Hoorcollege 3
PART 1
Percepties = Een proces waarbij individuen hun zintuigelijke indrukken organiseren en interpreteren
om betekenis te geven aan hun omgeving.
Om mensen te begrijpen, is het belangrijk om te weten hoe ze de wereld waarnemen. Niet hoe de
wereld echt, want het gedrag wordt gebaseerd op hoe het bij iemand binnenkomt. De percepties
leiden ons gedrag.
Percepties worden beïnvloed door:
- Factoren in de Perceiver = Factoren in de persoon die waarneemt. Zoals houdingen,
motieven, normen en waarden.
- Factoren in de Target = Factoren in wat de persoon waarneemt. Zoals gelijkenis, nabijheid,
continuïteit, nieuwigheid, beweging.
- Factoren in de Situation = De situatie. Zoals de sociale omgeving, werkomgeving.
Hoe het object van waarneming invloed heeft op wat de persoon waarneemt:
- Continuïteit. Personen zien continue patronen in dingen. Er wordt ergens een patroon van
gemaakt, terwijl die er eigenlijk niet is. Dit doen wij om de werkelijkheid te vereenvoudigen
en te snappen. (Studenten zijn later op vrijdag, dit heeft soms niks met het uitgaan te maken,
terwijl dit wel wordt gedacht)
- Closure. Personen hebben de neiging om een vorm te maken van willekeurige vormen. (Na
het drie keer zien van uitwerkingen van een medestudent, is er al een algemene conclusie
getrokken)
- Nabijheid. Personen hebben de neiging om dingen te groeperen die dicht bij elkaar zijn.
(Wanneer een aantal mensen in een team slecht presteren, ziet de docent gelijk het gehele
team als een slecht team)
- Gelijkenissen. Personen hebben de neiging om mensen die er hetzelfde uitzien te groeperen.
(Een aantal mensen zijn netjes gekleed, dit betekent dat ze bij elkaar horen)
Selectieve aandacht/perceptie = Personen kunnen niet alle sensorische informatie opnemen die op
hen afkomt. We nemen een kleine fractie van wat er op ons afkomt waar. De hersenen nemen kleine
stukjes van de omgeving in zich op en bouwen dit samen tot een geheel dat betekenis heeft. Deze
betekenis is gebaseerd op onze houding, emoties, waarden, persoonlijkheid.
Dit betekent vaak ook dat we zien wat we willen zien. Dit kan leiden tot verkeerde conclusies. Vaak
interpreteren of geven we betekenis aan dingen wat past bij wat we belangrijk vinden.
Halo effect = Het beoordelen van mensen op hun uiterlijk. Puur op basis uiterlijke kenmerken
concluderen wij dat personen status of succes hebben. Er worden dus al interpretaties gemaakt.
Contrast effect = Wat er wordt waargenomen, wordt beïnvloed door wat er eerder is waargenomen.
Bij een sollicitatiegesprek zal een persoon als beter gezien worden, als de persoon daarvoor slecht
was. Dit werkt ook andersom zo.
Attribution theory = Person perception. Wanneer het gedrag van andere mensen wordt beoordeeld,
hebben wij de neiging om de perceptie te maken of gedrag intern of extern veroorzaakt is.
Intern = Het gedrag komt door wie iemand is en is onder controle.
Extern = Het gedrag wordt veroorzaakt door de context of de situatie.
Drie factoren die bijdragen aan de beoordeling of het intern of extern is:
- Distinctiveness. Gedragen mensen zich anders in andere settingen?
- Consensus. Gedragen mensen zich hetzelfde in deze situatie?
- Consistency. Gedragen mensen zich hetzelfde in de loop van de tijd?
PART 1
Percepties = Een proces waarbij individuen hun zintuigelijke indrukken organiseren en interpreteren
om betekenis te geven aan hun omgeving.
Om mensen te begrijpen, is het belangrijk om te weten hoe ze de wereld waarnemen. Niet hoe de
wereld echt, want het gedrag wordt gebaseerd op hoe het bij iemand binnenkomt. De percepties
leiden ons gedrag.
Percepties worden beïnvloed door:
- Factoren in de Perceiver = Factoren in de persoon die waarneemt. Zoals houdingen,
motieven, normen en waarden.
- Factoren in de Target = Factoren in wat de persoon waarneemt. Zoals gelijkenis, nabijheid,
continuïteit, nieuwigheid, beweging.
- Factoren in de Situation = De situatie. Zoals de sociale omgeving, werkomgeving.
Hoe het object van waarneming invloed heeft op wat de persoon waarneemt:
- Continuïteit. Personen zien continue patronen in dingen. Er wordt ergens een patroon van
gemaakt, terwijl die er eigenlijk niet is. Dit doen wij om de werkelijkheid te vereenvoudigen
en te snappen. (Studenten zijn later op vrijdag, dit heeft soms niks met het uitgaan te maken,
terwijl dit wel wordt gedacht)
- Closure. Personen hebben de neiging om een vorm te maken van willekeurige vormen. (Na
het drie keer zien van uitwerkingen van een medestudent, is er al een algemene conclusie
getrokken)
- Nabijheid. Personen hebben de neiging om dingen te groeperen die dicht bij elkaar zijn.
(Wanneer een aantal mensen in een team slecht presteren, ziet de docent gelijk het gehele
team als een slecht team)
- Gelijkenissen. Personen hebben de neiging om mensen die er hetzelfde uitzien te groeperen.
(Een aantal mensen zijn netjes gekleed, dit betekent dat ze bij elkaar horen)
Selectieve aandacht/perceptie = Personen kunnen niet alle sensorische informatie opnemen die op
hen afkomt. We nemen een kleine fractie van wat er op ons afkomt waar. De hersenen nemen kleine
stukjes van de omgeving in zich op en bouwen dit samen tot een geheel dat betekenis heeft. Deze
betekenis is gebaseerd op onze houding, emoties, waarden, persoonlijkheid.
Dit betekent vaak ook dat we zien wat we willen zien. Dit kan leiden tot verkeerde conclusies. Vaak
interpreteren of geven we betekenis aan dingen wat past bij wat we belangrijk vinden.
Halo effect = Het beoordelen van mensen op hun uiterlijk. Puur op basis uiterlijke kenmerken
concluderen wij dat personen status of succes hebben. Er worden dus al interpretaties gemaakt.
Contrast effect = Wat er wordt waargenomen, wordt beïnvloed door wat er eerder is waargenomen.
Bij een sollicitatiegesprek zal een persoon als beter gezien worden, als de persoon daarvoor slecht
was. Dit werkt ook andersom zo.
Attribution theory = Person perception. Wanneer het gedrag van andere mensen wordt beoordeeld,
hebben wij de neiging om de perceptie te maken of gedrag intern of extern veroorzaakt is.
Intern = Het gedrag komt door wie iemand is en is onder controle.
Extern = Het gedrag wordt veroorzaakt door de context of de situatie.
Drie factoren die bijdragen aan de beoordeling of het intern of extern is:
- Distinctiveness. Gedragen mensen zich anders in andere settingen?
- Consensus. Gedragen mensen zich hetzelfde in deze situatie?
- Consistency. Gedragen mensen zich hetzelfde in de loop van de tijd?
