Eigenwoningforfait (art. 3.112 IB) = een percentage (0,5%) van de WOZ-waarde van de eigen woning (hoofdverblijf)
Rendementsgrondslag (art. 5.3 IB) = de waarde van bezittingen verminderd met de waarde van de schulden.
Forfaitair rendement (art. 5.2 IB) = een percentage om het belastbaar inkomen uit box 3 te berekenen in een bepaalde rendementsklasse
Vervreemdingssaldo eigen woning (art. 3.119aa lid 1 IB) = het verschil tussen de waarde in het economische verkeer van de voormalige eigen
woning verminderd met de eigenwoningschuld
1. Wat zijn de belastbare inkomsten uit eigen woning?
Ten eerste zijn er drie boxen, dit zijn de objecten van de belasting (art. 2.3 IB):
1) Belastbaar inkomen uit werk en woning (3.1 IB)
De eerste box bestaat uit het gezamenlijke inkomen uit:
a. De belastbare winst uit onderneming
b. Het belastbare loon
c. Het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden
d. De belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen
e. De belastbare inkomen uit eigen woning
f. De negatieve uitgaven voor inkomstenvoorzieningen
g. De negatieve persoonsgebonden aftrekposten
Verminderd met:
- De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
- De uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- De persoonsgebonden aftrek
2) Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (4.1 IB)
3) Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (5.1 IB)
De belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen uit eigen woning verminderd met de op die voordelen
drukkende aftrekbare kosten (art. 3.110 IB).
Onder box 1 valt dus het belastbare inkomen uit eigen woning. Hieronder vallen de positieve inkomsten, maar ook de
negatieve inkomsten (o.a. hypotheekrenteaftrek) van de woning waar de eigenaar verblijft (het hoofdverblijf). Het
voordeel dat wordt gehaald uit eigen woning is 0,5% van de WOZ-waarde (eigenwoningforfait, art. 3.112 IB). Hier kunnen
kosten vanaf getrokken worden, zoals hypotheekrenteaftrek (voor dertig jaar, art. 3.119a IB), kosten van geldleningen, en
periodieke betalingen met betrekking tot de eigen woning (art. 3.120 IB). Ook schulden gemaakt door verbouwing vallen
hieronder (art. 3.119a lid 2 IB), mits de bonnetjes zijn bewaard en aan het oogmerkvereiste is voldaan (art. 3.123 IB). Dit
oogmerkvereiste houdt in dat men een lening moet afsluiten met het doel een verbouwing o.i.d. te verrichten. Wanneer
de verbouwing langer duurt dan zes maanden moeten uit de lening betalingen voor de verbouwing zijn verricht om het te
kunnen beschouwen als een aftrekpost.
Een hard vereiste voor een eigenwoningschuld is dat deze schuld een aflossingsverplichting bevat. De
aflossingsverplichting kent een aantal vereisten (art. 3.119c IB):
De schuld moet volledig afgelost zijn binnen een termijn van max. 360 maanden
De belastingplichtige moet zich contractueel hebben verbonden
Bij een annuïtaire geldlening vindt per maand een aflossing plaats, en een betaling van de rente over de gehele lening.
Wanneer een bedrag geschonken wordt voor onderhoud of aanschaf van een eigen woning geldt art. 33 en 33a
Successiewet. De schenkingsvrijstelling voor de schenking van ouder op kind wat betreft een eigen woning op €105.302 en
voor anderen op €3.244 (art. 33 lid 5 sub c en lid 7 Successiewet). Bij een schenking kan een bedrag vrij besteed worden,
het resterende bedrag moet besteed worden aan de eigen woning.
Eigenwoningrente kan worden afgetrokken in het jaar van betaling, wanneer sprake is van betaling kan worden gevonden
in art. 3.147 IB en in art. 3.120 IB kan worden afgeleid dat vooruitbetaalde renten die betrekking hebben op een tijdvak
dat niet later eindigt dan zes maanden na afloop van het jaar van de betaling zijn in dit jaar aftrekbaar.
Beperkingen van de renteaftrek (art. 119a lid 6 IB)
Wanneer de rente niet betaald wordt, kan deze niet afgetrokken worden
Er is geen sprake van eigenwoningschuld wanneer de woning deels verkregen is van de partner
Er is geen sprake van eigenwoningschuld wanneer de lening is aangegaan bij de partner