Examen dossier voor Economie domein E- Ruilen over tijd
26-10-2020
Door te lenen of te sparen kan inkomen en koopkracht verschuiven tussen heden en
toekomst. Gezinnen doen dat wanneer ze bijvoorbeeld een huis kopen of sparen
voor hun pensioen. Inflatie tast de koopkracht van geld aan, waardoor sparen
minder aantrekkelijk wordt.
^ algemene omschrijving van het begrip ruilen over tijd.
Rente is de prijs van geld
Als iemand geld overheeft kan hij dat aanbieden, in ruil voor het aanbieden hiervan
ontvangt hij rente.
Nominale rente houdt het geld bedrag in dat iemand krijgt of juist moet betalen.
Rente over je spaarrekening is ook nominaal, 3% nominale rente betekent dat je
geldbedrag met 3% groeit.
Geld heeft alleen waarde als je er producten voor kunt kopen.
De waarde van het geld wordt dus bepaald door het aantal producten dat je voor
een bepaald bedrag kunt kopen.
En het aantal producten dat je kunt kopen met een bepaald bedrag, wordt
bepaald door de prijs van deze producten.
Wanneer er inflatie is, stijgen de prijzen. Dat zorgt ervoor dat je met een bedrag
in de toekomst minder kan kopen.
Dat geldt dus ook wanneer je geld spaart of geld leent.
Inflatie is waarde vermindering van je geld → Prijzen stijgen → met als
gevolg dat je geld minder waard wordt aangezien je van die ene euro nu
minder kan kopen dan voorheen.
Deflatie is dat je geld meer waard wordt → prijzen dalen.
De prijs van een product komt altijd tot stand door vraag en aanbod. Ook bij
nominale rente is dit het geval. De aanbieder bij nominale rente zijn de banken,
zij bieden immers geld aan.
Risico’s hebben invloed op vragers en aanbieders;
Aanbieders zijn bang voor inflatie→ het gevolg hiervan is dat zij geld uitlenen→
treedt er inflatie op kunnen ze later minder kopen aangezien door inflatie de prijzen
zijn gestegen
Een ander risico wat zij hebben is dat geld lenen onzeker is aangezien je nooit 100%
zekerheid hebt dat iemand het terug betaald.
Ook vragers hebben hier last van
Ook al werkt de inflatie voor hun als voordeel→ het bedrag dat zij nu krijgen is meer
waard dan in de toekomst aangezien door inflatie de prijzen toch gaan stijgen.
Een ander risico is vertrouwen in de toekomst, een hypothecaire lening ga je aan
als je een huis wilt kopen, je vraagt/leent geld bij de bank, zij willen dit terug +
rente. Vaak betaal je deze lening terug over een periode van 30 jaar. Wanneer het
, vertrouwen in de toekomst en dus indirect het vertrouwen over of je dit wel terug
kan betalen.
Veranderingen in de inflatie, of veranderingen die de onzekerheid beïnvloeden,
hebben dus via vraag en aanbod gevolgen voor de hoogte van de rente.
De reële rente is de combinatie tussen de nominale rente en de inflatie.
Want als je nominale rente 5% zou zijn en de prijzen ook met 5% stijgen houdt dat
dus in dat je niks verdient met sparen. Om de reële rente te kunnen berekenen
corrigeer je deze met de inflatie.
Met de reële rente kunnen we laten zien of het sparen ertoe leidt dat je na een
jaar meer of juist minder producten kan kopen.
Een positieve reële rente houdt in dat nominale rente > dan de inflatie. Kan ook
berekend (worden met indexcijfers maar daar kom ik later op terug)
Een negatieve reële rente houdt in dat nominale rente < dan de inflatie.
Het CPI is de maatstaf waarmee we de jaarlijkse inflatie meten.
Het CPI geeft de gemiddelde prijsstijging aan van een pakket goederen en diensten
dat door een bepaalde groep mensen gekocht wordt. Deze prijsstijging wordt
uitgedrukt ten opzichte van het basisjaar.
