Architectuur samenvatting
Hoofdstuk 2 – de groei van de christelijke architectuur
In de 4e eeuw was Constantijn aan de macht. Door hem kwam er verandering in
het geloof. De niet-christelijke Romeinen werden christenen. Het christendom
wordt de hoofdreligie.
de romeinen hadden erg veel goden, de christenen namen gaf kunst van deze
goden een andere betekenis ipv het te vernielen.
Memention = immiteren van de natuur. Je ziet in deze tijd de boodschap van de
artiest terug in de architectuur.
spolia: bouwmaterialen afkomstig uit een oudere cultuur die worden
hergebruikt
In de late 1e eeuw v. Chr. Geeft kunst de realiteit weer.
De Grieken bouwden veel met hout, daarom hebben we weinig terug gevonden
van wat er tussen 1200 v. Chr. En 600 v. Chr. Is gebouwd. Pas vanaf 600 v. Chr. Is
er meer gebruik gemaakt van steen, waardoor deze tempels onze voornaamste
bronnen zijn. Er zijn drie ordes:
,- De Dorische orde (vanaf 600 v. Chr.)
- De Ionische orde (vanaf 570 v. Chr.)
- De Korintische orde (vanaf 420 v. Chr.)
Dorische zuil is het simpelste en het korst. De zuil heeft geen basement, maar
rust op de trap zelf. De Romeinen pasten ook de Dorische orde toe maar
veranderde een aantal dingen. Ze maakten de kapitelen beter aan elkaar vast, ze
voorzagen de zuilen van een basement en maakten de zuilen slanker.
Ionische zuil is dunner en daardoor minder stevig en minder draagvermogen.
Daarom hebben de Grieken het driehoekige gevelveld weg gelaten.
De Korinthische orde is de meest sierlijke van de Griekse orden, gekenmerkt
door een slanke geribbelde zuil met een sierlijke kapiteel versierd met twee rijen
acanthusbladeren en vier rollen. De Romeinse schrijver Vitruvius (75-15 v.Chr.)
beschreef hoe de Korintische orde was uitgevonden door Callimachus, een
Griekse architect en beeldhouwer. Hij zag een grafgirft zag op het graf van een
jong meisje. Het was een mandje met wat van haar speelgoed. Op dit mandje lag
een tegel om de inhoud te beschermen tegen het weer. Door deze tegel had een
acanthusplant zich met diep ingesneden stekelige bladen door het steen gewerkt.
Dit inspireerde hem tot de vormgeving van het Korinthisch kapiteel. Deze
ornamentiek is later overgenomen en uitgebreid door de Romeinen en
latere middeleeuwse culturen. In de bouwkunst van de barok, de renaissance en
het classicisme werden deze bladeren, net als in de oudheid, als voorbeeld
gebruikt voor de versiering van kapitelen.
Zuil = shaft/ column
De groeven in de paal = flutes / cannelures
Vierkante zuil = pijler (pier)
Pilastars = halve zuilen die op de bogen zijn geplakt.
16th century, michelangelo werd gevraagd door een rijke familie om hun paleis
te ontwerpen. De grond is dorisch, 2e verdieping is ironisch 3e verdieping is
korintisch. Dit is ook in het Colosseum in Rome zo gedaan.
Compositie = combinatie van de korintische en ionische orde
Impost = overgang tussen een kapiteel en het muurwerk of de architraaf
daarboven.
Historische kapiteel = kapiteel waar een verhaal op versteld wordt.
Kapiteel = capital
Abacus = vierkante dekplaat
Dwarsschepen = transepts
Bass = De centale lijn in het midden
Gallery = het platform/ is het balkon of platform de looplengte van een muur.
Truforium = een galerie of arcade boven de bogen van het middenschip,
Bundelpijler = alle kleine zuilen die de zuil bij elkaar houdt
,Architect: verzameld informatie over de geplande locatie, selecteert de
benodigde bouwtechnieken en beslist welke materialen gebruikt moeten
worden. De locatie beïnvloed het ontwerp. Daarna maakt hij schetsen.
, hypostyle hall: Een ruimte gecreëerd door een aantal zuilen, om het plafond te
ondersteunen.
Een nadeel van het post-and-lintel systeem is dat de lintels geen grote ruimtes
konden spannen. Daarom is de corbelled arch bedacht: ronde bogen zoals bij
het aquaduct.
Vault / gewelf = gebogen vorm om dak te verstevigen,
meest voorkomende vault is de barrel vault (rondboog)
Aisles / zijbeuk = ruimte die evenwijdig loopt met het
middenschip. De zijbeuken zijn meestal lager. Als de
zijbeuken gelijk zijn = hallenkerk
Nave = centrale ruimte van een kathedraal of basilica
Flaying buttress / steunbeer = vangt zijwaartse druk op
via luchtboog
Stained glass = glas in lood raam
Pointed arches = puntige bogen, is steviger, gotiek
Rib vault = gewelfrib
Dome = koepel
Axis = as
Recess / nis = een kleine ruimte, uitholling, in een muur
Clerestory window = lichtvenster
Pendentive = ondersteuning van de koepel
Tympanum = nis met ronde boog boven een ingang,
meestal versierd doormiddel van ingekafde sculpturen
Icon = een kleine, verplaatsbare afbeelding van een heilige
geloofd bij Christenen. 1st in de oosterse orthodoxe kerk
Tesserae = kleine stukjes glas of steen waar mozaïeken van
gemaakt worden
fresco = kunstenaar schildert direct op nog nat gips
continuous narrative = verschillende delen van het verhaal worden in
hetzelfde schilderij afgebeeld.
