Ontwikkelingpsychologie specialisatielessen
Het begin van het leven
De erfelijkheid
Genen en chromosomen: de code van het leven
nieuwe cel = zygote
- 23 duo’s chromosomen
o 22 paar gewone chromosomen
o 1 paar geslachtshormonen
Meisje = xx
Jongen = xy
- Gameten = voortplantingscellen (zaadcel, eicel)
Waarom grote diversiteit in mensen?
- Bij de vorming van de gemeten in het volwassen lichaam:
o Ad random 1 van de 2 chromosomen van elk paar naar gameet
= +/- 8 miljoen vss combinaties mogelijk
(2X2X2X2X2X2X2X2X2X2X2 = 223)
o Willekeurige transformaties van genen
Chromosoomafwijkingen/ genoommutatie:
- De meeste bevruchte eicellen met genoommutatie, zijn niet levensvatbaar
- Genoommutatie kan leiden tot bepaalde syndromen, zoals trisomie 21 of syndroom
van down
- Syndroom van turner: afwijkend aantal chromosomen (enkel bij meisjes)
Geslachtsbepaling
- Wie bepaalt het geslacht?
o Chromosomen:
▪ Vrouw: 22 gelijksoortige paren + XX → eicel X
▪ Man: 22 gelijksoortige paren + XY → zaadcel: X of Y
o De vader bepalen het geslacht!
- Mogelijkheden voor selectie winnen terein
- Embryowet
,Genetische consultatie en erfelijkheidsadvies
- Gedragsgenetica: onderzoek naar de effecten van erfelijkheid op gedrag
o Brengt relatieve bijdrage van genen op gedragskenmerken in kaart
▪ Bv. criminaliteit
▪ Bv. intelligentie
o Levert inzicht in genetische basis/kwetsbaarheid van of voor bepaalde
syndromen
▪ Bv. borst- en eierstokkanker, spierziekte van Duchenne
Prenataal onderzoek
- Standaardcontrole ongeboren kind:
o Bloedafname
o Nekplooimeting
o Echografie:
Waarom?
▪ Groei
▪ Ligging
▪ Geslacht
▪ Hoeveelheid vruchtwater
▪ Meerlingzwangerschappen
▪ Aangeboren afwijkingen
- Bij risico (genetische) aandoeningen:
→ genetisch adviseur
o Brengt genetische risico’s in kaart: familiegeschiedenis koppelen aan kennis
van soort aandoening
o Grondig lichamelijk en chromosaal onderzoek van ouders
o Bijkomend onderzoek tijdens ev. Zwangerschap zoals:
▪ Bloedtest
▪ Vruchtwaterpunctie
→ invasieve testen
De interactie tussen erfelijkheid en omgeving
De rol van omgeving: van genotype naar fenotype
Genotype = aanleg
Fenotype = geheel van kenmerken (gedrag,..)
• Bv. obesitats = ernstig overgewicht (BMI > 30) met gezondheidsrisico’s
→ gewicht deels erfelijk bepaald
→ toch sommigen met genetische kwetsbaarheid geen obesitas
→ hoe komt dit?
• Meeste eigenschappen kennen multifactoriële overerving
= zijn bepaald door combinatie van genetische en omgevingsfactoren
o Genetische kwetsbaarheid of genetisch potentieel, beïnvloed door andere
(veelal omgevings)-factoren
→ in welke mate wordt ons gedrag veroorzaakt door genetische factoren en in welke
mate door omgevingsfactoren?
,een antwoord op het nature-nurture-raadsel
→ Onderzoek naar impact van genen en omgeving
2 methoden:
1. Dieronderzoek
2. Onderzoek bij mensen
a. Vergelijken monozygote tweelingen
b. Vergelijken dizygote en monozygote tweelingen
c. Adoptiestudies
Dieronderzoek: controle over de genen en de omgeving
- Dieren fokken die op specifieke vlakken genetisch gelijk zijn
- Deze dieren in verschillende omgevingen observeren & visa versa
- Nadeel: generaliseerbaarheid naar mensen?
Onderzoek bij mensen: exploiteren van genetische overeenkomsten en verschillen
A: onderzoek bij monozygote tweelingen
Correlationeel onderzoek bij grote groepen eeneiige tweelingen: meer overeenkomst tussen
tweelingen dan tussen gewone broers en zussen voor:
- Intelligentie
- Persoonlijkheid
- Interesses
- Gezichtsuitdrukkingen
- Gebaren,…
Vb. de eeneiige ‘BOB-tweeling’
B: vergelijken van dizygote tweelingen en monozygote tweelingen
- Indien monozygote tweelingen meer op elkaar gelijken voor bepaald
(gedrags)kenmerk dan zygote tweelingen: aanwijzing rol genen/omgeving?
C:adoptiestudies
- Indien adoptiekind voor bepaald (gedrags)kenmerk, sterk gelijkt op dat van adoptie-
broer/zus: aanwijzing rol omgeving/genen?
