Biologie samenvatting h6
Basisstof 1 organismen en hun omgeving
Het milieu heeft invloed op organisme, maar organisme beinvloeden ook hun
milieu. Het deel van de biologie dat de relaties tussen organisme en hun milieu
onderzoekt is ecologie. Invloeden van de levende natuur noem je biotische
factoren (bijv roofdieren). Invloeden die komen van levenloze natuur (bijv
water) noem je abiotische factoren. Er zijn verschillende niveaus in de
biologie:
Biosfeer: (bijv aarde) het gebied van de aarde waarin leven mogelijk is
Ecosysteem: (bijv hoge veluwe) gebied waarbinnen de biotische en abiotische
factoren een eenheid vormen.
Levensgemeenschap: alle populaties in een gebied.
Populatie: een groep organismen van dezelfde soort die in een gebied
samenleven.
Individu: organisme, 1 levend wezen.
Alle abiotische factoren in een bepaald gebied samen noem je de biotoop. In
de biosfeer kun je grote gebieden met een kemnerkend klimaat
onderscheiden, zo een gebied is een bioom. Een voedselketen is een reeks
soorten waarbij elke soort een voedselbron is voor de volgende soort. Een
voedselbron noem je een schakel in de voedselketen. Er is nooit maar een
voedselketen in een ecosysteem, er lopen meerde voedselketens door elkaar,
het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem noem je een
voedselweb/voedselnet. De totale hoeveelheid energierijke stoffen in een
organisme noem je de biomassa van dat organisme. In een piramide van
biomassa wordt de biomassa van elke schakel van een voedselketen
weergegeven. Zware metalen zijn giftig, doordat zware metalen in het begin
van de voedselketen komen hoopt het zich op in de hele voedselketen, dit
heet accumilatie. Niet alleen zware metalen maar ook chemise middelen
komen in de voedselketen.
Basisstof 2 voedselrelaties en kringlopen
Water + koolstofdioxide + licht -> glucose + zuurstof
Basisstof 1 organismen en hun omgeving
Het milieu heeft invloed op organisme, maar organisme beinvloeden ook hun
milieu. Het deel van de biologie dat de relaties tussen organisme en hun milieu
onderzoekt is ecologie. Invloeden van de levende natuur noem je biotische
factoren (bijv roofdieren). Invloeden die komen van levenloze natuur (bijv
water) noem je abiotische factoren. Er zijn verschillende niveaus in de
biologie:
Biosfeer: (bijv aarde) het gebied van de aarde waarin leven mogelijk is
Ecosysteem: (bijv hoge veluwe) gebied waarbinnen de biotische en abiotische
factoren een eenheid vormen.
Levensgemeenschap: alle populaties in een gebied.
Populatie: een groep organismen van dezelfde soort die in een gebied
samenleven.
Individu: organisme, 1 levend wezen.
Alle abiotische factoren in een bepaald gebied samen noem je de biotoop. In
de biosfeer kun je grote gebieden met een kemnerkend klimaat
onderscheiden, zo een gebied is een bioom. Een voedselketen is een reeks
soorten waarbij elke soort een voedselbron is voor de volgende soort. Een
voedselbron noem je een schakel in de voedselketen. Er is nooit maar een
voedselketen in een ecosysteem, er lopen meerde voedselketens door elkaar,
het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem noem je een
voedselweb/voedselnet. De totale hoeveelheid energierijke stoffen in een
organisme noem je de biomassa van dat organisme. In een piramide van
biomassa wordt de biomassa van elke schakel van een voedselketen
weergegeven. Zware metalen zijn giftig, doordat zware metalen in het begin
van de voedselketen komen hoopt het zich op in de hele voedselketen, dit
heet accumilatie. Niet alleen zware metalen maar ook chemise middelen
komen in de voedselketen.
Basisstof 2 voedselrelaties en kringlopen
Water + koolstofdioxide + licht -> glucose + zuurstof