Formuleren
Wat/dat
Je gebruikt meestal ‘wat’ als het woord volgt op een onbepaald woord (iets, niets) of een bijvoeglijk
naamwoord dat zelfstandig wordt gebruikt (het mooie) of als het woord verwijst naar een
rangtelwoord (het eerste). Je kunt hier ook ‘dat’ gebruiken.
Een paar voorbeelden:
Liegen is iets wat/dat ik nooit zal doen.
Het enige wat/dat ik wil zeggen is: stop ermee.
Als het woord verwijst naar een hele zin of gebeurtenis, gebruik je ‘wat’. Als je in plaats daarvan ‘dat’
gebruikt, krijgt de zin een andere betekenis.
We hebben een zusje gekregen, wat we allemaal leuk vinden
We hebben een zusje gekregen, dat we allemaal leuk vinden.
Onderstaande zinnen verschillen ook in betekenis. Het verschil tussen ‘wat’ en ‘dat’ zorgt voor de
nuancering.
Dit potlood is het enige wat ik uit mijn schooltijd heb bewaard.
Dit potlood is het enige dat ik uit mijn schooltijd heb bewaard.
Incongruentie
Bij incongruentie komt het getal van het onderwerp niet overeen met de persoonsvorm. Er zou dan
staan: ‘De leraren schrijft op het bord.’. De enkelvoudige persoonsvorm past niet bij het
meervoudige onderwerp: het congrueert niet.
Enkelvoud
1. Een collectief (een aantal, een reeks): ‘Een groot aantal mensen kon niet naar binnen’ of:
‘Een reeks artikelen is opgenomen.’
2. Een bedrijfsnaam met een &-teken: ‘Vroom & Dreesman heeft een crisisprobleem.’ En: ‘De
H&M is een leuke modeketen.’
3. Reeksen met ‘of…of’, ‘noch…’ en ‘zowel…als’: ‘Noch de meester noch de juf zal het meisje
straf geven.’
Meervoud
1. Een instelling of land waarvan de naam een meervoud is: ‘De Verenigde Staten hebben
besloten om een nieuwe verkiezing te organiseren.’
2. Reeksen met ‘en’ waar je ‘alle(n)’ of ‘beide(n)’ bij kunt zetten: ‘De politie en de overheid
zullen (beide) meer controle invoeren.’
Meervoud én enkelvoud
1. Een enkelvoud uit een meervoud: er is dan sprake van een enkelvoud in de hoofdzin en een
meervoud in de bijzin: ‘Een van de weinigen die daar werken, is zich erg bewust van zijn
werklast.’
Dan/als