Inhoud
,Hoofdstuk 1 Inleiding strafrecht
Opdracht 1
a. ja
b. ja
c. nee
d. nee
e. nee
Opdracht 2
De verkoper kan, als het aanspreken van de koper niet helpt, de rechter
inschakelen en hem vragen de koper te veroordelen tot het betalen van
de afgesproken prijs.
NB: Deze actie ligt bij de verkoper. Er is geen algemeen
opsporingsapparaat dat erop toeziet of iedereen zich wel aan zijn
verplichtingen houdt. Dat is een fundamenteel verschil met het
strafrecht.
Opdracht 3
a. Bij wijziging van wet moet de meest gunstige bepaling voor de
verdachte worden toegepast. In dit geval betekent dit dat de oude wet
met zijn lagere strafmaximum van toepassing is.
b. Nu betekent dezelfde bepaling dat de nieuwe bepaling met haar lagere
strafmaat van toepassing is.
Opdracht 4
a. art. 27 Sv beschrijft wie als verdachte kan worden aangemerkt
en is daarmee formeel recht.
b. art. 321 Sr is een strafbepaling en dus materieel recht.
c. art. 52 Sv beschrijft een bevoegdheid van de opsporingsambtenaar
en is formeel recht.
d. art. 49 Wet wapens en munitie beschrijft een bevoegdheid en
behoort tot het formeel recht.
Opdracht 5
Art. 1 Sr bepaalt onder andere dat strafbaarstelling alleen bij wet mag
plaatsvinden en niet op basis van ‘oprekken’ van strafbepalingen. De
vraag waar het om gaat is of de Hoge Raad door elektriciteit onder ‘enig
, goed’ te laten vallen de term ‘enig goed’ heeft verhelderd en
verduidelijkt, of het begrip ‘enig goed’ zozeer heeft opgerekt dat er
sprake is van strijd met het legaliteitsbeginsel.
In de jurisprudentie en de literatuur wordt aangenomen dat er in deze
uitspraak sprake is van uitleg van de betekenis van de
delictsomschrijving van art. 310 Sr.
Opdracht 6
De Hoge Raad komt tot de conclusie dat ook beltegoed (net als
elektriciteit) een waarde heeft in het economisch verkeer en dat het
daarmee onder ‘enig goed’ valt zoals bedoeld in art. 310 Sr. Een
beltegoed wegnemen kan daarmee vallen onder diefstal in de zin van art.
310 Sr.
,Hoofdstuk 1 Inleiding strafrecht
Opdracht 1
a. ja
b. ja
c. nee
d. nee
e. nee
Opdracht 2
De verkoper kan, als het aanspreken van de koper niet helpt, de rechter
inschakelen en hem vragen de koper te veroordelen tot het betalen van
de afgesproken prijs.
NB: Deze actie ligt bij de verkoper. Er is geen algemeen
opsporingsapparaat dat erop toeziet of iedereen zich wel aan zijn
verplichtingen houdt. Dat is een fundamenteel verschil met het
strafrecht.
Opdracht 3
a. Bij wijziging van wet moet de meest gunstige bepaling voor de
verdachte worden toegepast. In dit geval betekent dit dat de oude wet
met zijn lagere strafmaximum van toepassing is.
b. Nu betekent dezelfde bepaling dat de nieuwe bepaling met haar lagere
strafmaat van toepassing is.
Opdracht 4
a. art. 27 Sv beschrijft wie als verdachte kan worden aangemerkt
en is daarmee formeel recht.
b. art. 321 Sr is een strafbepaling en dus materieel recht.
c. art. 52 Sv beschrijft een bevoegdheid van de opsporingsambtenaar
en is formeel recht.
d. art. 49 Wet wapens en munitie beschrijft een bevoegdheid en
behoort tot het formeel recht.
Opdracht 5
Art. 1 Sr bepaalt onder andere dat strafbaarstelling alleen bij wet mag
plaatsvinden en niet op basis van ‘oprekken’ van strafbepalingen. De
vraag waar het om gaat is of de Hoge Raad door elektriciteit onder ‘enig
, goed’ te laten vallen de term ‘enig goed’ heeft verhelderd en
verduidelijkt, of het begrip ‘enig goed’ zozeer heeft opgerekt dat er
sprake is van strijd met het legaliteitsbeginsel.
In de jurisprudentie en de literatuur wordt aangenomen dat er in deze
uitspraak sprake is van uitleg van de betekenis van de
delictsomschrijving van art. 310 Sr.
Opdracht 6
De Hoge Raad komt tot de conclusie dat ook beltegoed (net als
elektriciteit) een waarde heeft in het economisch verkeer en dat het
daarmee onder ‘enig goed’ valt zoals bedoeld in art. 310 Sr. Een
beltegoed wegnemen kan daarmee vallen onder diefstal in de zin van art.
310 Sr.