1. Inleiding
• Stelping (bloedplaatjes) en stolling
• Serum: geen stollingsfactoren
• Rood beenmerg: in grote botten die niet ondersteunend zijn
1.1 Hematopoiese
1.1.1 Onderscheid stamcel en voorlopercel: enkel via toevoeging groeifactoren
• Stamcel: zelfvernieuwing + pluripotent + membr antigen CD34
o Repopulatie na Tx
o Deelt asymmetrisch (1 cel blijft achter en andere evolueert verder)
o Stamcel in beenmerg → kern involueert en cytoplasma differentieert/neemt toe
▪ Alleen rijpe cellen komen in bloed
▪ Voorafgaande rijpingsstadia bestuderen in beenmerg
• Voorlopercel: geen zelfvernieuwing + ontstaan 1 cellijn (proliferatie en differentiatie)
o Commited-progenitor-cell
o Cellijnen: rode/erythorïde, granulocytaire, monocytaire, megakaryocytaire-
trombocytaire en lymfocytaire lijn
o Uit 1 rode voorlopercel ontstaan 32 RBC
1.1.2 Beenmergonderzoek
• Manubrium sternum: max 5ml afnemen
o Je kan enkel vloeibare suspensie beenmerg opzuigen
• Crista iliaca post sup
o Je kan zowel (meer) liquide beenmerg opzuigen + bot biopt → verhouding beenmerg
tov bot + architectuur bot + graad v fibrose
o Risico op bloeding: stop antico en antiplaatjesaggregatie GM
1
,• Myelogram: beenmergonderzoek
1.2 Rode cellijn/erythrocyten
1.2.1 Uitrijpingsstadia
• Pro-erythroblast
o Vroegste rode voorloper
o Relatief open chromatine
o Basofiel cytoplasma (mRNA), ears, zichtbare nucleoli
• Normoblast/basofiele erythroblast
o Kleiner pro-erythroblast (kern krimpt)
o Meer cytoplasma, matig basofiel
o Condenserend kernchromatine
• Polychromatofiele erythroblast
o Rijpe kern met chromatinecondensatie
o Cytoplasma krijgt grijze schijn
o Afname nucleus/cytoplasma verhouding
• Acidofiele erythroblast/orthochromatische normoblast
o Laatste gekernde voorloper
o Kern gecondenseerd en beweegt excentrisch
o Acidofiel cytoplasma
• Reticulocyt
o Reticulaire structuur op supravitaal kleuring
o 0.5-2% vd erythrocyten zijn reticulocyten (25-100 x 103/ml)
o Relativeer # steeds tot het # RBC: 1 % bij 2 milj RBC is te laag!
• Erythrocyt
o Typische biconcave vorm
o Roze homogene kleur
o Levensduur 120d, 100 miljard per dag afgegeven aan bloed (= 1% vh tot # RBC w
vervangen)
o Man : 4.2-5.4 milj/µl vrouw : 3.7-4.9 milj
1.2.2 Afwijkingen
• Hct: % RBC per 100ml bloed
o Verlaagd Hct = anemie
o Verhoogd Hct = polyglobulie of polycythemie
• Erythroïde precursoren delen totdat ze bepaald [Hb] bereikt hebben
o Defect Hb synthese (Hb opathie, Fe-tekort): erythroïde precursoren blijven delen →
kleine RBC + microcytose
2
, o DNA synthese stoornis (foliumzuur, B12 tekort, hemo): [Hb] bereikt in vroeger stadium
→ macrocytose
• Randnormale vaststellingen
o Normale reticulocyten
o Normale erythrocyten
o Howell Jolly bodies = resterende kernfragmenten
▪ Veel Howell Jolly: controleer of milt nog werkt
1.2.3 Anemie: definities en indices
• Normale maten: Hb, RBC en Hct
• Anemie: gedaald Hb of Hct, vaak met gedaalde RBC
o = gedaalde red cell mass/Hct (ml/kg lichaamsgewicht)
o Hct = vol% RBC in bloed
• Berekende indices
o 1. MCV = mean corpuscular volume = Hct/RBC
▪ Normaal 80-104 fl
▪ > macrocytose
▪ < microcytose
o 2. MCH = mean corpuscular hemoglobin
▪ = Hb/RBC
▪ normaal 27-35 pg
o 3. MCHC= mean corpuscular hemoglobin concentration= MCH/MCV =100 x Hb/Hct
▪ normaal 32-37 g/100 ml
▪ < hypochromie (onderkleurd)
▪ > hyperchromie (overkleurd)
1.3 Witte bloedcellijn/leukocyten
• Granulocyten, lymfocyten, monocyten
o Granulocytaire lijn: neutrofiel, eosinofiel en basofiel
o Lymfocytaire lijn: NK, T en B-cel waarvan deel uitrijpt tot plasmacel
• Stadia granulocyten
o Voorlopercel nog niet goed te onderscheiden van stamcel = blast
o Band = staafkernig
o Piramidale evolutie: hoe jongen de cel, hoe minder er voorkomen
• Alleen segmentkernige granulocyten komen in bloed voor
o Soms ook staaf/band maar overleven maar 7-10u
o Aanvoer 100milja cellen/24u
3
, WBC formules: voorkomen van WBC in het bloed
• Normale WBC formule
o Totaal: 4000-10.000 WBC/𝜇l
o Segment = neutrofiel
• Rand normale WBC formule
o 1. Subnormaal totaal #: nuchter staal
o 2. Verhoogd totaal #: stijgen vd segmenten
▪ Post-prandiaal
▪ Na inspanning
▪ Na splenectomie
o 3. Procentueel klein # myelocyten of metamyelocyten mag voorkomen in het perifeer
bloed na behandeling met corticoïden (<2 %)
• Abnormale WBC formule (vraag)
o 1. Kijk niet enkel naar percentages maar ook naar de reële betekenis
▪ Bv: WBC 2400/µl, 15% segm, 70 % lymfo, 12 % mono, 2% eo = absolute
neutropenie
▪ Bv: WBC 15000/µl, 15% segm, 70% lymfo, 12% mono, 2% eo = absolute
lymfocytose (te veel lymfo)
o 2. Ook niet WBC kunnen vals meegeteld w
▪ Plaatjesaggregaten
▪ RBC-voorlopers met nucl
• Afwijkend #
o Verlaagd: leukopenie = meestal veroorzaakt door tekort aan type dat grootste deel
uitmaakt vh tot # WBC (dus granulopenie-neutropenie)
o Verhoogd: leukocytose, neutrofilie, lymfocytose, monocytose
1.4 Megakaryocytaire lijn
• Thrombocyten/bloedplaatjes
o Ontstaan door fragmentering cytoplasma ve rijpe megakaryocyt in merg
o Kernloze vormelementen, bleek basofiel cytoplasma, kleine azurofiele korrels
• Megakaryoblasten en megakaryocyten
o Meerdere nucl in zelfde cel
o Grote cel met instulpingen
o Matuur: schiet flodders van haar cytoplasma af = bloedplaatjes
4