AK HERHALING examen 6v
H4: WERELD
H5 AARDE
H6: ZUID-AMERIKA
H7: LEEFOMGEVING
H4: Wereld
4.1 patronen: welvaart en welzijn
Periferie:
- Arm
- Hoog geboortecijfer
- Hoog sterftecijfer
Semi-periferie:
- In ontwikkeling (ontwikkelingslanden)
- Hoog geboortecijfer
- Afnemend sterftecijfer
- BRICS-landen: Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika
Centrum:
- Rijk/welvarend
- Laag geboortecijfer
- Laag sterftecijfer
Verschillen in welvaart meten:
1. BBP/hoofd
Bezwaren met rekenen met bbp:
- Hierbij moet gekeken worden naar koopkracht: BigMac-Index > stel dat je met 1
euro één Big Mac kan kopen in Nederland, kan je met diezelfde euro er misschien
vier kopen in Niger
- Informele sector wordt niet meegerekend in bbp
- Bbp/hoofd is een gemiddeld getal: regionale en sociale ongelijkheid worden niet
meegerekend (Gini-coëfficiënt (Lorenzcurve) geeft wel een beeld hiervan)
2. Samenstelling beroepsbevolking: hoe meer mensen in de landbouw, hoe armer de
bevolking
Uitschuiving: productie van goederen verplaatsen naar de (semi)periferie.
Gevolg: landen zijn minder afhankelijk grondstoffenproductie omdat ze nu andere
exportproducten hebben.
-> Als een land afhankelijk is van enkele grondstoffen is de economie heel kwetsbaar:
oogsten kunnen mislukken en de prijzen van grondstoffen kunnen enorm fluctueren.
Verschillen in welzijn meten:
1. VN-ontwikkelingsindex: koopkracht + levensverwachting + analfabetisme
Hoe dichter de index bij 1 ligt, hoe hoger het welzijn
,4.2 patronen: demografisch, cultureel en politiek
Bevolkingsspreiding: de manier waarop de bevolking over een gebied verdeeld is
Bevolkingsdichtheid: gemiddeld aantal inwoners per km2
Bevolkingsspreiding kun je verklaren uit:
- Natuurlijke mogelijkheden (bv. vruchtbaarheid grond)
- Ligging (bv. dicht bij kust voor handel)
- Koloniaal verleden (in oude kolonies concentreert de bevolking zich in de kustzone)
Bevolkingsomvang kan veranderen door:
1. Geboorteoverschot
Vooral in arme landen is er nog een hoge vruchtbaarheid door:
- Jonge leeftijdsopbouw (mensen krijgen vroeg kinderen)
- Veel kindersterfte door slechte omstandigheden (er zijn meer kinderen “nodig”)
- Geloof: sommige culturen stimuleren het krijgen van kinderen (bv. katholieke kerk)
- Drie regels: Stijgt het opleidingsniveau vrouwen > neemt vruchtbaarheid af
Stijgt de welvaart > neemt vruchtbaarheid af
De vruchtbaarheid in stad is lager dan op platteland
2. Migratie
Naar een ander land voor betere omstandigheden, veiligheid of arbeid
Urbanisatie/verstedelijking: platteland > stad
aantal personeninactief ( ¿20 en>65 jaar)
Demografische druk:
aantal personen actief (20−65 jaar)
De wereld kan ingedeeld worden in cultuurgebieden, deze veranderen.
Diffusie: de verspreiding van een ruimtelijk verschijnsel waardoor nieuwe cultuurelementen
worden verweven met de oude cultuur. (door bv. migratie of kolonisatie)
→ nieuwe cultuurelementen worden verweven met de ontvangende
cultuur
a. Expansie: verspreiding vanuit één bron (christendom,
kruistochten)
b. Relocatie: verschijnsel wordt meegenomen naar een ander
gebied waar het zich gaat verspreiden (migratie)
c. Contactdiffusie: alleen via direct contact tussen gebieden
worden verschijnselen overgenomen
d. Hiërarchische diffusie: verloopt via een geordend netwerk
van plaatsen of punten (moderne communicatiesystemen)
Democratisch gehalte: de mate waarin de bevolking via vrije verkiezingen invloed heeft op
het bestuur van een land
- Democratisch
- Beperkt democratisch: niet alle burgerrechten gewaarborgd (beperkte vrijheid van
meningsuiting) hybride regime (mix)
- Dictatoriaal: mensenrechten niet gewaarborgd
, 4.3 krimpende wereld
Globalisering/ mondialisering: het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en
samenlevingen op aarde toeneemt (verbindingen nemen toe)
→ de wereld wordt een global village: de wereld lijkt op een dorp waarin alles met elkaar
verbonden is en de relatieve afstanden krimpen
→ tijd-ruimtecompressie: proces dat de relatieve afstand afneemt door moderne
transport- en informatietechnologie
Transport:
- Infrastructuur verbeterd
- Grenzen tussen landen opener geworden
- Door innovaties en schaalvergroting verloopt transport sneller en goedkoper
Relatieve ligging: ligging van plaats/gebied ten opzichte van andere plaatsen/gebieden
Relatieve afstand: afstand in tijd, moeite en geld
Absolute ligging: unieke ligging van een plaats (verandert niet)
Absolute afstand: afstand in kilometers
Afstandsverval houdt in hoe groter de absolute afstand is, hoe minder interactie er is.
