Persoonlijkheidspsychologie inleiding
Definitie persoonlijkheid
Persoonlijkheid is de verzameling van psychologische trekken en mechanismen binnen een
individu die georganiseerd en relatief stabiel zijn en die de interacties met en de
aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving beïnvloeden.
• Trekken (traits) = eigenschappen die verschillen/gelijkenissen tussen mensen
beschrijven
• Gemiddelde neigingen niet in elke situatie)
• Mechanismen → cognitieve processen van informatieverwerking
• Georganiseerd: geen willekeurige verzameling elementen maar een coherent,
samenhangend geheel
• Relatief stabiel doorheen de tijd en consistent overheen situaties
• Interactie tussen persoon en omgeving = complex
o Perceptie
o Selectie
o Uitlokking
o Manipulatie
• Adaptief functioneren: felxibel omgaan met de stress, uitdagingen en problemen die
we tegenkomen terwijl we onze levensdoelen trachten te realiseren
• Onze omgeving stelt ons voortdurend voor uitdagingen
o Fysieke omgeving: bv. Overleving, veiligheid
o Sociale omgeving bv. Liefde, respect, erbij horen
o Intrapsychische omgeving bv. In herinneringen, dromen, verlangens bv
eigenwaarde
Persoonlijkheidspsychologie
= begrijpen van individuele verschillen tussen mensen
• Impliciete persoonlijkheidstheorieën (stereotypen)
o Intuïtief
o Selectieve waarneming
o Vaak evaluatief
• Wetenschappelijke persoonlijkheidstheorieën
o Beschrijven van menselijke kenmerken
o Persoonlijkheid als psychologisch construct
▪ Niet direct observeerbaar
▪ Determinant gedrag
3 analyseniveaus
Iedereen is op een bepaalde manier:
Analyseniveau Voorbeelden
Zoals alle anderen Human nature (universeel De behoefte ergens bij te horen
Zoals sommige anderen Individuele Variaties in behoefte ergens bij te
groepsverschillen horen
Zoals niemand anders Individuele uniciteit Iemands unieke, typerende manier
van boos worden
,Theorie VS onderzoek
Grote persoonlijkheidstheorieën → analyseniveau ‘human nature’ bv. Freud
Hedendaags onderzoek in PHpsychologie → analyseniveau individuele en groepsverschillen
• Een goede theorie…
o Voorziet richtlijnen voor verder onderzoek
o Verklaart en organiseert reeds bestaande bevindingen
o Maakt voorspellingen over gedrag en psychologische fenomenen
• Theorie vs overtuiging
o Bv. Astrologie
• Wetenschappelijke evaluatiecriteria
o Volledigheid
o Heuristische waarde
o Toetsbaarheid
o Spaarzaamheid (=eenvoudige verklaring kiezen boven de complexe)
o Compatibliteit en integratie overheen vss kennisdomeinen en analyseniveaus
• Grote verscheidenheid aan persoonlijkheidstheorieën
o Psychodynamische
o Sociaal-cognitivistische
o Humanistische
o Biologische
o Dispositionele
Dispositionele theorieën
Wat zijn PH-trekken?
- Fundamentele en universele bouwstenen van PH
- Typerende kenmerken, karakteristieke eigenschappen
- Dispositie = geneigdheid om zich op een bepaalde manier te gedrgen
- Twee uitgangspunten van trektheoretici
o Trekken zijn relatief stabiel in de tijd
o Trekken zijn relatief consistent over situaties
Verschillende visies defintie trek
• Trekken als interne, causale eigenschappen
- Inwendig
- Verklarend voor gedrag
- Kunnen sluimerend aanwezig zijn
• Trekken als louter beschrijvende termen
- Geen veronderstellingen over oorzaak en gedrag
, - Bv. Trekken zijn een categorie van handelingen die vaak voorkomen bij een individu
Identificeren van trekken
1. Lexicale benadering
• Lexicale hypothese: belangrijke, relevante individuele verschillen zijn gecodeerd in
onze taal
• Belangrijkheid van trekken bepaald door 3 criteria:
o Gebruiksfrequentie
o Synoniemfrequentie
o Cross-culturele universaliteit
• Woordenboekstudies en studie van de vrije beschrijvingen
2. Statistische benadering
• Vertrekpunt = itempool
o Adjectieven
o Vragen over gedrag, emoties, ervaringen
• Factoranalyse
- Doel = identificeren van grote, onderliggende dimensies om aantal items te
reduceren
- Groepeert persoonlijkheidstrekken die sterk correleren en gemeenschappelijke
kenmerken hebben
- Items en adjectieven die vergelijkende patronen hebben worden samen geplaatst →
factor of dimensie
Illustratie:
Lexicale benadering + statistische benadering → dispositionele modellen
Evolutie van trektheorieën
Gordon Allport
- Lexicale benadering
- Identificeerde 4500 stabiele trekken
- Aanhanger nomothetische en belang idiografische benadering
- Gedrag = deels variabel, deels constant
o Constante deel = PH
o Variabel deel = situatie
- Voorspellen van gedrag in specifieke situatie is quasi onmogelijk
- Benadrukte het belang van het ‘zelf’ voor de ontwikkeling van identiteit en
individualiteit
, Raymond Cattel
- Empirisch onderzoek naar de structuur van persoonlijkheid
- Startpunt :4500 stabiele trekken van Allport
- Reductie op basis van synoniemen en factoranalyse
- Multi-method’ benadering (s-t-l data)
- 16 personality factors
- Repliceerbaarheid? Te veel factoren?
