paragraaf 1:
In Rusland is het erg koud, oorzaken:
1. ligging ten opzichte van de zee. Rusland heeft een grote landmassa die ver ligt van de
Atlantische Oceaan. Invloed neemt af hoe verder je naar het oosten gaat.
2. breedteligging. Rusland ligt heel noordelijk, dagen zijn kort → weinig zonnewarmte
3. hoogteligging. Er ligt een hooggebergte → houdt warme lucht tegen
Het klimaat heeft ook invloed op de bodem:
- Podzol, komt voor op zandgronden met naaldbossen (taiga). Er is meer neerslag dan
verdamping → neerslag zakt in de bodem → neerslag neemt voedingsstoffen mee
(uitspoeling) → door die uitspoeling is de bodem onvruchtbaar.
- harde oerbank (= harde laag in podzol waar uitgespoelde voedingsstoffen + mineralen zitten)
→ ongunstig voor de landbouw, want het belemmert de waterafvoer.
wel geschikt voor de landbouw:
- tsjernozem / zwarte aarde. Is te vinden in de lössgordel, zuiden van de podzol. Klimaat is
gunstiger en neerslag en verdamping zijn in evenwicht + temperatuur hoger → bijna geen
uitspoeling. Zwarte aarde heeft een laag Humus.
Permafrost = grond die altijd bevroren is. Hoe hoger naar het noorden, hoe dikker de permafrost.
Zomer ontdooit een klein deel → ontstaat moerassen → op die bovenlaag groeien mossen,grassen
en lage struiken (toendra).
problemen:
- bouwen van huizen. Warmte van gebouwen → smelt ijs in de bodem → huizen verzakken
- aanleggen van (spoor) wegen en aardolieleidingen. Oplossing: heipalen.
transportproblemen land:
- moeilijk grote afstanden af te leggen.
- winter: sneeuw en ijs zorgen voor overlast.
- voorjaar: gebieden met permafrost kan dooiwater niet wegzakken → vormt dikke blubberlaag
→ onverharde wegen onbegaanbaar. Dit noem je raspoetitza. Minder problemen bij
doorgaande wegen, want die zijn verhard.
transportproblemen water:
- winter: rivieren bevroren → onbruikbaar.
- zomer: Rusland heeft veel regenrivieren. Daar valt veel regen maar dat verdampt door de
hoge temperatuur. Waterstand dan erg laag → problemen veroorzaken voor scheepvaart.
- rivieren stromen van zuid naar noord, maar belangrijkste goederenstroom gaat van west naar
oost.
- voorjaar: zuiden smelt sneeuw als eerst. smeltwater terecht in bovenloop van de rivieren,
maar benedenloop is nog bevroren → afwatering slecht → overstromingen.