(handel vanuit haven Antwerpen > haven in Spanje)
Uitwisseling tussen goederen/mensen gebeurt als er wordt voldaan aan de
interactietheorie:
1. Complementariteit: gebieden moeten elkaar aanvullen
2. Transporteerbaarheid: kosten voor vervoer moeten aanvaardbaar zijn
3. Afwezigheid van tussenliggende mogelijkheden (afstandsverval)
Factoren die informatietechnologie beïnvloeden:
- Economisch: communicatie loopt vooral tussen economische machtsblokken
- Sociaalgeografisch: afstandsverval
- Cultureel: contact is minder tussen landen die bijv. niet dezelfde taal spreken of
dezelfde cultuur hebben
4.4 aspecten van globalisering
Oorzaken toenemende globalisering:
- Verbeterde transport- en informatietechnologie
- Wegvallen handelsbelemmeringen
- Snelle groei mno’s
Economische globalisering: gevolgen
- Gebieden raken economisch meer met elkaar verweven (samenwerking en concurrentie)
- Nieuwe internationale arbeidsverdeling: maakindustrie naar lageloonlanden
Culturele globalisering:
- Homogenisering: dingen als kleding, muziek, taal, steden gaan steeds meer op elkaar
lijken. (wanneer ook normen en waarden veranderen is er sprake van echte
cultuurverandering)
→ amerikanisering van de wereldcultuur
H4: WERELD
H5 AARDE
H6: ZUID-AMERIKA
H7: LEEFOMGEVING
H4: Wereld
4.1 patronen: welvaart en welzijn
Periferie:
- Arm
- Hoog geboortecijfer
- Hoog sterftecijfer
Semi-periferie:
- In ontwikkeling (ontwikkelingslanden)
- Hoog geboortecijfer
- Afnemend sterftecijfer
- BRICS-landen: Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika
Centrum:
- Rijk/welvarend
- Laag geboortecijfer
- Laag sterftecijfer
Verschillen in welvaart meten:
1. BBP/hoofd
Bezwaren met rekenen met bbp:
- Hierbij moet gekeken worden naar koopkracht: BigMac-Index > stel dat je met 1
euro één Big Mac kan kopen in Nederland, kan je met diezelfde euro er misschien
vier kopen in Niger
- Informele sector wordt niet meegerekend in bbp
- Bbp/hoofd is een gemiddeld getal: regionale en sociale ongelijkheid worden niet
meegerekend (Gini-coëfficiënt (Lorenzcurve) geeft wel een beeld hiervan)
2. Samenstelling beroepsbevolking: hoe meer mensen in de landbouw, hoe armer de
bevolking
Uitschuiving: productie van goederen verplaatsen naar de (semi)periferie.
Gevolg: landen zijn minder afhankelijk grondstoffenproductie omdat ze nu andere
exportproducten hebben.
-> Als een land afhankelijk is van enkele grondstoffen is de economie heel kwetsbaar:
oogsten kunnen mislukken en de prijzen van grondstoffen kunnen enorm fluctueren.
