Deel 2: Gedrag in evolutie en ontwikkeling
H1: Over eenvoud en complexiteit
Causaliteit Verband tussen oorzaak en verband
Creationisme Deze stroming dat de mens niet het product is
van evolutie doorheen een fylogenese, maar
wel het product is van God de schepper
Drempelwaarde De waarde die de boven- en ondergrens
Empirisme Het empirisme is een filosofische stroming
waarin gesteld wordt dat kennis uit de ervaring
voortkomt. Deze stroming is tegengesteld aan
het rationalisme
Geheugen Vermogen van een mens of dier om informatie
te onthouden
Interactie Wisselwerking
Nativisme De erfelijkheidsleer
Ontwikkelingsplasticiteit plasticiteit verwijst naar het vermogen van een
organisme met een specifieke genetische
ontwikkeling op verschillende manieren ,
afhankelijk van de invloed van het milieu is
toevallig in mensen kan worden beïnvloed door
ontwikkelingsplasticiteit van ontstaan tot aan
de adolescentie
Psychoseksuele ontwikkeling De beschrijving van de geestelijke
ontwikkelingsfasen die de mens vanaf zeer
jonge leeftijd volgens Sigmund Freud
doormaakt
H2: Kind en levensloop in de kijker
Associationisme Toevallig samenhangen en gelijkenissen
Behaviorisme Stroming die pleitte om de mens te zien als een
black box. Beperken zich tot dat wat
waarneembaar is
Ethologie Visie waarbij we de gedragsontwikkeling van de
mens breed bekijken ma ook in zijn historische
leefomgeving.
Holisme Visie dat elk geheel meer is dan de som van zijn
delen, dat alles onlosmakelijk met elkaar
verbonden is
Mechanistisch wereldbeeld Aanhangers van een mechanistisch wereldbeeld
hanteren veeleer de analogie van een motor: de
onderdelen blijven steeds dezelfde en de motor
draait maar als iemand de startsleutel omdraait
en de brandstof wordt ingepompt
Organismisch wereldbeeld Aanhangers van een organismisch wereldbeeld
geloven sterkt in groei van systemen en
voorgeprogrammeerd gedrag
Prospectieve benadering Vanaf het beginpunt terugkijken naar het
eindpunt
Retrospectieve benadering Vanaf het eindpunt terugkijken naar het
, beginpunt
Transsectioneel wereldbeeld Er wordt op een dynamische manier naar de
ontwikkeling gekeken vanuit start- en
eindpunten
H3: Gedragsontwikkeling onder de loep
Apgar-index In de Apgar-index worden 5 aspecten bij en
pasgeborene beoordeeld met een score tussen
0 en 2, resulterend in een totaalresultaat tussen
0 en 10
- De kleur van de huid
- De frequentie van de hartslag
- De gezichtsuitdrukking
- De houding
- De ademhaling
Cerebrale parese Aandoening waarbij kinderen moeite hebben
met bewegen als gevolg van een
hersenbeschadiging
Cohort Groep kinderen volgens geboortejaar
Cross-sectioneel onderzoek Ook wel het transversaal onderzoek. Men
verkrijgt op iedere leeftijd een doorsnede van
de gemiddelde ontwikkeling op dat moment
Distale factoren Biologische factoren of gebeurtenissen of
factoren of gebeurtenissen uit de omgeving
Dynamische diagnostiek (dynamic assessment) Een diagnostiek waarbij en vooral gaat kijken
hoe een kind gebruik maakt van hulp of
informatie
Gegeneraliseerde bewegingen Complexe bewegingen waaraan hoofd, romp,
armen en benen deelnemen
Gevalsbeschrijvingen Een kwestie. Aan de hand van een gevalstudie
proberen onderzoekers vaak een theorie te
ontwikkelen
Habituatie Gewenning
Infantiele encefalopathie Cerebrale parese. Een vanaf de geboorte
voorkomende toestand onder, waarbij er
sprake is van een afwijkende spierspanning,
afwijkende onwillekeurige bewegingen en een
stoornis in het gecoördineerd bewegen
Intelligentie Een mentale eigenschap met veel verschillende
functies; zoals de mogelijkheid overeenkomsten
en verschillen op te merken in waarnemingen,
zich in de ruimte te oriënteren, te redeneren,
plannen te maken, problemen te doorgronden
en op te lossen, in abstracties te denken, ideeën
en taal te begrijpen en te produceren,
informatie op te slaan in het geheugen en daar
weer uit op te halen, te leren van ervaringen.
