . Zo
niet, valt het onder het publiekrecht. Kortom: voor alle partijen behalve de overheid geldt het
privaatrecht > conflicten tussen die partijen worden geregeld in het privaatrecht.
Privaatrecht:
1. Personen en familierecht = scheidingen, huwelijken, testamenten > moet een notaris
aan te pas komen
2. Ondernemingsrecht = het recht om te ondernemen
3. Vermogensrecht = alles met geld
Wat vind je waar in het wetboek?:
Boek 3: Vermogensrecht (rechtshandeling/ verkrijgen en verlies goederen / volmacht / bezit
en houderschap)
Boek 6: Verbintenissenrecht (overeenkomsten/ wanprestatie/ onrechtmatige daad)
Vermogensrecht is te splitsen in:
1. Goederenrecht (Boek 3 & 5) = eigendomsrecht/ erfpacht/ erfdienstbaarheden/
2. Verbintenissenrecht ( Boek 6 , 7 en 7A) = verbintenis uit de wet / verbintenis uit een
overeenkomst/ bijzondere overeenkomsten
Goederenrecht versus Verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht = afspraak tussen twee of meer personen in bepaalde situatie.
Het verbintenisrecht is een:
Relatief recht = alleen tussen partijen ( relaties ) gelden de rechten
En speelt alleen in bepaalde relatie
Goederenrecht= recht dat rust op een goed. Het heeft zaaksgevolg, het blijft dus bestaan.
Het goederenrecht is een:
Absoluut recht
Speelt met betrekking tot een bepaald goed
Zaaksgevolg
, Gesloten systeem (alleen wat in de wet staat geldt)
Publiciteitsvereiste (in kadaster na te lezen, moet worden ingeschreven en is dus
openbaar)
Prioriteitsregel (degen die als eerst dat recht verkregen heeft gaat voor)
Eigendomszaken altijd via een notaris!
Goederen (definitie goed: art. 3:1 BW) bestaan uit zaken en vermogensrechten:
Zaken (art. 3:2 BW) = alle tastbare dingen
Vermogensrechten (art. 3:6 BW) = overdragen/ stoffelijk voordeel = het levert je op de
een of andere manier voordeel op, mag niet tastbaar zijn > aandelen > saldo word op je
bank gestort
Zaken (definitie zaak: art. 3:2 BW) bestaan uit onroerende zaken en roerende zaken:
Onroerende zaken (art. 3:3 lid 1 BW) : alles dat met de grond in verbinding staat
Roerende zaken (art. 3:3 lid 2 BW) : alles dat je kunt verplaatsen
Onroerende zaken bestaat uit registergoederen:
Registergoederen (art. 3:10 BW) = goederen ( vaak huizen) die inschrijving bij het
kadaster vereisen
Rechtshandelingen = aanbod vereist acceptatie, oftewel de ontvangst theorie (Art. 3 : 37 lid
3) pas dan komt de rechtshandeling tot stand!!
Definitie: tegenovergestelde van feitelijke handeling
Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard. Kortom: Je wilt bepaalde rechtsgevolgen. Dit moet je
verklaren, maakt niet uit hoe (reclame, mondeling, schriftelijk etc.). Het aanbod is een
rechtsgevolg.
Er zijn verschillende soorten rechtshandelingen:
1. Eenzijdig en meerzijdig :
eenzijdig = Je kan het zelfstandig, niemand hoeft te accepteren. Vb.: testament,
ontslag etc.
meerzijdig = Tussen 2 of meer partijen, je kan het niet zelfstandig, het moet
geaccepteerd worden.
2. Gericht en ongericht:
Gericht = op een persoon of groep gericht. Vb.: ontslag
Ongericht = Naar niemand gericht. Vb.: testament
3. Verricht onder tijdsbepaling of voorwaarde:
Tijdsbepaling = je krijgt je rijbewijs als je 18 word en niet hebt gerookt
Voorwaarde = als de voorwaarde in vervulling gaat geldt de overeenkomst pas, in
bovenstaande voorbeeld als je niet hebt gerookt.
Les 1
Privaatrecht = civiel recht = burgerlijk recht (wat ook ‘gewone’ burgers aan gaat):
Familierecht
Erfrecht
Verbintenisrecht
Goederenrecht
Aansprakelijkheidsrecht = meest gebruikt bij vandalisme etc.