Het Consumenten prijsindexcijfer wordt als volgt berekent:
Die rare tekentjes betekenen de som van, dus alles bij elkaar optellen.
Je past deze formule toe als volgt, op de toets wordt waarschijnlijk een schema
gegeven met daarin zowel de prijsindexcijfers als de bijbehorende wegingsfactoren
per artikelgroep die van belangen zijn voor die persoon/personen. Dan werk je deze
uit volgens de formule en krijg je een cpi dat er waarschijnlijk als volgt uit
ziet.115,26(dit kan ieder getal zijn).
Het cpi zegt iets over de inflatie ten opzichte van het basisjaar, let op het basisjaar
is altijd cpi=100.
Wat zegt die 115,26 nou? De betekenis van de CPI is dat de gemiddelde prijzen
in jaar x sinds het basis jaar, jaar y, gestegen zijn met 115,26-100= 15,26%.
Het cpi kan ook < 100, dan zijn de gemiddelde prijzen gedaald.
——————————————————————————————————————————
—
Het AOW, algemene ouderdomswet, wordt geregeld via het Omslagstelsel. Dit is een
stelsel waarbij de uitkeringen betaald worden door de benodigde premies in een
bepaald jaar en deze worden op hun beurt betaald door de werkende op dat
moment.
kortgezegd: is er in jaar x 10 miljard nodig voor het betalen van uitkeringen, dan
moeten de werkende in jaar x samen 10 miljard aan premie betalen.
Nu is het probleem hierbij vergrijzing steeds meer mensen worden steeds ouder,
met als gevolg dat elke werkende steeds meer premie moet afdragen. Dit heeft
invloed op de i/a ratio:
Geeft de verhouding weer tussen het aantal inactieven (i) en de gene die moeten
betalen en dus actief zijn (a). i/a ratio- aantal inactieven / aantal actieven. Hiermee
26-10-2020
Door te lenen of te sparen kan inkomen en koopkracht verschuiven tussen heden en
toekomst. Gezinnen doen dat wanneer ze bijvoorbeeld een huis kopen of sparen
voor hun pensioen. Inflatie tast de koopkracht van geld aan, waardoor sparen
minder aantrekkelijk wordt.
^ algemene omschrijving van het begrip ruilen over tijd.
Rente is de prijs van geld
Als iemand geld overheeft kan hij dat aanbieden, in ruil voor het aanbieden hiervan
ontvangt hij rente.
Nominale rente houdt het geld bedrag in dat iemand krijgt of juist moet betalen.
Rente over je spaarrekening is ook nominaal, 3% nominale rente betekent dat je
geldbedrag met 3% groeit.
Geld heeft alleen waarde als je er producten voor kunt kopen.
De waarde van het geld wordt dus bepaald door het aantal producten dat je voor
een bepaald bedrag kunt kopen.
En het aantal producten dat je kunt kopen met een bepaald bedrag, wordt
bepaald door de prijs van deze producten.
Wanneer er inflatie is, stijgen de prijzen. Dat zorgt ervoor dat je met een bedrag
in de toekomst minder kan kopen.
Dat geldt dus ook wanneer je geld spaart of geld leent.
Inflatie is waarde vermindering van je geld → Prijzen stijgen → met als
gevolg dat je geld minder waard wordt aangezien je van die ene euro nu
minder kan kopen dan voorheen.
Deflatie is dat je geld meer waard wordt → prijzen dalen.
De prijs van een product komt altijd tot stand door vraag en aanbod. Ook bij
nominale rente is dit het geval. De aanbieder bij nominale rente zijn de banken,
zij bieden immers geld aan.