• Epigenetica
Epigenetica betekent letterlijk ‘bovenop het DNA’. Nog preciezer gaat het om de
‘markeringen’ rondom het DNA die genen aan en uit kan zetten. Die markeringen zelf
veranderen en lijken overerfbaar:
Bv. holocaust
Bv. instorting van WTC-torens
Bv. hongersnood
Kunnen genen de omgeving beïnvloeden?
1. Actieve genotype-omgevingsfactoreneffecten
o Zich zelf richten op aspecten in omgeving die het meest aansluiten bij de
genetische bepaalde capaciteiten
2. Passieve genotype-omgevingseffecten
o Genen van ouders worden geassocieerd met de omgeving waarin kinderen
opgroeien
, 3. Evocatieve genotype-omgevingseffecten
o Situaties waarin de genen van een kind een specifieke omgeving-(srecatie)
oproepen
Prenatale groei en verandering
- Duur van de zwangerschap = 40 weken
Gerekend vanaf de eerste dag van de laatste
menstruatie
De stadia van de prenatale periode: het begin van de ontwikkeling
• Germinale stadium= van 0 tot 2 weken na conceptie/bevruchting
• Embryonale stadium: van 2 tot 8 weken na conceptie
• Foetale stadium: van 8 weken na conceptie tot geboorte
Germinale stadium: van 0 tot 2 weken
- Zygote deelt zich gestaag (na 1 week al 100-150 cellen) en neemt
in complexiteit toe
- Eerste 5 dagen: bevruchte eicel verplaatst zich van eileider naar
baarmoeder (uterus)
- Tussen dag 5 en dag 9: innesteling van bevruchte eicel in wand uterus
- Deling van de zygote → steeds meer specialistisch
o Sommige cellen vormen beschermende laag rond
massa
o Andere cellen vormen placenta en navelstreng
o Placenta: voeding, zuurstof, afvalstoffen
Embryonale stadium: van 2 tot 8 weken na bevruchting
- Fase met grote veranderingen in belangrijkste organen en fundamentele anatomie
- Embryo met 3 klembladen
o Ectoderm: huid, haar, tanden, zintuigen, hersenen
en ruggenmerg
o Mesoderm: spieren, botten, bloed en
bloedsomloop
o Endoderm: o.a. spijsverteringsstelsel, lever,
alvleesklier en ademhalingsstelsel
- Snelle ontwikkeling:
- 3 weken: 4mm
- 8 weken: 3cm, beginnende ‘menselijke vorm’
- 4de week: hart begint te kloppen, longen beginnen te ontwikkelen
- 7de week: start vorming geslachtsorganen
Het begin van het leven
De erfelijkheid
Genen en chromosomen: de code van het leven
nieuwe cel = zygote
- 23 duo’s chromosomen
o 22 paar gewone chromosomen
o 1 paar geslachtshormonen
Meisje = xx
Jongen = xy
- Gameten = voortplantingscellen (zaadcel, eicel)
Waarom grote diversiteit in mensen?
- Bij de vorming van de gemeten in het volwassen lichaam:
o Ad random 1 van de 2 chromosomen van elk paar naar gameet
= +/- 8 miljoen vss combinaties mogelijk
(2X2X2X2X2X2X2X2X2X2X2 = 223)
o Willekeurige transformaties van genen
Chromosoomafwijkingen/ genoommutatie:
- De meeste bevruchte eicellen met genoommutatie, zijn niet levensvatbaar
- Genoommutatie kan leiden tot bepaalde syndromen, zoals trisomie 21 of syndroom
van down
- Syndroom van turner: afwijkend aantal chromosomen (enkel bij meisjes)
Geslachtsbepaling
- Wie bepaalt het geslacht?
o Chromosomen:
▪ Vrouw: 22 gelijksoortige paren + XX → eicel X
▪ Man: 22 gelijksoortige paren + XY → zaadcel: X of Y
o De vader bepalen het geslacht!
- Mogelijkheden voor selectie winnen terein
- Embryowet
,Genetische consultatie en erfelijkheidsadvies
- Gedragsgenetica: onderzoek naar de effecten van erfelijkheid op gedrag
o Brengt relatieve bijdrage van genen op gedragskenmerken in kaart
▪ Bv. criminaliteit
▪ Bv. intelligentie
o Levert inzicht in genetische basis/kwetsbaarheid van of voor bepaalde
syndromen
▪ Bv. borst- en eierstokkanker, spierziekte van Duchenne
Prenataal onderzoek
- Standaardcontrole ongeboren kind:
o Bloedafname
o Nekplooimeting
o Echografie:
Waarom?
▪ Groei
▪ Ligging
▪ Geslacht
▪ Hoeveelheid vruchtwater
▪ Meerlingzwangerschappen
▪ Aangeboren afwijkingen
- Bij risico (genetische) aandoeningen:
→ genetisch adviseur
o Brengt genetische risico’s in kaart: familiegeschiedenis koppelen aan kennis
van soort aandoening
o Grondig lichamelijk en chromosaal onderzoek van ouders
o Bijkomend onderzoek tijdens ev. Zwangerschap zoals:
▪ Bloedtest
▪ Vruchtwaterpunctie
→ invasieve testen
De interactie tussen erfelijkheid en omgeving
De rol van omgeving: van genotype naar fenotype
Genotype = aanleg
Fenotype = geheel van kenmerken (gedrag,..)
