Klassieke organisatiekunde
De klassieke organisatiekunde belichtte voornamelijk de rol van de manager in de hiërarchie: de
verdeling van gezag en autoriteit in een organisatie. Bekende klassieke theorieën zijn het scientific
management van Taylor en het algemene management van Fayol.
Frederick Taylor
Taylor ontwikkelde het management om problemen te voorkomen of zo goed mogelijk op te lossen.
De theorie houdt het volgende in:
Ontwikkel de beste manier voor het uitvoeren van een taak door de arbeider.
Selecteer, train, onderwijs en ontwikkel iedere arbeider.
Stimuleer de arbeider met prestatiebeloning om zijn taak op de enig juiste manier uit te
voeren.
Verdeel het werk en de verantwoordelijkheid over het management en de arbeiders.
Vaak lees je dat de visie van het scientific management ‘onmenselijk’ was, maar Taylor had juist de
bedoeling het welzijn van de arbeider te bewaken. Fabrikanten zagen arbeiders enkel als verlengstuk
van de machine waar de arbeider aan werkte. Zij vonden dat arbeiders niet werkte, daarom werd het
ideaal van hem om zeep geholpen/ tot op de dag van vandaag kun je in vele organisaties zijn
principes terugvinden.
Henri Fayol
Fayol was de eerste Europeaan die een complete samenhangende visie op de organisatiekunde heeft
ontwikkeld. De kerntaken bestonden uit:
Plannen; toekomst in kaart brengen en op basis daarvan een actieplan genereren.
Organiseren; het opbouwen van de organisatiestructuur, personeelsbestand en middelen.
Bevelen; het personeel aan het werk houden.
Coördineren; bij elkaar brengen en harmoniseren van alle activiteiten en inspanningen in een
organisatie.
Controleren; nagaan of alles binnen de organisatie gebeurt volgens de vastgestelde regels en
gegeven bevelen.
Hij gaf veertien managementprincipes aan, waarvan eenheid van bevel de belangrijkste is was. deze
regel houdt in dat iedereen maar één directe baas boven zich moet hebben. Zijn ideeën vormen
tegenwoordig de bouwstenen van het management bij tal van grote, wereldwijd opererende
ondernemingen.
Arbeidsverdeling-> mensen specialiseren in een bepaalde werkzaamheid.
Gedragskundige benadering
De belangrijke algemene conclusie die men uit de Hawthorne-onderzoeken kan trekken, is het feit
dat zowel menselijke verhoudingen en sociale behoeften van de werknemers als de technische
aspecten van het werk belangrijk zijn voor goede resultaten van het bedrijf.
Werknemers zijn leden van door henzelf gevormde groepen met hun eigen leiders en gedragscodes.
Managers zouden de sociale band van arbeiders zoveel mogelijk moeten bevorderen en hier gebruik
van moeten maken. Dit betekend een gelijkwaardigheid tussen managers en arbeiders. De
benadering wordt human relations genoemd.