H2: Bedekkende epithelen
Bepaal het aantal cellagen:
a. Éénlagig
b. Meerlagig à bovenste cellagen maken geen contact met de basaalmembraan
c. Pseudomeerlagig à cellen maken contact met de basaalmembraan, maar zitten niet allemaal even hoog
d. Overgangsepitheel à boven stratum basale kubische cellen van variabele vorm (paraplucellen)
Bepaal de vorm v/d cellen:
a. Plaveisel (squamous) à platte vorm
b. Kubisch (cuboidal) à ronde vorm
c. Cilindrisch (columnar) à cilinder vorm
Verdere typische kenmerken:
a. Eenlagige epithelen:
• Lijnbekercellen aanwezig?
• Apicale celdifferentiaties (microvili: staafzoom (korte) of borselstoom (lange) of trilharen/stereocilia)
b. Meerlagige epithelen (vooral plaveiselepithelen):
• Kijk na of er kernen in de bovenste cellagen zitten à verhoornd (dood/geen kernen) of onverhoornd
(wel kernen)
Meerlagig onverhoornd plaveiselepitheel verschillende strata:
• Stratum basale: vorming nieuwe cellen doordat deze delen (epitheel constant verneiuwd)
• Stratum spinosum: sterk cytoskelet zorgt voor ontstaan spina (uisteeksels)
• Stratum superficiale: keratinefilamneten + vochtige oppervlakte
Meerlagig verhoornd plaveiselepitheel:
• Stratum basale en stratum spinosum: bovenste laag bestaat uit dode cellen (geen celkern)
• Stratum granulosum: keratohyliene korrels duidelijk te zien hier
• Stratum corneum: eigenlijke hoornlaag
• Stratum disjuctivum: afschilvering van epitheel
Overgangsepitheel:
• Stratum basale: onderste laag
• Stratum intermedium: rekt uit als spanning op epitheel verhoogd
• Stratum superficiale: bovenste laag met paraplucellen
1
, Hoofdstuk 3 deel 1: Klierepithelen
Is het exocrien of endocrien?
a. Exocrien à er zijn afvoergangen en een lumen + producten: secretieproducten
b. Endocrien à geen afvoergangen maar wel bloedvaatjes + producten: hormonen (via bloed vervoerd)
c. Gemengde klier à beiden
Verdere typering van exocriene klieren:
a. Multicellulaire (meerdere kliercellen georganiseerd rond een lumen) of unicellulaire klier
b. Onderscheid in het secretieproduct:
• Sereus à produceert eiwitten en bezit een RER + in het apicale deel zitten secretievesikels met
eiwitten
• Muceus à grote vesikels in apicale celgedeelte dus kern word verdrukt naar basale kant
• Sero-muceus à zowel sereus als muceus
c. Benoemd de secretiewijze
• Merocrien à secreet via exocytose-achtig proces uitgescheiden dus cel blijft intact
• Apocrien à uitstulping apicale deel uit het lumen
• Holocrien à cel volgepropt met secreet en zal openbarsten en afsterven
d. Algemene morfologie v/d multicellulaire exocriene klier
Benoem de vorm:
• Tubulair à buisvormig
• Acinair à soort trosje
• Tubulo-acinair à beide vormen
• Alveolair à lumina v/d klierdeeltjes is erg groot
Bepaal of de afvoergangen enkelvoudig of samengesteld zijn
Bepaal het subtype v/d klier
2
Bepaal het aantal cellagen:
a. Éénlagig
b. Meerlagig à bovenste cellagen maken geen contact met de basaalmembraan
c. Pseudomeerlagig à cellen maken contact met de basaalmembraan, maar zitten niet allemaal even hoog
d. Overgangsepitheel à boven stratum basale kubische cellen van variabele vorm (paraplucellen)
Bepaal de vorm v/d cellen:
a. Plaveisel (squamous) à platte vorm
b. Kubisch (cuboidal) à ronde vorm
c. Cilindrisch (columnar) à cilinder vorm
Verdere typische kenmerken:
a. Eenlagige epithelen:
• Lijnbekercellen aanwezig?
• Apicale celdifferentiaties (microvili: staafzoom (korte) of borselstoom (lange) of trilharen/stereocilia)
b. Meerlagige epithelen (vooral plaveiselepithelen):
• Kijk na of er kernen in de bovenste cellagen zitten à verhoornd (dood/geen kernen) of onverhoornd
(wel kernen)
Meerlagig onverhoornd plaveiselepitheel verschillende strata:
• Stratum basale: vorming nieuwe cellen doordat deze delen (epitheel constant verneiuwd)
• Stratum spinosum: sterk cytoskelet zorgt voor ontstaan spina (uisteeksels)
• Stratum superficiale: keratinefilamneten + vochtige oppervlakte
Meerlagig verhoornd plaveiselepitheel:
• Stratum basale en stratum spinosum: bovenste laag bestaat uit dode cellen (geen celkern)
• Stratum granulosum: keratohyliene korrels duidelijk te zien hier
• Stratum corneum: eigenlijke hoornlaag
• Stratum disjuctivum: afschilvering van epitheel
Overgangsepitheel:
• Stratum basale: onderste laag
• Stratum intermedium: rekt uit als spanning op epitheel verhoogd
• Stratum superficiale: bovenste laag met paraplucellen
1
, Hoofdstuk 3 deel 1: Klierepithelen
Is het exocrien of endocrien?
a. Exocrien à er zijn afvoergangen en een lumen + producten: secretieproducten
b. Endocrien à geen afvoergangen maar wel bloedvaatjes + producten: hormonen (via bloed vervoerd)
c. Gemengde klier à beiden
Verdere typering van exocriene klieren:
a. Multicellulaire (meerdere kliercellen georganiseerd rond een lumen) of unicellulaire klier
b. Onderscheid in het secretieproduct:
• Sereus à produceert eiwitten en bezit een RER + in het apicale deel zitten secretievesikels met
eiwitten
• Muceus à grote vesikels in apicale celgedeelte dus kern word verdrukt naar basale kant
• Sero-muceus à zowel sereus als muceus
c. Benoemd de secretiewijze
• Merocrien à secreet via exocytose-achtig proces uitgescheiden dus cel blijft intact
• Apocrien à uitstulping apicale deel uit het lumen
• Holocrien à cel volgepropt met secreet en zal openbarsten en afsterven
d. Algemene morfologie v/d multicellulaire exocriene klier
Benoem de vorm:
• Tubulair à buisvormig
• Acinair à soort trosje
• Tubulo-acinair à beide vormen
• Alveolair à lumina v/d klierdeeltjes is erg groot
Bepaal of de afvoergangen enkelvoudig of samengesteld zijn
Bepaal het subtype v/d klier
2