Kanalisatie Op een bepaalde leeftijd waar alle kinderen
grotendeels op een gelijke manier en tempo
ontwikkelen, een afwijking kan door
H1: Over eenvoud en complexiteit
Causaliteit Verband tussen oorzaak en verband
Creationisme Deze stroming dat de mens niet het product is
van evolutie doorheen een fylogenese, maar
wel het product is van God de schepper
Drempelwaarde De waarde die de boven- en ondergrens
Empirisme Het empirisme is een filosofische stroming
waarin gesteld wordt dat kennis uit de ervaring
voortkomt. Deze stroming is tegengesteld aan
het rationalisme
Geheugen Vermogen van een mens of dier om informatie
te onthouden
Interactie Wisselwerking
Nativisme De erfelijkheidsleer
Ontwikkelingsplasticiteit plasticiteit verwijst naar het vermogen van een
organisme met een specifieke genetische
ontwikkeling op verschillende manieren ,
afhankelijk van de invloed van het milieu is
toevallig in mensen kan worden beïnvloed door
ontwikkelingsplasticiteit van ontstaan tot aan
de adolescentie
Psychoseksuele ontwikkeling De beschrijving van de geestelijke
ontwikkelingsfasen die de mens vanaf zeer
jonge leeftijd volgens Sigmund Freud
doormaakt
H2: Kind en levensloop in de kijker
Associationisme Toevallig samenhangen en gelijkenissen
Behaviorisme Stroming die pleitte om de mens te zien als een
black box. Beperken zich tot dat wat
waarneembaar is
Ethologie Visie waarbij we de gedragsontwikkeling van de
mens breed bekijken ma ook in zijn historische
leefomgeving.
Holisme Visie dat elk geheel meer is dan de som van zijn
delen, dat alles onlosmakelijk met elkaar
verbonden is
Mechanistisch wereldbeeld Aanhangers van een mechanistisch wereldbeeld
hanteren veeleer de analogie van een motor: de
onderdelen blijven steeds dezelfde en de motor
draait maar als iemand de startsleutel omdraait
en de brandstof wordt ingepompt
Organismisch wereldbeeld Aanhangers van een organismisch wereldbeeld
geloven sterkt in groei van systemen en
voorgeprogrammeerd gedrag
Prospectieve benadering Vanaf het beginpunt terugkijken naar het
eindpunt
Retrospectieve benadering Vanaf het eindpunt terugkijken naar het
, beginpunt
Transsectioneel wereldbeeld Er wordt op een dynamische manier naar de
ontwikkeling gekeken vanuit start- en
eindpunten
H3: Gedragsontwikkeling onder de loep
Apgar-index In de Apgar-index worden 5 aspecten bij en
pasgeborene beoordeeld met een score tussen
0 en 2, resulterend in een totaalresultaat tussen
0 en 10
- De kleur van de huid
- De frequentie van de hartslag
- De gezichtsuitdrukking
- De houding
- De ademhaling
Cerebrale parese Aandoening waarbij kinderen moeite hebben
met bewegen als gevolg van een
hersenbeschadiging
Cohort Groep kinderen volgens geboortejaar
Cross-sectioneel onderzoek Ook wel het transversaal onderzoek. Men
verkrijgt op iedere leeftijd een doorsnede van
de gemiddelde ontwikkeling op dat moment
Distale factoren Biologische factoren of gebeurtenissen of
factoren of gebeurtenissen uit de omgeving
Dynamische diagnostiek (dynamic assessment) Een diagnostiek waarbij en vooral gaat kijken
hoe een kind gebruik maakt van hulp of
informatie
Gegeneraliseerde bewegingen Complexe bewegingen waaraan hoofd, romp,
armen en benen deelnemen
Gevalsbeschrijvingen Een kwestie. Aan de hand van een gevalstudie
proberen onderzoekers vaak een theorie te
ontwikkelen
Habituatie Gewenning
Infantiele encefalopathie Cerebrale parese. Een vanaf de geboorte
voorkomende toestand onder, waarbij er
sprake is van een afwijkende spierspanning,
afwijkende onwillekeurige bewegingen en een
stoornis in het gecoördineerd bewegen
Intelligentie Een mentale eigenschap met veel verschillende
functies; zoals de mogelijkheid overeenkomsten
en verschillen op te merken in waarnemingen,
zich in de ruimte te oriënteren, te redeneren,
plannen te maken, problemen te doorgronden
en op te lossen, in abstracties te denken, ideeën
en taal te begrijpen en te produceren,
informatie op te slaan in het geheugen en daar
weer uit op te halen, te leren van ervaringen.
Kanalisatie Op een bepaalde leeftijd waar alle kinderen
grotendeels op een gelijke manier en tempo
ontwikkelen, een afwijking kan door
