Introductie in het steun- en bewegingsstelsel (SBS) • Hoorcollege 1
1. Waaruit vormen zich de spieren en subcutis?
a. Somatisch lateraal plaat mesoderm
b. Paraxiaal mesoderm
2. De armen ontstaan:
⬜ Uit C5 – C8
⬜ Uit ectoderm
⬜ Uit L3 – L5
⬜ Uit mesoderm
⬜ Vanaf dag 24
⬜ Vanaf dag 28
3. Vanuit welk cervicaal segment begint uitgroei van de bovenste extremiteiten?
4. C8 en T1 vormen de laterale zijde van de bovenste extremiteiten.
a. Juist
b. Onjuist
5. In de hele centrale as van de bovenste extremiteit vormt zich kraakbeen.
a. Juist
b. Onjuist
6. De ventrale spiermassa vormt zich tot:
⬜ Abductoren
⬜ Adductoren
⬜ Extensoren
⬜ Flexoren
⬜ Pronatoren
⬜ Supinatoren
7. Alle supinatoren liggen dorsaal.
a. Juist
b. Onjuist
ZHB II → week 2 → vragen → 1
,8. De rotatie van bovenste extremiteiten vindt plaats naar:
a. Mediaal
b. Lateraal
9. Huidvenen en huidzenuwen bevinden zich in de subcutis.
a. Juist
b. Onjuist
10. Welke structuur scheidt spieren van elkaar?
11. Zet de volgende structuren in de juiste volgorde van buiten naar binnen: diepe
fascie – huid – spierlaag – subcutis.
12. Zet de volgende structuren in de juiste volgorde van binnen naar buiten:
actine/myosine –endomysium – epimysium – fasciculi – myofibrillen –
perimysium – spierbuik – spiervezels:
13. Hoe heet het fenomeen van een spier die de kortste lengte heeft bereikt?
a. Actieve insufficiëntie
b. Passieve insufficiëntie
14. Wat is een motorunit?
Spier- en peesletsels in de sport • Hoorcollege 2
15. Waarop duidt een ossale afwijking bij een acute sportblessure waarschijnlijk?
16. Welke 3 spieren zijn het meest aangedaan in geval van spier- of peesletsel?
17. Welke factoren geven een verhoogd risico op overrekking?
18. Wat is het verschil tussen contusion injury en distention injury?
19. Welke complicaties kunnen ontstaan bij een spier- of peesruptuur?
20.Welke factoren geven een verhoogd risico op spier- of peesruptuur?
21. Wat kan een MRI-scan of echografie aantonen in geval van spier- of
peesletsel?
22. Het doel van return-to-play is een goede warming-up.
a. Juist
b. Onjuist
ZHB II → week 2 → vragen → 2
, 23.Wat is de juiste term voor een chronische overbelasting van de pees?
a. Tendinitis
b. Tendinopathie
c. Tendinose
24.Wat zijn de 4 stadia van Blazina (peesblessure)?
25. Bij acute én chronische spier- en peesblessures is overbelasting een van de
belangrijkste oorzaken.
a. Juist
b. Onjuist
26.Hoelang duurt herstel van een chronische peesblessure?
a. 1 – 3 maanden
b. 3 – 6 maanden
c. 3 – 12 maanden
d. 12 – 24 maanden
27. Met welke klachten presenteren patiënten met een chronische peesblessure
zich?
Benige structuren, oppervlakkig vaatstelsel en huidzenuwen • Practicum 1
28.Waar in de bovenarm vind je de v. cephalica?
a. Mediaal
b. Lateraal
29.Waardoor worden de v. cephalica en v. basilica verbonden?
30.Waarin mondt de v. cephalica uit?
31. Waarin mondt de v. basilica uit?
32.Hoe ontstaan varices?
33. Welke vene loopt van de mediale rand van de voet langs de mediale zijde
van de knie naar de lies en draineert in de v. femoralis?
a. V. saphena magna
b. V. saphena parva
ZHB II → week 2 → vragen → 3