Legenda
____ = onderdeel DRS ABCDE
____ = extra markeringskleur
____ = handeling
____ = uitvoeren
____ = subprotocol
____ = ezelsbruggetje
____ = onderscheidend kenmerk
DRS. ABCDE
D danger
R response
----> voorrang op protocol
S shout for help
A airway + C-spine
B breathing
C circulation
D disability 1 + 2
E exposure
MONITORING
Overdragen aan professionele hulp volgens MIST-methode:
M mechanism of injury
I injuries (found + suspected
S signs: ABCD
T treatment given
Eerst volgt het protocol van DRS. ABCDE, daarna uitleg per categorie.
DANGER
1. Controleer gevaar voor jezelf, omstanders en slachtoffer (voortaan SO genoemd).
Mogelijk noodvervoersgreep van Rautek toepassen
2. Waarborg de veiligheid
3. Bepaal ongevalsmechanisme
RESPONSE
Benader SO vanaf gezichtszijde en waar nodig langs voeten.
1. Aanspreken
a. Bij bewustzijn (voortaan BIJ genoemd): vragen wat er is gebeurd en wat de
klachten zijn
b. Buiten bewustzijn (voortaan BUI genoemd): schudden in longitudinale
richting
1
,VOORRANG OP PROTOCOL
1. Verdenking wervelletsel → niet bewegen
a. Pijn rug/nek
b. Tintelingen/doof gevoel ledematen
2. Slagaderlijke bloeding → druk uitoefenen
3. Brandwonden → 10-20 min afkoelen lauw stromend water indien BIJ, anders
ABC
SHOUT FOR HELP
Spreek persoonlijk aan (“Jij met de rode trui….”)
1. 112 laten bellen + vragen terug te komen → laten weten aan 112 BIJ of BUI
2. Haal AED
3. Hulpdiensten opvangen
4. Blijf hier
Vanaf nu verschil in protocol voor BIJ of BUI
AIRWAY BIJ
1. Luchtweg controleren
a. Vrij = niet schorre stem + met genoeg kracht praten
b. Niet-vrij → subprotocol luchtweg obstructie
2. Mond leeg laten maken door SO
3. Verdenking wervelletsel? → subprotocol C-spine
Vertel SO wat je doet + niet laten knikken, alleen ja/nee zeggen.
AIRWAY BUI
1. Wervelletsel?
a. Ja → Jaw-trust
b. Nee → Chin-lift
Vasthouden en uitleggen aan omstander om over te nemen
BREATHING BIJ
1. Evalueer ademhaling
a. AF (normaal is 12-20/min)
b. Diepte
c. Bijgeluiden
d. Verwondingen
e. Symmetrie borst en buik
f. Afwijkingen: neusvleugelen, hulpademhalingsspieren, intrekkingen
2. Overweeg aandoeningen
a. Hyperventilatie
b. Pneumothorax
c. Fladderthorax
d. Astma bronchiale
2
, BREATHING BUI
1. Kijken, voelen, luisteren (10 sec)
a. Niet-normaal? → reanimatie
b. Normaal → aandoeningen?
i. Pneumothorax
ii. Fladderthorax
CIRCULATIE BIJ
1. Stelpen bloeding
a. Druk uitoefenen
b. Evt. SO laten zitten of liggen
c. Wonddrukverband
d. Evt. tourniquet indien getraind
2. Controleer circulatie
a. Pulsaties (a. radialis, niet mogelijk dan a. carotis) → krachtig en frequentie
(60-100/min)
3. Controleer shock
a. Huid: vocht, temperatuur, kleur
b. Hartslag: bij shock snelle en weke hartslag
c. Capillaire refill: bij shock langer dan 2 seconden
4. Aandoeningen
a. Inwendige bloeding
b. Angina pectoris
CIRCULATIE BUI
1. Stelpen bloeding
a. Druk uitoefenen
b. Evt. SO laten zitten of liggen
c. Wonddrukverband
d. Evt. tourniquet indien getraind
2. Controleer circulatie
a. Pulsaties (a. carotis) → krachtig en frequentie (60-100/min)
3. Controleer shock
a. Huid: vocht, temperatuur, kleur
b. Hartslag: bij shock snelle en weke hartslag
c. Capillaire refill: bij shock langer dan 2 seconden
4. Aandoeningen
a. Inwendige bloeding
b. Angina pectoris
DISABILITY 1 BIJ
Alleen uitvragen indien:
- Kracht ingewerkt op hoofd/nek
- Hoog energetisch trauma (voortaan HET genoemd)
- Aanwezigheid hoofd- en hersenletsel (voortaan H/HL genoemd)
3