Psychiatrie hoofdstuk 2: Diagnose
Psychiatrische stoornissen worden geordend als syndroom. Een syndroom is een
groep of samenhangend geheel van symptomen in puur beschrijvende zin. Dit wil
zeggen dat deze groepering of samenhang alleen vaststellen zonder er een
verklaring voor te geven. Een symptoom is een uiting, signaal of kenmerk van
een psychische stoornis of syndroom.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdsymptomen: verwijzen naar een
specifieke stoornis, en bijsymptomen: die het beeld van de stoornis volledig
maken, maar bijkomstig zijn.
De DSM moest beantwoorden aan twee basisprincipes:
De ordening van psychische stoornissen moet losstaan van mogelijke
verklaringen
De indeling moet steunen op heldere en ondubbelzinnige criteria, die
bruikbaar zijn in de diagnostische praktijk en het wetenschappelijke
onderzoek.
De DSM-5 wordt gehanteerd voor het definiëren en ordenen van psychische
stoornissen. In de DSM zijn drie leidende principes te onderscheiden:
Ontwikkelingsperspectief: naar mate een stoornis vroeger in de levensloop
kan optreden, staat deze meer vooraan zowel bij de indeling als de
ordening binnen elke hoofdgroep. Binnen elke hoofdgroep is de volgorde
van diagnosen eveneens bepaald door de leeftijd waarop de stoornis het
vaakst voorkomt.
Mate van verwantschap: de gelijkenissen tussen symptomen en aan de
aanleg of kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van de stoornis.
Graad van ernst: meer dimensionale omschrijvingen te gebruiken.
Selffulfilling prophecy: een persoon gaat handelen naar hun diagnose gedragen.
Kritiek op de DSM vanwege het gebrek aan de zorgbehoefte, veerkracht en
context van de cliënten. Er ontstaat een onrechte (stigmatiserend) etiket
opgeplakt en komen onnodig in de psychiatrie terecht (psychiatrisering).
Systematische diagnostiek
Differentiële diagnostiek: diverse mogelijkheden worden tegenover elkaar
afgewogen. Daarna komt de conclusie wat de einddiagnose wordt genoemd.
In de psychiatrie zijn drie soorten onderzoeksmethoden:
Diagnostisch interview: is een belangrijk instrument om de
belevingswereld van de cliënt te verkennen. Op basis van cliëntgerichte
communicatie proberen zorgverleners zoveel mogelijk van het perspectief
van cliënten te achterhalen, overeenstemming te bereiken over de
werkwijze en de regie en verantwoordelijkheid te delen met cliënten. Er
wordt tegemoetgekomen aan twee kernbehoeftes van cliënten: cognitieve
behoefte (weten wat er aan de hand is en wat er gedaan kan worden) en
de affectieve behoefte (zich gesteund, gekend en begrepen te voelen).
Psychiatrische stoornissen worden geordend als syndroom. Een syndroom is een
groep of samenhangend geheel van symptomen in puur beschrijvende zin. Dit wil
zeggen dat deze groepering of samenhang alleen vaststellen zonder er een
verklaring voor te geven. Een symptoom is een uiting, signaal of kenmerk van
een psychische stoornis of syndroom.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdsymptomen: verwijzen naar een
specifieke stoornis, en bijsymptomen: die het beeld van de stoornis volledig
maken, maar bijkomstig zijn.
De DSM moest beantwoorden aan twee basisprincipes:
De ordening van psychische stoornissen moet losstaan van mogelijke
verklaringen
De indeling moet steunen op heldere en ondubbelzinnige criteria, die
bruikbaar zijn in de diagnostische praktijk en het wetenschappelijke
onderzoek.
De DSM-5 wordt gehanteerd voor het definiëren en ordenen van psychische
stoornissen. In de DSM zijn drie leidende principes te onderscheiden:
Ontwikkelingsperspectief: naar mate een stoornis vroeger in de levensloop
kan optreden, staat deze meer vooraan zowel bij de indeling als de
ordening binnen elke hoofdgroep. Binnen elke hoofdgroep is de volgorde
van diagnosen eveneens bepaald door de leeftijd waarop de stoornis het
vaakst voorkomt.
Mate van verwantschap: de gelijkenissen tussen symptomen en aan de
aanleg of kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van de stoornis.
Graad van ernst: meer dimensionale omschrijvingen te gebruiken.
Selffulfilling prophecy: een persoon gaat handelen naar hun diagnose gedragen.
Kritiek op de DSM vanwege het gebrek aan de zorgbehoefte, veerkracht en
context van de cliënten. Er ontstaat een onrechte (stigmatiserend) etiket
opgeplakt en komen onnodig in de psychiatrie terecht (psychiatrisering).
Systematische diagnostiek
Differentiële diagnostiek: diverse mogelijkheden worden tegenover elkaar
afgewogen. Daarna komt de conclusie wat de einddiagnose wordt genoemd.
In de psychiatrie zijn drie soorten onderzoeksmethoden:
Diagnostisch interview: is een belangrijk instrument om de
belevingswereld van de cliënt te verkennen. Op basis van cliëntgerichte
communicatie proberen zorgverleners zoveel mogelijk van het perspectief
van cliënten te achterhalen, overeenstemming te bereiken over de
werkwijze en de regie en verantwoordelijkheid te delen met cliënten. Er
wordt tegemoetgekomen aan twee kernbehoeftes van cliënten: cognitieve
behoefte (weten wat er aan de hand is en wat er gedaan kan worden) en
de affectieve behoefte (zich gesteund, gekend en begrepen te voelen).