Brandvoorwaarden (= voorwaarden voor het ontstaan van een brand, zie de
branddriehoek en de brandvijfhoek.)
1. Brandbare stof = een stof die, na te zijn aangestoken, kan branden.
2. Zuurstof = brandvoorwaarde, zonder zuurstof kan een brandstof niet gaan branden;
een reactie van zuurstof met andere atoomsoorten is een oxidatie.
- Als bij een verbranding geen zuurstof uit de lucht beschikbaar is, kan een stof
toch branden door een reactie waarbij zuurstof ontstaat.
3. Ontbrandingstemperatuur = temperatuur waarboven een brandstof kan gaan
branden.
Branddriehoek = weergave van de drie brandvoorwaarden:
brandstof, zuurstof en temperatuur boven de
ontbrandingstemperatuur.
Brandverschijnselen = waarnemingen waar je een brand
aan herkent, bijvoorbeeld rook, vuur, vonken en hitte.
- Bij verhitting kan de stof smelten, verdampen, ontleden of verbranden.
Brandvijfhoek
Brandvijfhoek = beschrijft 5 voorwaarden voor het ontstaan van brand: brandstof, zuurstof,
temperatuur boven ontbrandingstemperatuur, aanwezigheid katalysator en mengverhouding.
Katalysator = hulpstof die een reactie sneller laat verlopen, maar zelf niet verbruikt wordt,
bijvoorbeeld: bruinsteen versnelt de ontleding van waterstofperoxide.
Explosies
Explosie = ontploffing door een snel verlopende verbranding, waarbij een groot volume aan
verbrandingsgassen ontstaat.
1. Bij de verbranding ontstaat een groot volume van gasvormige
verbrandingsproducten.
2. Er ontstaat zoveel warmte dat de aanwezige gassen sterk uitzetten.
, Voorwaarden explosie:
1. Een snelle reactie vindt plaats als de reagerende stoffen fijn verdeeld zijn.
2. De brandstof en zuurstof in een volumeverhouding, binnen de explosiegrenzen.
- Explosiegrenzen = minimale en maximale volumepercentage van een
brandbaar gas in lucht, dat kan exploderen.
Explosiegrenzen:
- Onderste explosiegrens (OEG) = laagste concentratie brandstof die kan exploderen.
- Bovenste explosiegrens (BEG) = hoogste concentratie brandstof die kan exploderen.
● Mengsel waar de mengverhouding buiten de explosiegrenzen ligt, kan verbranden,
maar niet exploderen.
- Waterstof: explosiegebied = 4 vol% en 76 vol%
GHS-symbolen
GHS-symbool = symbool dat het gevaar van een stof aangeeft, het staat op de verpakking.
H-zinnen = beschrijven de gevaren van een stof.
P-zinnen = beschrijven de voorzorgsmaatregelen die je moet nemen bij het werken met
risicovolle stoffen.
Explosief Brandbaar,ontvlambaar
Blusmiddelen
Blussen = doven van een brand door het wegnemen van één of meer randvoorwaarden.
Een blusmiddel kiezen:
1. Water:
- Water verdampt door de hitte → boven de brand ontstaat nevel die verhindert
dat zuurstof bij de brand komt.
- Verlaagt de temperatuur van de brandende stoffen.
● Geen elektrische apparaten → kortsluiting
2. Schuim:
- Het schuim verhindert dat zuurstof bij de brand komt.
3. Blusdeken:
- Het vuur afdekken (kleding of haar in de brand).