Risico’s hebben invloed op vragers en aanbieders;
Aanbieders zijn bang voor inflatie→ het gevolg hiervan is dat zij geld uitlenen→
treedt er inflatie op kunnen ze later minder kopen aangezien door inflatie de prijzen
zijn gestegen
Een ander risico wat zij hebben is dat geld lenen onzeker is aangezien je nooit 100%
zekerheid hebt dat iemand het terug betaald.
Ook vragers hebben hier last van
Ook al werkt de inflatie voor hun als voordeel→ het bedrag dat zij nu krijgen is meer
waard dan in de toekomst aangezien door inflatie de prijzen toch gaan stijgen.
Een ander risico is vertrouwen in de toekomst, een hypothecaire lening ga je aan
als je een huis wilt kopen, je vraagt/leent geld bij de bank, zij willen dit terug +
rente. Vaak betaal je deze lening terug over een periode van 30 jaar. Wanneer het
, vertrouwen in de toekomst en dus indirect het vertrouwen over of je dit wel terug
kan betalen.
Veranderingen in de inflatie, of veranderingen die de onzekerheid beïnvloeden,
hebben dus via vraag en aanbod gevolgen voor de hoogte van de rente.
De reële rente is de combinatie tussen de nominale rente en de inflatie.
Want als je nominale rente 5% zou zijn en de prijzen ook met 5% stijgen houdt dat
dus in dat je niks verdient met sparen. Om de reële rente te kunnen berekenen
corrigeer je deze met de inflatie.
Met de reële rente kunnen we laten zien of het sparen ertoe leidt dat je na een
jaar meer of juist minder producten kan kopen.
Een positieve reële rente houdt in dat nominale rente > dan de inflatie. Kan ook
berekend (worden met indexcijfers maar daar kom ik later op terug)
Een negatieve reële rente houdt in dat nominale rente < dan de inflatie.
Het CPI is de maatstaf waarmee we de jaarlijkse inflatie meten.
Het CPI geeft de gemiddelde prijsstijging aan van een pakket goederen en diensten
dat door een bepaalde groep mensen gekocht wordt. Deze prijsstijging wordt
uitgedrukt ten opzichte van het basisjaar.
Het Consumenten prijsindexcijfer wordt als volgt berekent:
Die rare tekentjes betekenen de som van, dus alles bij elkaar optellen.
Je past deze formule toe als volgt, op de toets wordt waarschijnlijk een schema
gegeven met daarin zowel de prijsindexcijfers als de bijbehorende wegingsfactoren
per artikelgroep die van belangen zijn voor die persoon/personen. Dan werk je deze
uit volgens de formule en krijg je een cpi dat er waarschijnlijk als volgt uit
ziet.115,26(dit kan ieder getal zijn).
Het cpi zegt iets over de inflatie ten opzichte van het basisjaar, let op het basisjaar
is altijd cpi=100.
Wat zegt die 115,26 nou? De betekenis van de CPI is dat de gemiddelde prijzen
in jaar x sinds het basis jaar, jaar y, gestegen zijn met 115,26-100= 15,26%.
Het cpi kan ook < 100, dan zijn de gemiddelde prijzen gedaald.
——————————————————————————————————————————
—
Het AOW, algemene ouderdomswet, wordt geregeld via het Omslagstelsel. Dit is een
stelsel waarbij de uitkeringen betaald worden door de benodigde premies in een
bepaald jaar en deze worden op hun beurt betaald door de werkende op dat
moment.
kortgezegd: is er in jaar x 10 miljard nodig voor het betalen van uitkeringen, dan
moeten de werkende in jaar x samen 10 miljard aan premie betalen.
Nu is het probleem hierbij vergrijzing steeds meer mensen worden steeds ouder,
met als gevolg dat elke werkende steeds meer premie moet afdragen. Dit heeft
invloed op de i/a ratio:
Geeft de verhouding weer tussen het aantal inactieven (i) en de gene die moeten
betalen en dus actief zijn (a). i/a ratio- aantal inactieven / aantal actieven. Hiermee
