Hoofdstuk 1: Hoofdrekenen in groep 5 tot en met 8
Som 1A: Rijgen of splitsen (bijv., 77+39). Los deze som rijgend of splitsend op!
Rijgen – Lege getallenlijn (met sprongen en stapjes)
Splitsen – Je breekt het eerste en het tweede getal.
,Vraag 1B: Los deze som ook op met een varia strategie en leg uit hoe je dat doet!
Compenseren of transformeren! (77+39)
77+40-1 = compenseren
76+40 = transformeren
Varia
Naast het splitsen en het rijgen onderscheidt men een derde aanpak: de varia-aanpak. Onder de varia-
aanpak vallen die aanpakken waarbij het oplossen van (context)opgaven handig gebruik wordt gemaakt
van parate kennis, relaties tussen getallen en eigenschappen van bewerkingen. Men onderscheidt:
compenseren: 253 + 198 = 253 + 200 – 2
transformeren: 124 – 78 = 126 – 80
verwisselen: 125 x 7 = 7 x 125
aanvullen of overbruggen: 301 – 298 = uitrekenen via 298 + 3 = 301
verdubbelen en halveren: 16 x 25 = 8 x 50
gebruikmaken van de inverse relatie: 75 : 5 uitrekenen via … x 5 = 75
, Som 2A: Wat is de definitie van hoofdrekenen?
Hoofdrekenen is het handig en flexibel rekenen op basis van bekende getalrelaties en
rekeneigenschappen.
Let op: Het gaat hierbij niet om ‘uit’ het hoofd met ‘met’ het hoofd. Je kunt dus kort tussenantwoorden
noteren.
Som 2B: Noem kenmerken van een goede hoofdrekenaar!
Je werkt met getalwaarden en niet met cijfers à Waarden vasthouden (niet cijferend rekenen)
Je kunt verschillende rekeneigenschappen flexibel hanteren
Je hebt een goed ontwikkeld getalbegrip (makkelijk afronden, splitsen en gevoel voor grootte
van getallen) (mentale getallenlijn)
Je hebt veel kapstoksommen / steunsommen tot je beschikken en kunt deze makkelijk inzetten.
Je kunt het rekenen uit het hoofd en het noteren van tussenantwoorden goed combineren.
Hoofdstuk 2: Kleuters
Som 1: Betekenissen van getallen
1. Aantalgetal/hoeveelheidsgetal (a): de hoeveelheid van vijf dropjes (kardinaal aspect)
Bijvoorbeeld
O ‘Ik heb nu 5 vingers opgestoken.’
O ‘Ik heb nu 2 boterhammen met chocoladepasta gegeten’
Ik zie iets voor mijn neus liggen en dat zijn er zo veel.
(Let op: wordt vaak verward met het meetgetal!)
2. Telgetal (t): nummer vijf, vijfde in de aftelrijm (ordinaal aspect)
Bijvoorbeeld
O Ik sta als 3de (van de 6) in de rij voor de fietsen op het schoolplein.
(Let op: een telgetal kan soms ook een aantalgetal zijn. Als er drie kinderen in de rij staan en jij
bent de derde). In geval: Aantalgetal = drie kinderen in de rij. Telgetal = hoeveelste ben jij?
3. Meetgetal (m): leeftijd van vijf jaar (meetaspect) : Je hebt het ook over een hoeveelheid en er
hoort ook een eenheid bij .
Bijvoorbeeld:
O 5 centimeter, 3 liter, 5 jaar, 25 km/uur, 6 uur, 6 voetenlang