100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Praktische Economie Module 7 Economische Groei 5 Havo $5.16   Add to cart

Summary

Samenvatting Praktische Economie Module 7 Economische Groei 5 Havo

 69 views  4 purchases
  • Course
  • Level
  • Book

Samenvatting van Praktische Economie Module 7, Economische Groei.

Preview 3 out of 17  pages

  • Yes
  • June 28, 2021
  • 17
  • 2020/2021
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Economische groei
Hoofdstuk 1: De nationale economie

§1.1: Het binnenlands product

De economie als geheel is het domein van de macro-economie. In de macro-economie kijk je naar de
optelsom van economische waarden, zoals de totale productie van een land of de totale
werkgelegenheid.

Het bruto binnenlandse product (bbp) is de waarde van alle in een land geproduceerde goederen en
diensten in een jaar. Het is een indicator voor wat een land voortbrengt. Om de bbp te berekenen
zijn er twee methoden: de objectieve methode en de subjectieve methode.

Bij de objectieve methode kijk je naar de totale waarde die in een land door productie wordt
toegevoegd. Om een auto te produceren in een autofabriek heeft de fabrikant goederen ingekocht,
de auto is meer waard dan de opgetelde waarde van de ingekochte goederen en diensten. Het
verschil is de bruto toegevoegde waarde. Die bereken je door het verschil te nemen van de
opbrengst van het uiteindelijke product en de kosten van de ingekochte goederen en diensten:

Bruto toegevoegde waarde = TO – kosten ingekochte goederen en diensten

De bruto toegevoegde waarde geeft aan wat er in een bedrijf aan waarde door het productieproces
wordt toegevoegd, dit is niet hetzelfde als de winst van de onderneming. Die geeft namelijk het
verschil tussen TO en TK.

De toegevoegde waarde van de overheid zit ook in het bbp, maar welke waarde voegt de overheid
toe? De overheid ‘produceert’ allerlei diensten die niet op een markt worden verhandeld, waardoor
je er geen TO van kunt berekenen. Toch moeten de activiteiten van de overheid meegenomen
worden in de indicator van wat een land in een jaar voortbrengt. Om te bepalen wat de toegevoegde
waarde is van een overheidstaak, kijk je naar de beloning van de productiefactor arbeid. Want het
salaris van een ambtenaar is een goede afspiegeling van zijn toegevoegde waarde. Bij de berekening
van het bbp worden alle ambtenarensalarissen gebruikt als waarde voor de toegevoegde waarde van
de overheid.

Het bbp van een land is gelijk aan de totale bruto toegevoegde waarde die een land voortbrengt:

Bbp = optelsom bruto toegevoegde waarde

Bekijk bron 4, in 1995 was het
Nederlandse bbp €325 miljard;
in 2014 was het gestegen tot
€662 miljard. Als we 1995 op
100 stellen, is het indexcijfer
van het nominale bbp in 2014
662
gelijk aan x 100 = 203,7.
325
Hieruit volgt dat het nominale
bbp in de periode 1995-2014
met 103,7% is gegroeid.

,De stijging van het nominale bbp door de tijd is voor een deel het gevolg van inflatie. Die bedroeg
203,7
over de periode 1995-2014 ongeveer 30%. In de periode is het reële bbp dus gegroeid met x
130
100 = 156,7, dus 56,7%.

Toch zegt een grote groei van het bbp niet alles. Want in 1995 telde Nederland nog 15,5 miljoen
inwoners, maar in 2014 16,9 miljoen. In 2014 waren er dus meer mensen die een toegevoegde
waarde konden creëren. Dit verschil geldt ook tussen landen. Om rekening te houden met het aantal
inwoners in een land, deel het bbp door het inwoneraantal. Zo ontstaat het bbp per hoofd van de
bevolking:

bbp
Bbp per hoofd van de bevolking =
aantal inwoners
€ 325 miljard
Dit wordt kortweg aangeduid met het gemiddelde inkomen. In 1995 was dat
15,5 miljard inwoners
= €20.968 per inwoner. In 2014 is het reële bbp gegroeid tot €325 miljard x 1.567 = €509,3 miljard;
Nederland telt dan 16,9 miljoen inwoners. Het gemiddelde inkomen in 2014, gecorrigeerd voor de
€ 509,3 miljard
inflatie tussen 1995 en 2014, is dan = €30.134 per inwoner. In de periode is
16,9miljoen inwoners
het reële gemiddelde inkomen in Nederland met 43,7% gestegen.

