Kerkgeschiedenis samenvatting H9
1.1
In de 16e eeuw waren er meer stromingen dan alleen de lutheranen, zwinglianen en calvinisten die
een reformatie wilden. Dit waren geestdrijvers. Zij wilden grote veranderingen in de samenleving en
drongen een revolutie aan. De Reformatie wilde ook veranderingen, maar die moest overeenkomen
met Gods Woord, wat bij de geestdrijvers niet zo was. Ze vormden daardoor een bedreiging van
binnenuit. Er kwamen ook tegenstemmen van buitenaf. De Rooms-Katholieke kerk vond het niet
goed dat velen deze kerk verlieten en bij de Reformatie aansloten. Rome zette met behulp van een
inquisitie (=de kerkelijke rechtbank die ketters moest opsporen en veroordelen) een tegenbeweging
in gang, genaamd de Contrareformatie.
2.1
De bekendste geestdrijvers waren de dopersen, die geen eenheid vormden, omdat er 2
hoofdstromingen waren:
1. Revolutionairen (=wederdopers), streefden naar een omkeer van maatschappelijk leven en
godsdienstige leer.
2. Vredelievenden (=doopsgezinden), zij wilden juist in maatschappelijk opzicht niet actief zijn.
Ze hadden deze leerstellingen wel gemeen:
Geen kinderdoop. Alleen volwassenen hun geloof kunnen belijden en dat in hun
levenswandel laten zien. De kinderdoop was dus niet geldig en als volwassenen zich bij de
dopersen aan wilden sluiten, moesten ze opnieuw gedoopt worden. Vandaar de naam
wederdopers.
Een heilige kerk van ware gelovigen. Mensen die zich bij de dopersen aan wilden sluiten
moesten de geloofsbelijdenis afgelegd hebben en vooraf werd er onderzoek gedaan of de
betreffende persoon in zijn/haar levenswandel liet zien een echt kind van God te zijn.
Inwendig licht boven de Bijbel. De dopersen vonden de Bijbel niet genoeg. Het ging volgens
hen meer om de werking van de Heilige Geest in mensen, want die mensen hebben de Bijbel
niet meer nodig om Gods boodschap door te geven. Dit inwendige licht staat voor hen bóven
de Bijbel, zelfs als ze in strijd met de Bijbel waren.
Geloof in een aanstaand duizendjarig vrederijk. De dopersen geloofden dat Jezus spoedig
terug zou komen. Ze meenden dat ze mee moesten helpen met Gods Koninkrijk te bouwen,
door bijvoorbeeld te strijden tegen de ‘vijanden’ van God.
Het afwijzen van de overheid. De dopersen gehoorzaamden de overheid niet. Daarbij
leerden ze dat je geen eed af mocht leggen, wat voor veel overheidsfuncties vereist was. Ook
wezen ze de militaire dienst af.
2.2
Melchior Hoffmann was 1 van de revolutionaire dopersen, die zich later van Luther en de reformatie
afkeerde en zichzelf Elia ging noemen, want hij was de profeet die aan de wederkomst van Jezus
vooraf zou gaan. Hij preekte rond 1530 in de Nederlanden, en vooral in Amsterdam kreeg hij veel
aanhang door zijn geschriften. In 1533 vertrok hij naar Straatsburg, waarin hij verkondigde dat daar
het ‘Nieuwe Jeruzalem’ zou neerdalen. Ook was hem geopenbaard dat hij in de gevangenis zou
komen te zitten, wat ook gebeurde.
2.3
1.1
In de 16e eeuw waren er meer stromingen dan alleen de lutheranen, zwinglianen en calvinisten die
een reformatie wilden. Dit waren geestdrijvers. Zij wilden grote veranderingen in de samenleving en
drongen een revolutie aan. De Reformatie wilde ook veranderingen, maar die moest overeenkomen
met Gods Woord, wat bij de geestdrijvers niet zo was. Ze vormden daardoor een bedreiging van
binnenuit. Er kwamen ook tegenstemmen van buitenaf. De Rooms-Katholieke kerk vond het niet
goed dat velen deze kerk verlieten en bij de Reformatie aansloten. Rome zette met behulp van een
inquisitie (=de kerkelijke rechtbank die ketters moest opsporen en veroordelen) een tegenbeweging
in gang, genaamd de Contrareformatie.
2.1
De bekendste geestdrijvers waren de dopersen, die geen eenheid vormden, omdat er 2
hoofdstromingen waren:
1. Revolutionairen (=wederdopers), streefden naar een omkeer van maatschappelijk leven en
godsdienstige leer.
2. Vredelievenden (=doopsgezinden), zij wilden juist in maatschappelijk opzicht niet actief zijn.
Ze hadden deze leerstellingen wel gemeen:
Geen kinderdoop. Alleen volwassenen hun geloof kunnen belijden en dat in hun
levenswandel laten zien. De kinderdoop was dus niet geldig en als volwassenen zich bij de
dopersen aan wilden sluiten, moesten ze opnieuw gedoopt worden. Vandaar de naam
wederdopers.
Een heilige kerk van ware gelovigen. Mensen die zich bij de dopersen aan wilden sluiten
moesten de geloofsbelijdenis afgelegd hebben en vooraf werd er onderzoek gedaan of de
betreffende persoon in zijn/haar levenswandel liet zien een echt kind van God te zijn.
Inwendig licht boven de Bijbel. De dopersen vonden de Bijbel niet genoeg. Het ging volgens
hen meer om de werking van de Heilige Geest in mensen, want die mensen hebben de Bijbel
niet meer nodig om Gods boodschap door te geven. Dit inwendige licht staat voor hen bóven
de Bijbel, zelfs als ze in strijd met de Bijbel waren.
Geloof in een aanstaand duizendjarig vrederijk. De dopersen geloofden dat Jezus spoedig
terug zou komen. Ze meenden dat ze mee moesten helpen met Gods Koninkrijk te bouwen,
door bijvoorbeeld te strijden tegen de ‘vijanden’ van God.
Het afwijzen van de overheid. De dopersen gehoorzaamden de overheid niet. Daarbij
leerden ze dat je geen eed af mocht leggen, wat voor veel overheidsfuncties vereist was. Ook
wezen ze de militaire dienst af.
2.2
Melchior Hoffmann was 1 van de revolutionaire dopersen, die zich later van Luther en de reformatie
afkeerde en zichzelf Elia ging noemen, want hij was de profeet die aan de wederkomst van Jezus
vooraf zou gaan. Hij preekte rond 1530 in de Nederlanden, en vooral in Amsterdam kreeg hij veel
aanhang door zijn geschriften. In 1533 vertrok hij naar Straatsburg, waarin hij verkondigde dat daar
het ‘Nieuwe Jeruzalem’ zou neerdalen. Ook was hem geopenbaard dat hij in de gevangenis zou
komen te zitten, wat ook gebeurde.
2.3