Hans Eysenck
- Elke belangrijke persoonlijkheidsdimensie
o Is in belangrijke mate erfelijk
o Heeft een aantoonbare fysiologische basis
- Factoranalyse → 3 basistrekken
o Extraversie-introversie
o Neuroticisme-emotionele stabiliteit
o Psychoticisme
→ pen model
- Hiërarchisch model:
Persoonlijkheid > supertraits > narrow traits >
habitueel gedrag > specifieke handelingen
- Kritiek: te weinig factoren weerhouden
Five-factor model
Fiske : eerste versie van de 5 factoren
- Werkte verder op data van Catell
- Factoranalyse
- Kleine steekproef → factoroplossing niet robuust
Verschillende onderzoekers herhaalden factoranalytisch onderzoek in verschillende
steekproeven en repliceerden steeds overtuigender de uiteindelijke big five:
→ neuroticisme – extraversie – openheid – aangenaamheid – gewetensvolheid
Costa & MCcrae
- Factoranalytisch onderzoek o.b.v. vragenlijstgegevens
- Aanvankelijk drie persoonlijkheidsdimensies: neuroticisme-extraversie-openheid
- Daarna toevoeging: aangenaamheid en consciëntieusheid o.b.v groeiende consensus
vanuit lexicale traditie → vijf factoren model
• 1985: publicatie NEO-personality inventory (NEO-PI)
• 1992: NEO-PI-R (betere uitwerking van A en C schalen
• 2005: NEO-PI-3 (herformulering van moeilijke leesbare items
Sinds late jaren 1980: brede consensus bij persoonlijkheidspsychologen dat persoonlijkheid
het best beschreven wordt door 5 brede persoonlijkheidsfactoren: de big five of het VFM
Definitie persoonlijkheid
Persoonlijkheid is de verzameling van psychologische trekken en mechanismen binnen een
individu die georganiseerd en relatief stabiel zijn en die de interacties met en de
aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving beïnvloeden.
• Trekken (traits) = eigenschappen die verschillen/gelijkenissen tussen mensen
beschrijven
• Gemiddelde neigingen niet in elke situatie)
• Mechanismen → cognitieve processen van informatieverwerking
• Georganiseerd: geen willekeurige verzameling elementen maar een coherent,
samenhangend geheel
• Relatief stabiel doorheen de tijd en consistent overheen situaties
• Interactie tussen persoon en omgeving = complex
o Perceptie
o Selectie
o Uitlokking
o Manipulatie
• Adaptief functioneren: felxibel omgaan met de stress, uitdagingen en problemen die
we tegenkomen terwijl we onze levensdoelen trachten te realiseren
• Onze omgeving stelt ons voortdurend voor uitdagingen
o Fysieke omgeving: bv. Overleving, veiligheid
o Sociale omgeving bv. Liefde, respect, erbij horen
o Intrapsychische omgeving bv. In herinneringen, dromen, verlangens bv
eigenwaarde
Persoonlijkheidspsychologie
= begrijpen van individuele verschillen tussen mensen
• Impliciete persoonlijkheidstheorieën (stereotypen)
o Intuïtief
o Selectieve waarneming
o Vaak evaluatief
• Wetenschappelijke persoonlijkheidstheorieën
o Beschrijven van menselijke kenmerken
o Persoonlijkheid als psychologisch construct
▪ Niet direct observeerbaar
▪ Determinant gedrag
3 analyseniveaus
Iedereen is op een bepaalde manier:
Analyseniveau Voorbeelden
Zoals alle anderen Human nature (universeel De behoefte ergens bij te horen
Zoals sommige anderen Individuele Variaties in behoefte ergens bij te
groepsverschillen horen
Zoals niemand anders Individuele uniciteit Iemands unieke, typerende manier
van boos worden
,Theorie VS onderzoek
Grote persoonlijkheidstheorieën → analyseniveau ‘human nature’ bv. Freud
Hedendaags onderzoek in PHpsychologie → analyseniveau individuele en groepsverschillen
• Een goede theorie…
o Voorziet richtlijnen voor verder onderzoek
o Verklaart en organiseert reeds bestaande bevindingen
o Maakt voorspellingen over gedrag en psychologische fenomenen
• Theorie vs overtuiging
o Bv. Astrologie
• Wetenschappelijke evaluatiecriteria
o Volledigheid
o Heuristische waarde
o Toetsbaarheid
o Spaarzaamheid (=eenvoudige verklaring kiezen boven de complexe)
o Compatibliteit en integratie overheen vss kennisdomeinen en analyseniveaus
• Grote verscheidenheid aan persoonlijkheidstheorieën
o Psychodynamische
o Sociaal-cognitivistische
o Humanistische
o Biologische
o Dispositionele
Dispositionele theorieën
Wat zijn PH-trekken?
