1. Sociale cognities
× Processen waarbij we informatie:
o Verwerven/ opslaan
o Integreren/ organiseren
o Interpreteren
× Over mensen
o Anderen = sociale perceptie
o Zichzelf = zelfperceptie
1. SCHEMA’S
× Schema: cognitieve structuur waarin eerder verworven kennis over een stimulus of concept
is gerepresenteerd = gestructureerd functioneringspatroon
= we kunnen info structureren
= kunnen dingen met elkaar verbinden
× Sociale schema’s:
o Wat we denken over onszelf
= invloed op ons zelfbeeld
o Wat we denken dat anderen over ons denken (imaginair publiek)
= invloed op ons handelen
OMSCHRIJVING
× Zelfschema: hoe je jezelf beschrijft
× Prototype: soort gemiddelde van een specifieke groep mensen
Vb. prototype van een typische student: een schema van hoe een gemiddelde student eruit
ziet
× Script: geeft info over het verloop van opeenvolgende acties, voorspelt een opeenvolgende
actie
gedrag NIET conform aan het script = meest interessant: geeft meer info
Vb. iedereen heeft een script van hoe een onlineles verloopt: zonder camera en micro
= we zwijgen tot er een vraag wordt gesteld
KENMERKEN
× Gestalt: het geheel is meer dan de som van de delen
= een totaalbeeld, een geheel
= niet zomaar alle delen apart vormen een geheel
we maken zelf een soort geheel van alles die we zien
× Top-down of theory-driven processing:
o Top-down: vanuit de hersenen, van boven naar beneden
= vanuit ons schema wat we meemaken mee vormen of kaderen
= ons schema bepaald wat we zien
o Theory-driven: de theorie
= wat we zien wordt beïnvloed van wat we weten uit de theorie
,Samenvatting: sociale psychologie 2020-2021
= de theorie die we binnen krijgen wordt al beïnvloed door ons schema
hierdoor ga je meer zien wat je verwacht te zien
vb. je denkt dat studenten goede mensen zijn: je ziet goede meewerkende studenten
vb. je denkt dat studenten niet opletten: je gaat meer studenten zien die niet opletten
× Bottom-up of data-driven processing: worden achteraf gestuurd door de schema’s
= zonder schema, invloed kijken naar de wereld, zonder vooroordelen dingen opnemen en
daarmee een schema maken
zou ideaal zijn, maar is meestal niet het geval
× Sturen persoonsperceptie:
= bepalen hoe we kijken naar de mensen
× Schema’s beïnvloeden de herinnering:
= wat we ons kunnen herinneren wordt beïnvloed over hoe we denken over sociale
informatie
o Experiment:
Aan 2 groepen werd hetzelfde verhaal verteld over een vrouw met
karaktereigenschappen: zowel introvert én extravert
Twee dagen later werd gevraagd aan de groepen:
1) is ze geschikt voor bibliothecaris? (= introvert)
2) is ze geschikt voor makelaar? (= extravert)
Ze moesten dus elk verschillende informatie ophalen uit hun herinneringen
Bij het ophalen van de herinneringen, werd de opgehaalde informatie sterk
bepaald door het geactiveerde schema
1) bibliothecaris = introvert halen introverte kenmerken op
2) makelaar = extravert halen extraverte kenmerken op
× Prescriptief: voorschrift
= bieden een beeld van hoe iets zou moeten zijn (positief: niet nadenken over hoe…)
kan ook zorgen voor vooroordelen
= onze attributies zorgen ervoor dat een schema blijft bestaan
o Need for cognition: nood om na te denken
= gaan op zoek naar info die niet past binnen het schema, meer reflecteren en
nadenken
o Need for certainy: nood aan houvast, zekerheid
= gaan meer op zoek naar info die hun schema bevestigen
× Toegangkelijker naarmate 2 factoren:
1 Hoe vaker opgeroepen
2 Hoe recenter opgeroepen
vb. net les gevolgd: zien iemand van 20jaar: denken we direct dat hij ook student is
× Door schema’s vlugger info verwerken:
= schema: middel om informatie te structureren en te verwerken
,Samenvatting: sociale psychologie 2020-2021
o Experiment:
Mensen kregen informatie over Indonesië
Achteraf toets over Indonesië én tegelijk een persoon beoordelen
= 2 testen tegelijk: moeilijk
Er waren 2 groepen:
1) kregen geen schema, enkel info over Indonesië en de persoon
2) er werd gezegd dat de persoon een skinhead (extreem rechts, stereotype
beeld) was: het prototype/ schema wordt geactiveerd
De resultaten:
1) scoorden veel slechter op de test op Indonesië
= kregen alle informatie tegelijk en konden niet alles onthouden/ verwerken
2) konden alles beter onthouden
= alle informatie werd sneller verwerkt door het schema die was geactiveerd
= konden zich beter focussen op de info van Indonesië= beter focussen
hierop
schema’s helpen om informatie sneller te verwerken
× Label (niet altijd de werkelijkheid)
= doordat we informatie sneller zouden verwerken geven we er labels aan (kloppen niet altijd)
Schema’s kunnen opgeroepen worden door een stimulus uit de omgeving
= bepaalde informatie uit de omgeving kan een schema volledig of gedeeltelijk activeren
EVOLUTIONAIR
× Door herhaalde blootstelling aan specifieke problemen hebben we daarvoor in onze
hersenen speciale reactiepatronen ontwikkeld.
