Biologie H 3,4
Beschrijvend onderzoek: door tellen proberen een antwoord te geven op de onderzoeksvraag.
Kwantitatief onderzoek: hoeveel wegen ganzen gemiddeld of hoe lang zijn ze?
Kwalitatief onderzoek: aanwezig of niet?
Lijndiagram is om verband aan te geven tussen afhankelijk en onafhankelijk.
Histogrammen zijn om aan te geven hoeveel er per groep zijn.
Aanpak onderzoek:
- Onderzoeksvraag
- Hypothese
- Materiaal
- Resultaten
- Conclusie
- Discussie
Ovulatie = eisprong
Ovaria = eierstokken
Stappen bevruchting:
1. De zaadcel dringt door de follikelcellen heen en maakt contact met een doorzichtige
eiwitlaag: de zona pellucida
2. Wanneer de zaadcel binnen is maakt hij het beruchtingsmembraam wat er voor zorgt dat er
geen andere zaadcellen naar binnen kunnen. Het DNA van de vader komt terecht bij het DNA
van de moeder, dit zorgt voor een bevruchte eicel, de zygote.
Het duurt zo’n 30 uur voordat de eerste deling plaatsvindt. De eerste delingen zijn klievingsdelingen,
delingen waarbij geen plasmagroei optreedt. Na ongeveer drie dagen is zygote uitgegroeid tot een
embryo van 16 cellen. Trilharen aan de binnenkant van de eileiders vervoeren de zygote in ongeveer
vijf dagen naar de baarmoeder.
- Vijf dagen na bevruchting embryo bestaat uit honderd cellen, 1 of 2 dagen later innesteling,
het ingroeien van het embryo in het baarmoederslijmvlies.
- Het embryo bestaat dan uit een blaasje, blastula. De laag aan de buitenkant: trofoblast bevat
de meeste cellen. Binnenin bevat het een klompje cellen, de embryoblast, waaruit de
kiemschijf ontstaat en de blastocyste, die het dooier blaasje levert.
- Trofoblast produceert onder andere HCG, met deze stof is na 2 weken aan te tonen dat een
vrouw zwanger is. De trofoblast vormt uitstulpingen: vlokken die tussen de cellen van het
baarmoederslijmvlies ingroeien en het embryonale deel van de placenta vormen.
- De cellen van de kiemschijf groeien uit tot het kind. Cellen tussen trofoblast en de kiemschijf
vormen het begin van de navelsteng.
- Beide zijden kiemschijf komt een holte de kleine heet: de holte van het dooierblaasje, de
grote: de amnionholte. Het dooierblaasje vormt de eerste bloedcellen. Later neemt de lever
dit over en verdwijnt het dooierblaasje.
- De amnionholte groeit en vult ten slotte de gehele blastulaholte. Hij is gevuld met
vruchtwater dat het embryo beschermt tegen schokken en stoten.
Beschrijvend onderzoek: door tellen proberen een antwoord te geven op de onderzoeksvraag.
Kwantitatief onderzoek: hoeveel wegen ganzen gemiddeld of hoe lang zijn ze?
Kwalitatief onderzoek: aanwezig of niet?
Lijndiagram is om verband aan te geven tussen afhankelijk en onafhankelijk.
Histogrammen zijn om aan te geven hoeveel er per groep zijn.
Aanpak onderzoek:
- Onderzoeksvraag
- Hypothese
- Materiaal
- Resultaten
- Conclusie
- Discussie
Ovulatie = eisprong
Ovaria = eierstokken
Stappen bevruchting:
1. De zaadcel dringt door de follikelcellen heen en maakt contact met een doorzichtige
eiwitlaag: de zona pellucida
2. Wanneer de zaadcel binnen is maakt hij het beruchtingsmembraam wat er voor zorgt dat er
geen andere zaadcellen naar binnen kunnen. Het DNA van de vader komt terecht bij het DNA
van de moeder, dit zorgt voor een bevruchte eicel, de zygote.
Het duurt zo’n 30 uur voordat de eerste deling plaatsvindt. De eerste delingen zijn klievingsdelingen,
delingen waarbij geen plasmagroei optreedt. Na ongeveer drie dagen is zygote uitgegroeid tot een
embryo van 16 cellen. Trilharen aan de binnenkant van de eileiders vervoeren de zygote in ongeveer
vijf dagen naar de baarmoeder.
- Vijf dagen na bevruchting embryo bestaat uit honderd cellen, 1 of 2 dagen later innesteling,
het ingroeien van het embryo in het baarmoederslijmvlies.
- Het embryo bestaat dan uit een blaasje, blastula. De laag aan de buitenkant: trofoblast bevat
de meeste cellen. Binnenin bevat het een klompje cellen, de embryoblast, waaruit de
kiemschijf ontstaat en de blastocyste, die het dooier blaasje levert.
- Trofoblast produceert onder andere HCG, met deze stof is na 2 weken aan te tonen dat een
vrouw zwanger is. De trofoblast vormt uitstulpingen: vlokken die tussen de cellen van het
baarmoederslijmvlies ingroeien en het embryonale deel van de placenta vormen.
- De cellen van de kiemschijf groeien uit tot het kind. Cellen tussen trofoblast en de kiemschijf
vormen het begin van de navelsteng.
- Beide zijden kiemschijf komt een holte de kleine heet: de holte van het dooierblaasje, de
grote: de amnionholte. Het dooierblaasje vormt de eerste bloedcellen. Later neemt de lever
dit over en verdwijnt het dooierblaasje.
- De amnionholte groeit en vult ten slotte de gehele blastulaholte. Hij is gevuld met
vruchtwater dat het embryo beschermt tegen schokken en stoten.