EXTRA UITLEG/SAMENVATTING VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID
VALIDITEIT= mate waarin een test/onderzoek meet wat het zou moeten meten
4 soorten validiteit:
1. Begripsvaliditeit= hoe goed is een construct geoperationaliseerd? (betrouwbaarheid is een
voorwaarde)
• Welke theoretische begrippen worden er gemeten in het onderzoek?
• Met welke meetinstrumenten worden deze begrippen gemeten?
• Meet het kozen instrument wel het juiste begrip?
- Inhoudsvaliditeit (voor dataverzameling)= meet het instrument alle aspecten van het
construct?
- Indruksvaliditeit (voor dataverzameling)= als onderzoekers naar de vragenlijst kijken,
hoe beoordelen ze deze dan?
- Criteriumvaliditeit= hangen de scores van het meetinstrument samen met maten
van concreet gedrag waarmee je samenhang verwacht volgens conceptuele
definitie?
- Convergente validiteit= hangen de scores van het meetinstrument samen met
scores op een ander meetinstrument dat hetzelfde of een gelijkaardig construct wil
meten?
- Divergente validiteit= hangen de scores van het meetinstrument niet samen met de
scores op een ander meetinstrument dat een ander construct wil meten?
2. Interne validiteit= kunnen alternatieve verklaringen worden uitgesloten?
• Is er sprake van een causaal verband?
• Kunnen we andere verklaringen van het gevonden verband uitsluiten?
3. Externe validiteit= hoe goed kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd naar andere
populaties, tijdens of situaties? (is het representatief)
• In welke mate kunnen we de gevonden resultaten generaliseren?
4. Statistische validiteit=
• Hoe kunnen we de waarde van een resultaat beoordelen? (Kan op significantie,
relevantie, nauwkeurigheid en geschiktheid)
Geschiktheid: Is de juiste toets gekozen? Is er voldaan aan de voorwaarden van de
uitgevoerde hypothesetoets? Is de toets op de juiste manier uitgevoerd? Zijn de
resultaten van de toets op de juiste manier geïnterpreteerd?
BETROUWBAARHEID= de mate waarin het meetinstrument consequent meet (hoe constant zijn
de resultaten?)
3 soorten betrouwbaarheid:
1. Test-hertest betrouwbaarheid: de mate waarin het meetinstrument consequente scores
geeft wanneer onderzoekers het meerdere keren gebruiken
2. Interbeoordelaars betrouwbaarheid: de mate waarin het meetinstrument consequente
scores geeft wanneer meerdere onderzoekers het gebruiken
3. Interne betrouwbaarheid: de mate waarin respondenten soortgelijke antwoorden op
verschillende vragen over hetzelfde theoretische begrip geven
VALIDITEIT= mate waarin een test/onderzoek meet wat het zou moeten meten
4 soorten validiteit:
1. Begripsvaliditeit= hoe goed is een construct geoperationaliseerd? (betrouwbaarheid is een
voorwaarde)
• Welke theoretische begrippen worden er gemeten in het onderzoek?
• Met welke meetinstrumenten worden deze begrippen gemeten?
• Meet het kozen instrument wel het juiste begrip?
- Inhoudsvaliditeit (voor dataverzameling)= meet het instrument alle aspecten van het
construct?
- Indruksvaliditeit (voor dataverzameling)= als onderzoekers naar de vragenlijst kijken,
hoe beoordelen ze deze dan?
- Criteriumvaliditeit= hangen de scores van het meetinstrument samen met maten
van concreet gedrag waarmee je samenhang verwacht volgens conceptuele
definitie?
- Convergente validiteit= hangen de scores van het meetinstrument samen met
scores op een ander meetinstrument dat hetzelfde of een gelijkaardig construct wil
meten?
- Divergente validiteit= hangen de scores van het meetinstrument niet samen met de
scores op een ander meetinstrument dat een ander construct wil meten?
2. Interne validiteit= kunnen alternatieve verklaringen worden uitgesloten?
• Is er sprake van een causaal verband?
• Kunnen we andere verklaringen van het gevonden verband uitsluiten?
3. Externe validiteit= hoe goed kunnen de resultaten worden gegeneraliseerd naar andere
populaties, tijdens of situaties? (is het representatief)
• In welke mate kunnen we de gevonden resultaten generaliseren?
4. Statistische validiteit=
• Hoe kunnen we de waarde van een resultaat beoordelen? (Kan op significantie,
relevantie, nauwkeurigheid en geschiktheid)
Geschiktheid: Is de juiste toets gekozen? Is er voldaan aan de voorwaarden van de
uitgevoerde hypothesetoets? Is de toets op de juiste manier uitgevoerd? Zijn de
resultaten van de toets op de juiste manier geïnterpreteerd?
BETROUWBAARHEID= de mate waarin het meetinstrument consequent meet (hoe constant zijn
de resultaten?)
3 soorten betrouwbaarheid:
1. Test-hertest betrouwbaarheid: de mate waarin het meetinstrument consequente scores
geeft wanneer onderzoekers het meerdere keren gebruiken
2. Interbeoordelaars betrouwbaarheid: de mate waarin het meetinstrument consequente
scores geeft wanneer meerdere onderzoekers het gebruiken
3. Interne betrouwbaarheid: de mate waarin respondenten soortgelijke antwoorden op
verschillende vragen over hetzelfde theoretische begrip geven