ORGANISATIES DOEN WERKEN
Inhoud
1. Een blik op de geschiedenis ........................................................................................................... 3
1.1 De rationele benadering ........................................................................................................ 3
1.2 De human relations-beweging ............................................................................................... 5
1.3 Waar halen we de mosterd? .................................................................................................. 6
1.3.1 Het analytisch raamwerk ............................................................................................... 6
1.3.2 Evidence-based management ........................................................................................ 7
2. De medewerker in de organisatie .................................................................................................. 8
2.1 Persoonlijkheid van de medewerker ...................................................................................... 8
2.2 Zelfconcept van de individu ................................................................................................... 8
2.3 Waarden en gedrag ............................................................................................................... 9
2.4 Leiderschapskenmerken ...................................................................................................... 10
2.5 Geluk en welzijn van de medewerker .................................................................................. 12
2.6 Mindfulness......................................................................................................................... 13
3. Groepen en teams in de organisatie ............................................................................................ 14
5.1 Het mesoniveau .................................................................................................................. 14
5.2 Groepen .............................................................................................................................. 14
5.3 Teams.................................................................................................................................. 16
4. Organisatiestructuur, cultuur en klimaat ..................................................................................... 19
4.1 Structuur ............................................................................................................................. 19
4.1.1 Specialisatie ................................................................................................................. 19
4.1.2 Departementalisatie .................................................................................................... 19
4.1.3 Chain of command ....................................................................................................... 20
4.1.4 Span of control ............................................................................................................ 20
4.1.5 Centralisatie of decentralisatie..................................................................................... 21
4.1.6 Formalisering ............................................................................................................... 21
4.2 Cultuur en klimaat ............................................................................................................... 23
Cultuur ........................................................................................................................................ 23
Klimaat........................................................................................................................................ 24
5. Performantiemanagement .......................................................................................................... 25
5.1 Plannen, opvolgen en evalueren van organisatieprestaties .................................................. 26
5.2 Prestaties van de afdeling/het team/het departement ........................................................ 27
1
, 2020-2021
5.3 Prestaties van de medewerker plannen, opvolgen en evalueren via een employee-
performancemanagementsysteem ................................................................................................. 28
5.3.1 De performancemanagementcyclus ............................................................................. 28
5.3.2 Kenmerken van een performancemanagementsysteem ............................................... 30
6. Uitdagingen ................................................................................................................................ 32
6.1 Digitalisering........................................................................................................................ 33
6.2 Diversiteit ............................................................................................................................ 33
6.3 Generaties ........................................................................................................................... 34
6.4 Employability ....................................................................................................................... 34
7. Examen 2020-2021 ..................................................................................................................... 37
2
, 2020-2021
1. Een blik op de geschiedenis
1.1 De rationele benadering
− Vanaf 1900: wetenschappelijke benadering van organisaties
→ Karl Marx: ‘working class’
→ Emile Durkheim: analyse van het verlies van solidariteit in een nieuwe samenleving
→ Max Weber: werking van organisaties en gedrag van mensen in organisaties (bureaucratie)
Context
− Stoommachines: sneller en grotere hoeveelheden
− Beter scheikundige kennis, ontginning steenkool staalproductie machinebouw, betere
mechanisatie
− Gevolg: nieuwe producten en nieuwe consumenten
Frederick Winslow Taylor
− Scientific Management
→ Alle taken analyseren, routiniseren, subtaken maken, standaardiseren en overtollige taken
elimineren → meest efficiënte manier = optimale verhouding inzet middelen/resultaat
→ Tijd- en bewegingsstudies → optimaal rendement zoeken binnen organisatie
→ One Best Way als enige werkwijze opleggen aan werknemers
− Adviseur bij Henry Ford
→ Lopende band (prijs daalt en hogere lonen)
− Gevolgen in organisatie
→ Hoger rendement
→ Standaardisatie (producten en handelingen)
→ Controle en voorspelbaarheid
→ Routine en opsplitsing: ongeschoolden inschakelen en leertijd verminderen
→ Managers denken, arbeiders werken
→ Optimalisatie gereedschappen
− Weerstand van arbeiders en vakbonden (stakingen en sociale onrust)
→ Mensonterende praktijken voor grotere winsten
→ Deskilling = ontwaardingen van de menselijke arbeid en vervreemding
→ Taylor: arbeiders werken bewust trager om tempo niet te doen stijgen (door gebrek
rechtstreekse controle)
→ Gevolg: taak foreman opsplitsen (=verantwoordelijke eerste lijn)
1) Taakverdeling en toewijzing taken
2) Kwaliteit
3) Tempo controleren
→ Taylor: ‘soldiering’ = groepswerk is een bron van tegenwerken
→ Negeerde de factor mens: te ver doorgedreven splitsing en routinesering van de taken
− Toch zekere ‘taakspanning’ nodig
→ Spanning nodig voor optimale productiviteit
→ Te hoog tempo: fouten, verzuim en stakingen
→ Te laag tempo: gebrek aan uitdaging, routineverlies en fouten
3
, 2020-2021
Henri Fayol
− Management als een afzonderlijke en belangrijke taak in de organisatie.
− 5 basistaken van management binnen de verschillende functiegebieden: productie, aankoop en
verkoop, financiën, veiligheid, boekhouden en administration (=beheerstaken)
1. Plannen
→ Strategisch ondernemingsplan: op LT, herzien op KT
→ Projectplan: uitvoering ve taak met begin- en eindpunt en projectleider volgt
vorderingen en rapporteert aan hogere leiding.
→ Algemeen organisatie-/ondernemingsdoel nastreven
→ LT- en KT-plannen aan elkaar aanpassen en elkaar beïnvloeden
→ Flexibel: aanpassen volgens omstandigheden
→ Specifiek (welomschreven) en voldoende operationeel
2. Organiseren
→ Strikt hiërarchisch geordende lijnorganisatie
→ Regel van eenheid van leiding
→ Verantwoordelijkheden van iedereen liggen vast
→ Verloopt volgens gekende procedures
→ Alle regels zijn vastgelegd in een organogram
3. Leidinggeven
→ Sturen en motiveren
4. Coördineren
→ Verschillende departementen onderling afstemmen
→ Meetings en verbindingspersonen
5. Controleren
→ = beheersen
→ Indien nodig sanctioneren
− 14 basisprincipes:
→ Taakverdeling → Hiërarchie
→ Gezag en verantwoordelijkheid → Orde
→ Discipline → Équité (correcte behandeling)
→ Eenheid van leiding en richting → Stabiele personeelsbezetting
→ Beloning → Esprit de Corps (eensgezindheid door
→ Centralisatie eenh v leiding en verdeeldheid vermijden)
TAYLOR FAYOL
‘Managers think, workers work’ Initiatief is belangrijk en moet gestimuleerd
worden
Meerdere functionele leidinggevenden Eenheid van leiding (+ ‘functioneel’ management
omwille van vereiste kennis en specialisatie)
4