Verschillen in welzijn meten:
1. VN-ontwikkelingsindex: koopkracht + levensverwachting + analfabetisme
Hoe dichter de index bij 1 ligt, hoe hoger het welzijn
,4.2 patronen: demografisch, cultureel en politiek
Bevolkingsspreiding: de manier waarop de bevolking over een gebied verdeeld is
Bevolkingsdichtheid: gemiddeld aantal inwoners per km2
Bevolkingsspreiding kun je verklaren uit:
- Natuurlijke mogelijkheden (bv. vruchtbaarheid grond)
- Ligging (bv. dicht bij kust voor handel)
- Koloniaal verleden (in oude kolonies concentreert de bevolking zich in de kustzone)
Bevolkingsomvang kan veranderen door:
1. Geboorteoverschot
Vooral in arme landen is er nog een hoge vruchtbaarheid door:
- Jonge leeftijdsopbouw (mensen krijgen vroeg kinderen)
- Veel kindersterfte door slechte omstandigheden (er zijn meer kinderen “nodig”)
- Geloof: sommige culturen stimuleren het krijgen van kinderen (bv. katholieke kerk)
- Drie regels: Stijgt het opleidingsniveau vrouwen > neemt vruchtbaarheid af
Stijgt de welvaart > neemt vruchtbaarheid af
De vruchtbaarheid in stad is lager dan op platteland
2. Migratie
Naar een ander land voor betere omstandigheden, veiligheid of arbeid
Urbanisatie/verstedelijking: platteland > stad
aantal personeninactief ( ¿20 en>65 jaar)
Demografische druk:
aantal personen actief (20−65 jaar)
De wereld kan ingedeeld worden in cultuurgebieden, deze veranderen.
Diffusie: de verspreiding van een ruimtelijk verschijnsel waardoor nieuwe cultuurelementen
worden verweven met de oude cultuur. (door bv. migratie of kolonisatie)
→ nieuwe cultuurelementen worden verweven met de ontvangende
cultuur
a. Expansie: verspreiding vanuit één bron (christendom,
kruistochten)
b. Relocatie: verschijnsel wordt meegenomen naar een ander
gebied waar het zich gaat verspreiden (migratie)
c. Contactdiffusie: alleen via direct contact tussen gebieden
worden verschijnselen overgenomen
d. Hiërarchische diffusie: verloopt via een geordend netwerk
van plaatsen of punten (moderne communicatiesystemen)
Democratisch gehalte: de mate waarin de bevolking via vrije verkiezingen invloed heeft op
het bestuur van een land
- Democratisch
- Beperkt democratisch: niet alle burgerrechten gewaarborgd (beperkte vrijheid van
meningsuiting) hybride regime (mix)
- Dictatoriaal: mensenrechten niet gewaarborgd
, 4.3 krimpende wereld
Globalisering/ mondialisering: het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en
samenlevingen op aarde toeneemt (verbindingen nemen toe)
→ de wereld wordt een global village: de wereld lijkt op een dorp waarin alles met elkaar
verbonden is en de relatieve afstanden krimpen
→ tijd-ruimtecompressie: proces dat de relatieve afstand afneemt door moderne
transport- en informatietechnologie
Transport:
- Infrastructuur verbeterd
- Grenzen tussen landen opener geworden
- Door innovaties en schaalvergroting verloopt transport sneller en goedkoper
Relatieve ligging: ligging van plaats/gebied ten opzichte van andere plaatsen/gebieden
Relatieve afstand: afstand in tijd, moeite en geld
Absolute ligging: unieke ligging van een plaats (verandert niet)
Absolute afstand: afstand in kilometers
Afstandsverval houdt in hoe groter de absolute afstand is, hoe minder interactie er is.
(handel vanuit haven Antwerpen > haven in Spanje)
Uitwisseling tussen goederen/mensen gebeurt als er wordt voldaan aan de
interactietheorie:
1. Complementariteit: gebieden moeten elkaar aanvullen
2. Transporteerbaarheid: kosten voor vervoer moeten aanvaardbaar zijn
3. Afwezigheid van tussenliggende mogelijkheden (afstandsverval)
Factoren die informatietechnologie beïnvloeden:
- Economisch: communicatie loopt vooral tussen economische machtsblokken
- Sociaalgeografisch: afstandsverval
- Cultureel: contact is minder tussen landen die bijv. niet dezelfde taal spreken of
dezelfde cultuur hebben
4.4 aspecten van globalisering
Oorzaken toenemende globalisering:
- Verbeterde transport- en informatietechnologie
- Wegvallen handelsbelemmeringen
- Snelle groei mno’s
Economische globalisering: gevolgen
- Gebieden raken economisch meer met elkaar verweven (samenwerking en concurrentie)
- Nieuwe internationale arbeidsverdeling: maakindustrie naar lageloonlanden
Culturele globalisering:
- Homogenisering: dingen als kleding, muziek, taal, steden gaan steeds meer op elkaar
lijken. (wanneer ook normen en waarden veranderen is er sprake van echte
cultuurverandering)
→ amerikanisering van de wereldcultuur