Oefentoets 1.5 Developmental Psychology
1. Wat ontwikkeld niet tijdens de embryo fase?
a. het hart gaat kloppen
b. de vingers worden gevormd
c. reflexen zoals zuigen, slikken en hikken
d. de drie cellagen ontstaan (ecto- meso- en endoderm)
2. Als beide ouders dragers zijn van PKU, hoeveel kans is er dan dat het kind PKU krijgt?
a. 25%
b. 50%
c. 75%
d. 100%
3. Zie de volgende stellingen
I. Antidepressiva kan voor hartafwijkingen zorgen.
II. Stress kan voor taalachterstand zorgen.
Welke bewering klopt?
a. alleen stelling I is juist
b. alleen stelling II is juist
c. beide stellingen zijn juist
d. beide stellingen zijn onjuist
4. Wat is geen secundaire emotie?
a. trots
b. schuld
c. jaloezie
d. verrassing
5. Wat zijn emotional display rules?
a. regels hoe emoties op een gepaste manier geuit kunnen worden
b. de mogelijkheid om een passende emotie te kiezen in een situatie
c. het proces van ‘lezen’ van emotionele signalen in anderen om te bepalen hoe je moet
reageren in een onbekende situatie
d. de set van emoties die aanwezig zijn bij de geboorte of opkomen in het eerste jaar
6. Wanneer ontstaan de secundaire emoties?
a. halverwege 2e jaar
b. begin 3e jaar
c. einde 1e jaar
d. bij de geboorte
, 7. Wat is de volgorde van de ontwikkelingsfases van hechting volgens Bowlby?
a. attachment-in-the-making - preattachment - clear-cut attachment - goal-corrected
partnership
b. preattachment - attachment-in-the-making - goal-corrected partnership - clear-cut
attachment
c. attachment-in-the-making - goal-corrected partnership - preattachment - clear-cut
attachment
d. preattachment - attachment-in-the-making - clear-cut attachment - goal-corrected
partnership
8. Wat zorgt voor een onveilige ambivalente hechting?
a. de ouder is consistent sensitief
b. de ouder is inconsistent sensitief
c. de ouder is consistent insensitief
9. Wat is geen gevolg van 2 jaar intensieve, gerichte sociale zorg voor alle gezinnen door INCAS?
a. minder intense stress
b. betere thuisomgeving
c. betere opvoedingsvaardigheden + moederlijke sensitiviteit
d. het zijn allemaal gevolgen van 2 jaar intensieve, gerichte sociale zorg voor alle
gezinnen door INCAS
10. Is er een kritieke periode voor hechting?
a. Ja, 0-2 jaar
b. Ja, 0-4 jaar
c. Nee, maar er is wel een sensitieve periode
d. Nee en er is ook geen sensitieve periode
11. Wat is het nut van een reflex?
I. overleven
II. hechting
III. voorbereiding motoriek
Welk antwoord is of welke antwoorden zijn juist?
a. Alleen I
b. Alleen III
c. I en III
d. I, II en III
12. Wat is de juiste volgorde van wat kinderen kunnen?
a. conservatiebegrip - objectpermanentie- deductief redeneren
b. objectpermanentie - deductief redeneren - conservatiebegrip
c. objectpermanentie - conservatiebegrip - deductief redeneren
d. deductief redeneren - objectpermanentie - conservatiebegrip
13. Wat houdt de zone van naaste ontwikkeling (ZPD) in?
a. wat kinderen zelf kunnen
b. wat kinderen kunnen met hulp
1. Wat ontwikkeld niet tijdens de embryo fase?
a. het hart gaat kloppen
b. de vingers worden gevormd
c. reflexen zoals zuigen, slikken en hikken
d. de drie cellagen ontstaan (ecto- meso- en endoderm)
2. Als beide ouders dragers zijn van PKU, hoeveel kans is er dan dat het kind PKU krijgt?
a. 25%
b. 50%
c. 75%
d. 100%
3. Zie de volgende stellingen
I. Antidepressiva kan voor hartafwijkingen zorgen.
II. Stress kan voor taalachterstand zorgen.
Welke bewering klopt?
a. alleen stelling I is juist
b. alleen stelling II is juist
c. beide stellingen zijn juist
d. beide stellingen zijn onjuist
4. Wat is geen secundaire emotie?
a. trots
b. schuld
c. jaloezie
d. verrassing
5. Wat zijn emotional display rules?
a. regels hoe emoties op een gepaste manier geuit kunnen worden
b. de mogelijkheid om een passende emotie te kiezen in een situatie
c. het proces van ‘lezen’ van emotionele signalen in anderen om te bepalen hoe je moet
reageren in een onbekende situatie
d. de set van emoties die aanwezig zijn bij de geboorte of opkomen in het eerste jaar
6. Wanneer ontstaan de secundaire emoties?
a. halverwege 2e jaar
b. begin 3e jaar
c. einde 1e jaar
d. bij de geboorte
, 7. Wat is de volgorde van de ontwikkelingsfases van hechting volgens Bowlby?
a. attachment-in-the-making - preattachment - clear-cut attachment - goal-corrected
partnership
b. preattachment - attachment-in-the-making - goal-corrected partnership - clear-cut
attachment
c. attachment-in-the-making - goal-corrected partnership - preattachment - clear-cut
attachment
d. preattachment - attachment-in-the-making - clear-cut attachment - goal-corrected
partnership
8. Wat zorgt voor een onveilige ambivalente hechting?
a. de ouder is consistent sensitief
b. de ouder is inconsistent sensitief
c. de ouder is consistent insensitief
9. Wat is geen gevolg van 2 jaar intensieve, gerichte sociale zorg voor alle gezinnen door INCAS?
a. minder intense stress
b. betere thuisomgeving
c. betere opvoedingsvaardigheden + moederlijke sensitiviteit
d. het zijn allemaal gevolgen van 2 jaar intensieve, gerichte sociale zorg voor alle
gezinnen door INCAS
10. Is er een kritieke periode voor hechting?
a. Ja, 0-2 jaar
b. Ja, 0-4 jaar
c. Nee, maar er is wel een sensitieve periode
d. Nee en er is ook geen sensitieve periode
11. Wat is het nut van een reflex?
I. overleven
II. hechting
III. voorbereiding motoriek
Welk antwoord is of welke antwoorden zijn juist?
a. Alleen I
b. Alleen III
c. I en III
d. I, II en III
12. Wat is de juiste volgorde van wat kinderen kunnen?
a. conservatiebegrip - objectpermanentie- deductief redeneren
b. objectpermanentie - deductief redeneren - conservatiebegrip
c. objectpermanentie - conservatiebegrip - deductief redeneren
d. deductief redeneren - objectpermanentie - conservatiebegrip
13. Wat houdt de zone van naaste ontwikkeling (ZPD) in?
a. wat kinderen zelf kunnen
b. wat kinderen kunnen met hulp