2. CONFIGUREREN (schema opbouwen met losse elementen)
× Welk schema gebruiken we wanneer?
Hoe komt het dat we op bepaalde manieren denken?
o Verschillende effecten
o Effecten zorgen soms voor vertekening (= we denken dat het klopt, maar komt niet
overeen met de werkelijkheid)
OPVALLENDE KENMERKEN
× Hoe meer een kenmerk opvalt hoe sneller het aansluitende schema wordt geactiveerd
× Opvallende kenmerken: wat je als eerste ziet
o Naam
o Geslacht
o Huidskleur
× Opvallendheid wordt bepaald door de contextfactoren!
Vb. 1 iemand met ros haar valt op tussen mensen met andere haarkleuren
Vb. evenement met imitators van Ed Sheeran: mensen met ros haar vallen minder op
PRIMACY-EFFECT
, Samenvatting: sociale psychologie 2020-2021
× Primacy-effect:
= informatie die wij eerst over iemand krijgen beïnvloedt het globale oordeel meer dan later
verworven informatie
= de volgorde van prikkels spelen een rol bij het beland die we eraan geven
wat we eerst horen activeert als eerste een schema
o Je kan maar 1 keer een goede eerste indruk maken
= vooral door non-verbale signalen (lichaamstaal)
= binnen de 30 seconden hebben we al een oordeel
Vb. kunstenaars of muzikanten worden beoordeeld door hun eerste werk. Een muziekgroep
die verandert van stijl: publiek is moeilijker te veranderen door het primacy effect
× 3 verklaringen voor het primacy-effect: (werking KTG)
o Aan later verkregen informatie wordt minder aandacht besteed
o Latere informatie wordt geïnterpreteerd in het licht van de vroegere informatie
= we ‘vervormen’ de later info door degene die we al weten
o Behoefte aan afsluiten, zodra men een beeld heeft
CONFIGURATIEMODEL (Asch)
× Asch: als we een persoon leren kennen maken we er een gestalt van (geheel beeld)
× Van een persoon vormt men zich een gestalt:
o Een intern consistent beeld
o Betekenis van een element wordt meebepaald door de betekenis die men aan de
andere elementen geeft en omgekeerd
o Dominante informatie kan het beeld gaan vervormen
= volledige beeld kan soms worden bepaald door 1 dominante eigenschap
× Experiment:
o Personen kregen een identieke lijst van karaktereigenschappen te zien
o 2 groepen: 1 verschil: een andere eerste karaktereigenschap
- groep 1: warme karaktereigenschap (koud + fier = zelfrespect)
- groep 2: koude karaktereigenschap (koud + fier = dikke nek, verwaand)
o Door het ene woord krijg je een heel ander beeld doordat we een geheel willen
maken (gestalt)
1 element zal het geheel beïnvloeden als het dominant is (koud/ warm)
Geen dominante eigenschap: beleefd – bot = bepaald niet het volledige schema
IMPLICIETE PERSOONLIJKHEID
× Impliciete persoonlijkheid:
= veronderstelling dat bepaalde persoonstrekken samen voorkomen en andere niet