- Fundamentele en universele bouwstenen van PH
- Typerende kenmerken, karakteristieke eigenschappen
- Dispositie = geneigdheid om zich op een bepaalde manier te gedrgen
- Twee uitgangspunten van trektheoretici
o Trekken zijn relatief stabiel in de tijd
o Trekken zijn relatief consistent over situaties
Verschillende visies defintie trek
• Trekken als interne, causale eigenschappen
- Inwendig
- Verklarend voor gedrag
- Kunnen sluimerend aanwezig zijn
• Trekken als louter beschrijvende termen
- Geen veronderstellingen over oorzaak en gedrag
, - Bv. Trekken zijn een categorie van handelingen die vaak voorkomen bij een individu
Identificeren van trekken
1. Lexicale benadering
• Lexicale hypothese: belangrijke, relevante individuele verschillen zijn gecodeerd in
onze taal
• Belangrijkheid van trekken bepaald door 3 criteria:
o Gebruiksfrequentie
o Synoniemfrequentie
o Cross-culturele universaliteit
• Woordenboekstudies en studie van de vrije beschrijvingen
2. Statistische benadering
• Vertrekpunt = itempool
o Adjectieven
o Vragen over gedrag, emoties, ervaringen
• Factoranalyse
- Doel = identificeren van grote, onderliggende dimensies om aantal items te
reduceren
- Groepeert persoonlijkheidstrekken die sterk correleren en gemeenschappelijke
kenmerken hebben
- Items en adjectieven die vergelijkende patronen hebben worden samen geplaatst →
factor of dimensie
Illustratie:
Lexicale benadering + statistische benadering → dispositionele modellen
Evolutie van trektheorieën
Gordon Allport
- Lexicale benadering
- Identificeerde 4500 stabiele trekken
- Aanhanger nomothetische en belang idiografische benadering
- Gedrag = deels variabel, deels constant
o Constante deel = PH
o Variabel deel = situatie
- Voorspellen van gedrag in specifieke situatie is quasi onmogelijk
- Benadrukte het belang van het ‘zelf’ voor de ontwikkeling van identiteit en
individualiteit
, Raymond Cattel
- Empirisch onderzoek naar de structuur van persoonlijkheid
- Startpunt :4500 stabiele trekken van Allport
- Reductie op basis van synoniemen en factoranalyse
- Multi-method’ benadering (s-t-l data)
- 16 personality factors
- Repliceerbaarheid? Te veel factoren?
Hans Eysenck
- Elke belangrijke persoonlijkheidsdimensie
o Is in belangrijke mate erfelijk
o Heeft een aantoonbare fysiologische basis
- Factoranalyse → 3 basistrekken
o Extraversie-introversie
o Neuroticisme-emotionele stabiliteit
o Psychoticisme
→ pen model
- Hiërarchisch model:
Persoonlijkheid > supertraits > narrow traits >
habitueel gedrag > specifieke handelingen
- Kritiek: te weinig factoren weerhouden
Five-factor model
Fiske : eerste versie van de 5 factoren
- Werkte verder op data van Catell
- Factoranalyse
- Kleine steekproef → factoroplossing niet robuust
Verschillende onderzoekers herhaalden factoranalytisch onderzoek in verschillende
steekproeven en repliceerden steeds overtuigender de uiteindelijke big five:
→ neuroticisme – extraversie – openheid – aangenaamheid – gewetensvolheid
Costa & MCcrae
- Factoranalytisch onderzoek o.b.v. vragenlijstgegevens
- Aanvankelijk drie persoonlijkheidsdimensies: neuroticisme-extraversie-openheid
- Daarna toevoeging: aangenaamheid en consciëntieusheid o.b.v groeiende consensus
vanuit lexicale traditie → vijf factoren model
• 1985: publicatie NEO-personality inventory (NEO-PI)
• 1992: NEO-PI-R (betere uitwerking van A en C schalen
• 2005: NEO-PI-3 (herformulering van moeilijke leesbare items
Sinds late jaren 1980: brede consensus bij persoonlijkheidspsychologen dat persoonlijkheid
het best beschreven wordt door 5 brede persoonlijkheidsfactoren: de big five of het VFM