Hoofdstuk 2 – de groei van de christelijke architectuur
In de 4e eeuw was Constantijn aan de macht. Door hem kwam er verandering in
het geloof. De niet-christelijke Romeinen werden christenen. Het christendom
wordt de hoofdreligie.
de romeinen hadden erg veel goden, de christenen namen gaf kunst van deze
goden een andere betekenis ipv het te vernielen.
Memention = immiteren van de natuur. Je ziet in deze tijd de boodschap van de
artiest terug in de architectuur.
spolia: bouwmaterialen afkomstig uit een oudere cultuur die worden
hergebruikt
In de late 1e eeuw v. Chr. Geeft kunst de realiteit weer.
De Grieken bouwden veel met hout, daarom hebben we weinig terug gevonden
van wat er tussen 1200 v. Chr. En 600 v. Chr. Is gebouwd. Pas vanaf 600 v. Chr. Is
er meer gebruik gemaakt van steen, waardoor deze tempels onze voornaamste
bronnen zijn. Er zijn drie ordes:
,- De Dorische orde (vanaf 600 v. Chr.)
- De Ionische orde (vanaf 570 v. Chr.)
- De Korintische orde (vanaf 420 v. Chr.)
Dorische zuil is het simpelste en het korst. De zuil heeft geen basement, maar
rust op de trap zelf. De Romeinen pasten ook de Dorische orde toe maar
veranderde een aantal dingen. Ze maakten de kapitelen beter aan elkaar vast, ze
voorzagen de zuilen van een basement en maakten de zuilen slanker.
Ionische zuil is dunner en daardoor minder stevig en minder draagvermogen.
Daarom hebben de Grieken het driehoekige gevelveld weg gelaten.
De Korinthische orde is de meest sierlijke van de Griekse orden, gekenmerkt
door een slanke geribbelde zuil met een sierlijke kapiteel versierd met twee rijen
acanthusbladeren en vier rollen. De Romeinse schrijver Vitruvius (75-15 v.Chr.)
beschreef hoe de Korintische orde was uitgevonden door Callimachus, een
Griekse architect en beeldhouwer. Hij zag een grafgirft zag op het graf van een
jong meisje. Het was een mandje met wat van haar speelgoed. Op dit mandje lag
een tegel om de inhoud te beschermen tegen het weer. Door deze tegel had een
acanthusplant zich met diep ingesneden stekelige bladen door het steen gewerkt.
Dit inspireerde hem tot de vormgeving van het Korinthisch kapiteel. Deze
ornamentiek is later overgenomen en uitgebreid door de Romeinen en
latere middeleeuwse culturen. In de bouwkunst van de barok, de renaissance en
het classicisme werden deze bladeren, net als in de oudheid, als voorbeeld
gebruikt voor de versiering van kapitelen.
Zuil = shaft/ column
De groeven in de paal = flutes / cannelures
Vierkante zuil = pijler (pier)
Pilastars = halve zuilen die op de bogen zijn geplakt.
16th century, michelangelo werd gevraagd door een rijke familie om hun paleis
te ontwerpen. De grond is dorisch, 2e verdieping is ironisch 3e verdieping is
korintisch. Dit is ook in het Colosseum in Rome zo gedaan.
Compositie = combinatie van de korintische en ionische orde
Impost = overgang tussen een kapiteel en het muurwerk of de architraaf
daarboven.
Historische kapiteel = kapiteel waar een verhaal op versteld wordt.
Kapiteel = capital
Abacus = vierkante dekplaat
Dwarsschepen = transepts
Bass = De centale lijn in het midden
Gallery = het platform/ is het balkon of platform de looplengte van een muur.
Truforium = een galerie of arcade boven de bogen van het middenschip,
Bundelpijler = alle kleine zuilen die de zuil bij elkaar houdt
,Architect: verzameld informatie over de geplande locatie, selecteert de
benodigde bouwtechnieken en beslist welke materialen gebruikt moeten
worden. De locatie beïnvloed het ontwerp. Daarna maakt hij schetsen.
, hypostyle hall: Een ruimte gecreëerd door een aantal zuilen, om het plafond te
ondersteunen.
Een nadeel van het post-and-lintel systeem is dat de lintels geen grote ruimtes
konden spannen. Daarom is de corbelled arch bedacht: ronde bogen zoals bij
het aquaduct.
Vault / gewelf = gebogen vorm om dak te verstevigen,
meest voorkomende vault is de barrel vault (rondboog)
Aisles / zijbeuk = ruimte die evenwijdig loopt met het
middenschip. De zijbeuken zijn meestal lager. Als de
zijbeuken gelijk zijn = hallenkerk
Nave = centrale ruimte van een kathedraal of basilica
Flaying buttress / steunbeer = vangt zijwaartse druk op
via luchtboog
Stained glass = glas in lood raam
Pointed arches = puntige bogen, is steviger, gotiek
Rib vault = gewelfrib
Dome = koepel
Axis = as
Recess / nis = een kleine ruimte, uitholling, in een muur
Clerestory window = lichtvenster
Pendentive = ondersteuning van de koepel
Tympanum = nis met ronde boog boven een ingang,
meestal versierd doormiddel van ingekafde sculpturen
Icon = een kleine, verplaatsbare afbeelding van een heilige
geloofd bij Christenen. 1st in de oosterse orthodoxe kerk
Tesserae = kleine stukjes glas of steen waar mozaïeken van
gemaakt worden
fresco = kunstenaar schildert direct op nog nat gips
continuous narrative = verschillende delen van het verhaal worden in
hetzelfde schilderij afgebeeld.