Bedrijven schrijven af op hun kapitaalgoederen, de machines zijn na verloop van de tijd aan
vervanging toe. Deze afschrijvingen verlagen de waarde van de kapitaalgoederen. Productie voegt
dus niet alleen waarde toe, maar veroorzaakt ook waardevermindering. Bij de netto toegevoegde
waarde wordt hier rekening mee gehouden: Netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde
waarde – afschrijvingen

Zo is ook het netto binnenlands product (nbp) de optelsom van alle netto toegevoegde waarden die
in een land gedurende een jaar worden gecreëerd. In formule: Nbp = bbp – afschrijvingen

§1.2: Het binnenlands inkomen

Het nbp kun je ook berekenen door alle primaire inkomens bij elkaar op te tellen, dit is de
subjectieve methode. Het idee hierachter is dat de netto toegevoegde waarde in zijn geheel
uitbetaald wordt aan diegenen die de productiefactoren leveren. Om alle inkomens te bepalen, moet
je de productiefactoren indelen vanuit de macro-economie. In de macro-economie worden de
productiefactoren ingedeeld op basis van inkomensstromen. Deze indeling is als volgt: arbeid,
ondernemerschap, kapitaal en natuur. Met natuur wordt de feitelijke grond bedoeld waarop
geproduceerd wordt.

In bron 12 staan de inkomens
van bezitters van de productie-
factoren. Inkomen dat
verdiend wordt met het ter
beschikking stellen van een
productiefactor, is primair
inkomen. De optel-som van alle
primaire inkomens is het totale
bedrag dat in een land aan inkomen verdiend wordt. Het totaal aan primair inkomen is het netto

, binnenlands inkomen (nbi). De afschrijvingen vormen het verschil tussen de nbi en het bruto
binnenlands inkomen (bbi). In formule: Nbi = bbi – afschrijvingen

Het nbp is gelijk aan de optelsom van alle netto toegevoegde waarde en de netto toegevoegde
waarde wordt in zijn geheel gebruikt om de productiefactoren te belonen: het primaire inkomen. En
bron 12 laat zien dat de optelsom van de primaire beloningen gelijk is aan het nbi. Het nbi is in
uitkomst dus altijd eigenlijk gelijk aan het nbp: Nbi = nbp

Sommige binnenlandse productiefactoren bevinden zich in het buitenland. Als je rekening houdt met
de oorsprong van de productiefactoren, kan het inkomen van Nederlanders worden bepaald. In dat
geval spreek je van het nationaal product en het nationaal inkomen: de optelsom van alle primaire
inkomens die door de ingezetenen van een land gedurende een jaar worden verdiend.

§1.3: De economische kringloop

Consumenten kopen producten bij bedrijven en betalen belasting. De overheid int belasting van
zowel consumenten als producenten. En landen handelen met elkaar: het exporteren en importeren
van goederen. De samenhang van alle economische activiteiten vat je samen in de economische
kringloop. Deze kringloop geeft een overzicht van een economie als geheel.

In bron 17 gaan we uit van het nationaal product en het nationaal inkomen. In de bron staat een
economische kringloop waarbij iedere pijl een geldstroom voorstelt. Er zijn in de kringloop vier
economische sectoren: bedrijven, gezinnen, de overheid en het buitenland. Het is een
vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.




Bedrijven verkopen producten aan gezinnen, de overheid en het buitenland. Consumenten kopen
consumptiegoederen (C), de overheid koopt overheidsgoederen (O) en het buitenland koopt onze
exportgoederen. Dat is onze export (E). Het geld waarmee de exportgoederen betaald worden,
stroomt het land in.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 001969. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.16. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.16  4x  sold
  • (0)
  Add to cart