Biologie H17
Het eerste C-atoom(1’) bindt stikstofbase
Het vijfde C-atoom(5’) bindt de fosfaatgroep
Het derde C-atoom(3’) is gekoppeld aan het desoxyribose van het nucleotide ernaast
Het 5’einde met fosfaatgroep ligt naast 3’einde met de OH-groep
DNA lees je 3>5’ en vormt 5’>3’
DNA bestaat uit vier basen:
- A: adenine
- C: cytosine
- G: guanine
- T: thymine
A=T
C=-G
De bovenstaande paren zijn complementair
Histonen verstevigen de DNA-moleculen, acht histonen vormen een bolletje waar het DNA omheen
is gerold, dit heet een nucleosoom
Chromatinedraad: de gekoppelde histonen samen vormen deze draad
mtDNA is mitochondriaal DNA
rRNA *H2*
tRNA transporteert aminozuren
Genoom: totale DNA, bestaande uit 19 000 genen
Coderend DNA: de eiwitten die coderen voor DNA 1,5-2%
Niet-coderend DNA: produceren rRNA en tRNA en regelt aan en uitschakelen van coderend DNA
Repetitief DNA: herhalingen van series nucleotiden
STR’s: short tandem repeats, korte repeats van 2 tot 10 nucleotiden, belangrijk voor forensisch
onderzoek
DNA-replicatie
- een enzymencomplex verbreekt de H-bruggen tussen de strengen
- helicasen ritsen naar beide kanten toe het DNA verder open > replicatievorken ontstaan
- het RNA-polymerase primase maakt een primer vast op ribonucleotiden > vanaf de primer
vormt het enzym DNA-polymerase een nieuwe streng
- leidende streng: van het startpunt af, volgende streng: vanaf een RNA-primer naar startpunt
- een ander type DNA-polymerase vervangt alle RNA-nucleotiden uit de primers door DNA-
nucleotiden
- het enzym ligase koppelt okazaki-fragmenten
DNA-verdubbeling is semi-conservatief: een nieuwe en een oude streng
PCR-methode: polymerase-chain-reaction is het vermeerderen van DNA in een machine
Gelelektroforese: het scheiden van DNA op hun grootte
mRNA: messenger RNA met als suiker ribose i.p.v. desoxyribose en uracil als stikstofbase ipv thymine
Het eerste C-atoom(1’) bindt stikstofbase
Het vijfde C-atoom(5’) bindt de fosfaatgroep
Het derde C-atoom(3’) is gekoppeld aan het desoxyribose van het nucleotide ernaast
Het 5’einde met fosfaatgroep ligt naast 3’einde met de OH-groep
DNA lees je 3>5’ en vormt 5’>3’
DNA bestaat uit vier basen:
- A: adenine
- C: cytosine
- G: guanine
- T: thymine
A=T
C=-G
De bovenstaande paren zijn complementair
Histonen verstevigen de DNA-moleculen, acht histonen vormen een bolletje waar het DNA omheen
is gerold, dit heet een nucleosoom
Chromatinedraad: de gekoppelde histonen samen vormen deze draad
mtDNA is mitochondriaal DNA
rRNA *H2*
tRNA transporteert aminozuren
Genoom: totale DNA, bestaande uit 19 000 genen
Coderend DNA: de eiwitten die coderen voor DNA 1,5-2%
Niet-coderend DNA: produceren rRNA en tRNA en regelt aan en uitschakelen van coderend DNA
Repetitief DNA: herhalingen van series nucleotiden
STR’s: short tandem repeats, korte repeats van 2 tot 10 nucleotiden, belangrijk voor forensisch
onderzoek
DNA-replicatie
- een enzymencomplex verbreekt de H-bruggen tussen de strengen
- helicasen ritsen naar beide kanten toe het DNA verder open > replicatievorken ontstaan
- het RNA-polymerase primase maakt een primer vast op ribonucleotiden > vanaf de primer
vormt het enzym DNA-polymerase een nieuwe streng
- leidende streng: van het startpunt af, volgende streng: vanaf een RNA-primer naar startpunt
- een ander type DNA-polymerase vervangt alle RNA-nucleotiden uit de primers door DNA-
nucleotiden
- het enzym ligase koppelt okazaki-fragmenten
DNA-verdubbeling is semi-conservatief: een nieuwe en een oude streng
PCR-methode: polymerase-chain-reaction is het vermeerderen van DNA in een machine
Gelelektroforese: het scheiden van DNA op hun grootte
mRNA: messenger RNA met als suiker ribose i.p.v. desoxyribose en uracil als stikstofbase ipv thymine