● breedteligging
in het noorden in het kouder dan in het zuiden
het verschil tussen de warmste en koudste temperatuur → amplitude
● herkomst van wind
Vanaf zee (aanlandige) of vanaf land(aflandige) maakt een groot verschil in klimaat.
Aanlandige zee heeft een matige invloed op landtemperatuur.
- verkoeling in de zomer (van koud zeewater)
- verwarming in de winter (van warmer zeewater)
Hoe zuidelijker je komt, hoe warmer, droger en zonniger de
zomers (middellands zeeklimaat) In het zuidoosten (golf van
Mexico) komt warme, vochtige wind aan land. Dat betekend
dat het erg warm is, maar ook veel regen (zeeklimaat)
In het noordoosten zijn er warme zomers en koude winters,
wat raar is want het ligt op dezelfde hoogte als Spanje (waar
het altijd erg warm is) Dat komt door aflandige wind, die voert
in de winter, koude wind van de polen aan en in de zomer,
warme wind van de tropen aan. (landklimaat)
● reliëf
Het westelijke deel van de VS in erg bergachtig, terwijl het oosten erg vlak is.
Omdat de gebergtes van noord naar zuid liggen, kan ook wind van het noorden en zuiden
(aflandige wind) makkelijk doorkomen. Maar de aanlandige wind uit het westen en oosten
houden de gebergtes wel tegen. Omdat er dus geen wind komt in het binnenland, kan de
wind ook de temperatuur niet aanpassen, dus is de amplitude erg hoog.
Ook hebben de gebergtes een invloed op regen, bijvorbeeld
bij de Coast Ranges aan de kust. Aan de linkerkant van de
gebergtes (loefzijde) valt er veel neerslag. De wind botst
omhoog tegen de bergen aan en stijgen, dat noem je
stuwingsregen. Aan de rechterkant van het gebergte (lijzijde)
is er een vallei met een klein beetje neerslag. Daar is de
dalende en warme lucht met nauwelijks neerslag in zich
(regenschaduw).