NOVA natuurkunde
Hoofdstuk 2 Elektriciteit
Paragraaf 1: Lading
2 typen ladingen: positieve lading en negatieve lading.
o Hetzelfde type lading stoot elkaar af, verschillend type lading trekt elkaar aan.
Een neutraal voorwerp heeft evenveel positieve als negatieve lading.
Elektronen zijn de negatieve lading en bezitten elk de kleinste hoeveelheid lading die in de
natuur voorkomt. Dat is de elementaire lading e.
Een neutraal voorwerp wordt positief geladen als de elektronen het voorwerp verlaten.
Atoommodel
Een atoom is het kleinste deeltje waar een element uit bestaat.
Het atoommodel wordt gebruikt om de eigenschappen van een atoom te verklaren.
o Een atoom bestaat uit een positief geladen kern met daaromheen negatief geladen
elektronen.
o Een atoom is elektrisch neutraal: de elektronen compenseren de lading van de kern.
Hierdoor worden de elektronen in het atoom vastgehouden.
In een vaste vorm zijn atomen regelmatig gerangschikt en trillen op hun plaats
In een metaal kunnen de buitenste elektronen soms hun atoom verlaten en kunnen dan door
de vaste stof zwerven. Soms kunnen ze zelfs uit het rooster ontsnappen en de stof verlaten.
o Het atoom dat achterblijft zonder buitenste elektron is positief gelanden Positief
ion.
o Als zo’n vrij elektron in de buitenste baan van een ander atoom terecht komt krijgt
dat atoom meer elektronen en wordt hij negatief geladen Negatief ion.
o Geleiders zijn metalen met veel vrije elektronen.
o Een isolator is een stof waarvan de lading zich niet kan verplaatsen.
Het symbool van de elektrische grootheid lading is Q en wordt uitgedrukt in coulomb (C)
o De lading van een elektron: -1,60٠10-19 C (ook terug te vinden in BINAS tabel 7A als
elementair ladingsquantum e).
Paragraaf 2: Stroom en spanning
Spanning van apparaten op elektriciteitsnet: 230 volt
Elektronenstroom: van negatief geladen voorwerp naar positief geladen voorwerp.
Elektrische stroom is de lading die zich verplaatst.
Richting van elektrische stroom: van pluspool naar minpool (zo dacht men vroeger dat de
lading zich bewoog).
o Je zegt dus dat de elektrische stroom van pluspool naar minpool gaat maar in
werkelijkheid is het andersom.
Grootte van de stroom
De stroomsterkte I is de grootte van de stroom de hoeveelheid lading die per seconde
door de dwarsdoorsnede van een draad stroomt.
Formule stroomsterkte: I=Q/t
o I: de stroomsterkte in coulomb per seconde (C s-1) ampere (A)
o Q: de lading die passeert in coulomb (C). Q wordt in de formule altijd positief
ingevuld.
o t: de tijdsduur waarin die lading passeert in seconde (s)
Hoofdstuk 2 Elektriciteit
Paragraaf 1: Lading
2 typen ladingen: positieve lading en negatieve lading.
o Hetzelfde type lading stoot elkaar af, verschillend type lading trekt elkaar aan.
Een neutraal voorwerp heeft evenveel positieve als negatieve lading.
Elektronen zijn de negatieve lading en bezitten elk de kleinste hoeveelheid lading die in de
natuur voorkomt. Dat is de elementaire lading e.
Een neutraal voorwerp wordt positief geladen als de elektronen het voorwerp verlaten.
Atoommodel
Een atoom is het kleinste deeltje waar een element uit bestaat.
Het atoommodel wordt gebruikt om de eigenschappen van een atoom te verklaren.
o Een atoom bestaat uit een positief geladen kern met daaromheen negatief geladen
elektronen.
o Een atoom is elektrisch neutraal: de elektronen compenseren de lading van de kern.
Hierdoor worden de elektronen in het atoom vastgehouden.
In een vaste vorm zijn atomen regelmatig gerangschikt en trillen op hun plaats
In een metaal kunnen de buitenste elektronen soms hun atoom verlaten en kunnen dan door
de vaste stof zwerven. Soms kunnen ze zelfs uit het rooster ontsnappen en de stof verlaten.
o Het atoom dat achterblijft zonder buitenste elektron is positief gelanden Positief
ion.
o Als zo’n vrij elektron in de buitenste baan van een ander atoom terecht komt krijgt
dat atoom meer elektronen en wordt hij negatief geladen Negatief ion.
o Geleiders zijn metalen met veel vrije elektronen.
o Een isolator is een stof waarvan de lading zich niet kan verplaatsen.
Het symbool van de elektrische grootheid lading is Q en wordt uitgedrukt in coulomb (C)
o De lading van een elektron: -1,60٠10-19 C (ook terug te vinden in BINAS tabel 7A als
elementair ladingsquantum e).
Paragraaf 2: Stroom en spanning
Spanning van apparaten op elektriciteitsnet: 230 volt
Elektronenstroom: van negatief geladen voorwerp naar positief geladen voorwerp.
Elektrische stroom is de lading die zich verplaatst.
Richting van elektrische stroom: van pluspool naar minpool (zo dacht men vroeger dat de
lading zich bewoog).
o Je zegt dus dat de elektrische stroom van pluspool naar minpool gaat maar in
werkelijkheid is het andersom.
Grootte van de stroom
De stroomsterkte I is de grootte van de stroom de hoeveelheid lading die per seconde
door de dwarsdoorsnede van een draad stroomt.
Formule stroomsterkte: I=Q/t
o I: de stroomsterkte in coulomb per seconde (C s-1) ampere (A)
o Q: de lading die passeert in coulomb (C). Q wordt in de formule altijd positief
ingevuld.
o t: de tijdsduur waarin die lading passeert in seconde (s)