• Bv. obesitats = ernstig overgewicht (BMI > 30) met gezondheidsrisico’s
→ gewicht deels erfelijk bepaald
→ toch sommigen met genetische kwetsbaarheid geen obesitas
→ hoe komt dit?
• Meeste eigenschappen kennen multifactoriële overerving
= zijn bepaald door combinatie van genetische en omgevingsfactoren
o Genetische kwetsbaarheid of genetisch potentieel, beïnvloed door andere
(veelal omgevings)-factoren
→ in welke mate wordt ons gedrag veroorzaakt door genetische factoren en in welke
mate door omgevingsfactoren?
,een antwoord op het nature-nurture-raadsel
→ Onderzoek naar impact van genen en omgeving
2 methoden:
1. Dieronderzoek
2. Onderzoek bij mensen
a. Vergelijken monozygote tweelingen
b. Vergelijken dizygote en monozygote tweelingen
c. Adoptiestudies
Dieronderzoek: controle over de genen en de omgeving
- Dieren fokken die op specifieke vlakken genetisch gelijk zijn
- Deze dieren in verschillende omgevingen observeren & visa versa
- Nadeel: generaliseerbaarheid naar mensen?
Onderzoek bij mensen: exploiteren van genetische overeenkomsten en verschillen
A: onderzoek bij monozygote tweelingen
Correlationeel onderzoek bij grote groepen eeneiige tweelingen: meer overeenkomst tussen
tweelingen dan tussen gewone broers en zussen voor:
- Intelligentie
- Persoonlijkheid
- Interesses
- Gezichtsuitdrukkingen
- Gebaren,…
Vb. de eeneiige ‘BOB-tweeling’
B: vergelijken van dizygote tweelingen en monozygote tweelingen
- Indien monozygote tweelingen meer op elkaar gelijken voor bepaald
(gedrags)kenmerk dan zygote tweelingen: aanwijzing rol genen/omgeving?
C:adoptiestudies
- Indien adoptiekind voor bepaald (gedrags)kenmerk, sterk gelijkt op dat van adoptie-
broer/zus: aanwijzing rol omgeving/genen?
• Epigenetica
Epigenetica betekent letterlijk ‘bovenop het DNA’. Nog preciezer gaat het om de
‘markeringen’ rondom het DNA die genen aan en uit kan zetten. Die markeringen zelf
veranderen en lijken overerfbaar:
Bv. holocaust
Bv. instorting van WTC-torens
Bv. hongersnood
Kunnen genen de omgeving beïnvloeden?
1. Actieve genotype-omgevingsfactoreneffecten
o Zich zelf richten op aspecten in omgeving die het meest aansluiten bij de
genetische bepaalde capaciteiten
2. Passieve genotype-omgevingseffecten
o Genen van ouders worden geassocieerd met de omgeving waarin kinderen
opgroeien
, 3. Evocatieve genotype-omgevingseffecten
o Situaties waarin de genen van een kind een specifieke omgeving-(srecatie)
oproepen
Prenatale groei en verandering
- Duur van de zwangerschap = 40 weken
Gerekend vanaf de eerste dag van de laatste
menstruatie
De stadia van de prenatale periode: het begin van de ontwikkeling
• Germinale stadium= van 0 tot 2 weken na conceptie/bevruchting
• Embryonale stadium: van 2 tot 8 weken na conceptie
• Foetale stadium: van 8 weken na conceptie tot geboorte
Germinale stadium: van 0 tot 2 weken
- Zygote deelt zich gestaag (na 1 week al 100-150 cellen) en neemt
in complexiteit toe
- Eerste 5 dagen: bevruchte eicel verplaatst zich van eileider naar
baarmoeder (uterus)
- Tussen dag 5 en dag 9: innesteling van bevruchte eicel in wand uterus
- Deling van de zygote → steeds meer specialistisch
o Sommige cellen vormen beschermende laag rond
massa
o Andere cellen vormen placenta en navelstreng
o Placenta: voeding, zuurstof, afvalstoffen
Embryonale stadium: van 2 tot 8 weken na bevruchting
- Fase met grote veranderingen in belangrijkste organen en fundamentele anatomie
- Embryo met 3 klembladen
o Ectoderm: huid, haar, tanden, zintuigen, hersenen
en ruggenmerg
o Mesoderm: spieren, botten, bloed en
bloedsomloop
o Endoderm: o.a. spijsverteringsstelsel, lever,
alvleesklier en ademhalingsstelsel
- Snelle ontwikkeling:
- 3 weken: 4mm
- 8 weken: 3cm, beginnende ‘menselijke vorm’
- 4de week: hart begint te kloppen, longen beginnen te ontwikkelen
- 7de week: start vorming geslachtsorganen