Course 6 deel 2
, Inhoud
Theorie voor de praktijk: histologie ................................................................................................................ 3
Les 1: introductie histologie en morfologie van de nier.............................................................................. 3
Les 2: vriescoupes snijden en histologie van de lever en long .................................................................... 6
Les 3: enzym histochemie en immuunhistochemie .................................................................................. 10
Theorie voor de praktijk: cytodiagnostiek..................................................................................................... 14
Les 1: Cervix uteri & tractus respiratorius ................................................................................................. 14
Les 2: onrijpe plaveiselcellen..................................................................................................................... 17
Les 3: ontstekingen en infecties ................................................................................................................ 19
Theorie voor de praktijk: immunologie ......................................................................................................... 21
Les 1: celkweek algemeen ......................................................................................................................... 21
Les 2: RAW-cellen & LPS stimulatie ........................................................................................................... 23
Les 3: antigenpresentatie .......................................................................................................................... 25
Humane biologie 1 ........................................................................................................................................ 26
Les 1: algemene histologie en microscopie ............................................................................................... 26
Les 2: epitheelweefsel ............................................................................................................................... 30
Les 3: bindweefsels ................................................................................................................................... 36
Les 4: gespecialiseerde bindweefsels ........................................................................................................ 40
Les 5: spierweefsel .................................................................................................................................... 45
Les 6: zenuwweefsel.................................................................................................................................. 52
Humane biologie II ........................................................................................................................................ 60
Les 1: het circulatoire systeem .................................................................................................................. 60
Les 2: spijsverteringskanaal en de ondersteunende organen ................................................................... 65
Les 3: the respiratory system .................................................................................................................... 69
Les 4: urinewegen ..................................................................................................................................... 74
Les 5: de huid ............................................................................................................................................ 77
Les 6: endocriene klieren .......................................................................................................................... 81
Les 7: het mannelijke en vrouwelijke geslachtsorgaan ............................................................................. 85
Immunologie II .............................................................................................................................................. 86
Les 1: flowcytometrie ................................................................................................................................ 86
Les 2: cel isolatie en functionele assays .................................................................................................... 91
Les 3: antilichamen en ELISA ..................................................................................................................... 97
Les 4: secundaire lymfoïde organen en activatie van B en T cellen ........................................................ 104
,Les 5: ontwikkeling van B cellen in lymfoïde organen ............................................................................ 110
Les 6: Ontwikkeling van T cellen in lymfoïde organen en transplantatie................................................ 112
Les 7: transplantatie ................................................................................................................................ 113
, Theorie voor de praktijk: histologie
Les 1: introductie histologie en morfologie van de nier
Om het microspische morfologie van de nier goed te kunnen begrijpen is het van belang dat je ook de
macroscopische morfologie van de nier kent. Je moet dus kunnen herkennen waar het stukje nier op je
coupe vandaan komt: bijvoorbeeld uit de cortex of uit het merg van de nier. Het kennen van de
macrospische morfologie is ook belangrijk om op een juiste manier een stukje van het weefsel weg te
snijden om antwoord op je vraagstelling te krijgen. Als je bijvoorbeeld wilt onderzoeken of er afwijkingen
op de glomeruli zitten dan is het dus van belang dat je weet dat deze enkel in de cortex van de nier
voorkomt. Je gaat dan ook dat stukje van de nier snijden en niet het merg.
De nefron is de kleinste functionele eenheid van de nier. Dit ga je bekijken tijdens de praktijklessen van
histologie. Dit weefsel ligt in een bepaalde oriëntatie in de nier. De buitenkant van de nier is de schors, ook
wel cortex, en de binnenkant merg, ook wel medulla. De nefron is verdeeld over zowel het schors als de
merg van de nier.
Het kan voorkomen dat het niet voldoende is om met een lichtmicroscoop naar de nier te kijken, je kan dan
gebruik maken van de elektronen microscoop. De elektronen microscoop kost veel extra werk maar heeft
wel voordelen: de resolutie is hoger waardoor je meer details kunt waarnemen. Als je wilt bekijken of een
persoon een afwijking heeft in het vermogen om het bloed te filteren kijk je met behulp van elektronen
microscopie naar de podocyten in het weefsel. Met lichtmicroscopie zijn deze lastig zichtbaar.
De bereiding van een coupe voor lichtmicroscopie is anders de voor de elektronen microscopie. De driehoek
‘fixatie-antigeniciteit-morfologie’ is daarbij heel belangrijk (THEMATOETS VRAAG).
De twee meest voorkomende fixatieven zijn ethanol en formaldehyde, dit zijn de twee hoofdgroepen van
fixatieven. Hierbij is ethanol een coagulerend fixatief en formaldehyde en niet-coagulerend fixatief. Bij een
coagulerend fixatief worden structuren ‘op hun plaats’ gehouden door de onttrekking van water. Bij niet-