Publiekrecht = regels die de overheid bepaald:
Staatsrecht = hoe onze overheid is georganiseerd
Bestuursrecht= uitkeringen, belastingen etc. alle dingen die alleen door de overheid
geregeld kunnen worden
Strafrecht = met een advocaat
Kan een handeling voor een burger van toepassing zijn, dan valt het onder privaatrecht . Zo
niet, valt het onder het publiekrecht. Kortom: voor alle partijen behalve de overheid geldt het
privaatrecht > conflicten tussen die partijen worden geregeld in het privaatrecht.
Privaatrecht:
1. Personen en familierecht = scheidingen, huwelijken, testamenten > moet een notaris
aan te pas komen
2. Ondernemingsrecht = het recht om te ondernemen
3. Vermogensrecht = alles met geld
Wat vind je waar in het wetboek?:
Boek 3: Vermogensrecht (rechtshandeling/ verkrijgen en verlies goederen / volmacht / bezit
en houderschap)
Boek 6: Verbintenissenrecht (overeenkomsten/ wanprestatie/ onrechtmatige daad)
Vermogensrecht is te splitsen in:
1. Goederenrecht (Boek 3 & 5) = eigendomsrecht/ erfpacht/ erfdienstbaarheden/
2. Verbintenissenrecht ( Boek 6 , 7 en 7A) = verbintenis uit de wet / verbintenis uit een
overeenkomst/ bijzondere overeenkomsten
Goederenrecht versus Verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht = afspraak tussen twee of meer personen in bepaalde situatie.
Het verbintenisrecht is een:
Relatief recht = alleen tussen partijen ( relaties ) gelden de rechten
En speelt alleen in bepaalde relatie
Goederenrecht= recht dat rust op een goed. Het heeft zaaksgevolg, het blijft dus bestaan.
Het goederenrecht is een:
Absoluut recht
Speelt met betrekking tot een bepaald goed
Zaaksgevolg
, Gesloten systeem (alleen wat in de wet staat geldt)
Publiciteitsvereiste (in kadaster na te lezen, moet worden ingeschreven en is dus
openbaar)
Prioriteitsregel (degen die als eerst dat recht verkregen heeft gaat voor)
Eigendomszaken altijd via een notaris!
Goederen (definitie goed: art. 3:1 BW) bestaan uit zaken en vermogensrechten:
Zaken (art. 3:2 BW) = alle tastbare dingen
Vermogensrechten (art. 3:6 BW) = overdragen/ stoffelijk voordeel = het levert je op de
een of andere manier voordeel op, mag niet tastbaar zijn > aandelen > saldo word op je
bank gestort
Zaken (definitie zaak: art. 3:2 BW) bestaan uit onroerende zaken en roerende zaken:
Onroerende zaken (art. 3:3 lid 1 BW) : alles dat met de grond in verbinding staat
Roerende zaken (art. 3:3 lid 2 BW) : alles dat je kunt verplaatsen
Onroerende zaken bestaat uit registergoederen:
Registergoederen (art. 3:10 BW) = goederen ( vaak huizen) die inschrijving bij het
kadaster vereisen
Rechtshandelingen = aanbod vereist acceptatie, oftewel de ontvangst theorie (Art. 3 : 37 lid
3) pas dan komt de rechtshandeling tot stand!!
Definitie: tegenovergestelde van feitelijke handeling
Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard. Kortom: Je wilt bepaalde rechtsgevolgen. Dit moet je
verklaren, maakt niet uit hoe (reclame, mondeling, schriftelijk etc.). Het aanbod is een
rechtsgevolg.
Er zijn verschillende soorten rechtshandelingen:
1. Eenzijdig en meerzijdig :
eenzijdig = Je kan het zelfstandig, niemand hoeft te accepteren. Vb.: testament,
ontslag etc.
meerzijdig = Tussen 2 of meer partijen, je kan het niet zelfstandig, het moet
geaccepteerd worden.
2. Gericht en ongericht:
Gericht = op een persoon of groep gericht. Vb.: ontslag
Ongericht = Naar niemand gericht. Vb.: testament
3. Verricht onder tijdsbepaling of voorwaarde:
Tijdsbepaling = je krijgt je rijbewijs als je 18 word en niet hebt gerookt
Voorwaarde = als de voorwaarde in vervulling gaat geldt de overeenkomst pas, in
bovenstaande voorbeeld als je niet hebt gerookt.