Samenvatting Ak H2 §2.8
Het landschap in Hoog Nederland
Het afvoerputje van Europa
De Maas en de Rijn stromen grote hoeveelheden materiaal naar NL. Beide rivieren en hun voorlopers
hebben in de afgelopen miljoenen jaren vele stroomgebieden* gehad. In NL nam de stroomsnelheid
van de rivieren af, waardoor grind, zand en klei in ons land is neergelegd. Dankzij deze nieuwe lagen
bleef een groot deel van ons land boven de zee uitsteken.
*Stroomgebied: het gebied dat afwatert op een rivier en haar zijrivieren
Stuwwallen en dekzand
Het oostelijk deel van NL, dat hoger ligt dan het westelijk deel, is de afgelopen 200 000 jaar sterk
beïnvloed door de koude tijden die toen voorkwamen. Tijdens de Saale-ijstijd (op een na koudste),
schoven de gletsjers uit Scandinavië tot halverwege NL -> Dikke ijstongen diwden het rivierzand en
riviergrind dat door de rivieren in de tijd daarvoor was neergelegd, op tot heuvels. Deze heuvels vind
je nog steeds terug in het midden en (noord)oosten van NL. We noemen ze stuwwallen*. Er
ontstonden smeltwaterdalen** toen het warmer werd.
Er is ook bewijs dat het ijs uit Scandinavië hier is geweest. Ten noorden vande grote rivieren komen
veel grote keien voor, sommige hebben een doorsnede van meer dan een meter. Deze enorme keien
komen uit Noorwegen en Zweden (door het ijs meegevoerd). Het ijs smolt, en keien blijven liggen.
We noemen ze zwerfstenen.
Na afloop van de Saale-ijstijd heerste in NL en omgeving een poolklimaat. De Noordzee stond nog
lange tijd droog, waardoor wind zand kon meenemen van de bodem. Dit zand werd over vrijwel heel
NL neergelegd. We noemen dit dekzand***.
De arme zandgronden
Zandgrond is erg onvruchtbaar, want zand kan voedingsstoffen niet goed vasthouden. Dit komt
doordat het regenwater/water kan makkelijk door het grove zand heen de grond infilteren*. Hierbij
worden alle voedingsstoffen meegezogen.
Boeren hadden mest nodig -> gebruikten schapenpoep en heideplaggen -> schapen graasden
overdag op heidevelden (op stuwwal). -> ’s Avonds stonden ze op stal en werd hun poep verzameld
en vermengd met het boverste deel van de heideplantjes.
Er ontstonden esdorpen. De es wed door het hele dorp gebruikt, de boeren hielden schapen en
zorgden samen voor voldoende mest…
Toen er kunstmest was -> schapen verdwenen -> heide op stuwwallen veranderde in bos.
= Heide
= Groenland
(gras)
= Boerderrij
= Brink (plein)
Es Es
= Es (akker)
Beekje
Het landschap in Hoog Nederland
Het afvoerputje van Europa
De Maas en de Rijn stromen grote hoeveelheden materiaal naar NL. Beide rivieren en hun voorlopers
hebben in de afgelopen miljoenen jaren vele stroomgebieden* gehad. In NL nam de stroomsnelheid
van de rivieren af, waardoor grind, zand en klei in ons land is neergelegd. Dankzij deze nieuwe lagen
bleef een groot deel van ons land boven de zee uitsteken.
*Stroomgebied: het gebied dat afwatert op een rivier en haar zijrivieren
Stuwwallen en dekzand
Het oostelijk deel van NL, dat hoger ligt dan het westelijk deel, is de afgelopen 200 000 jaar sterk
beïnvloed door de koude tijden die toen voorkwamen. Tijdens de Saale-ijstijd (op een na koudste),
schoven de gletsjers uit Scandinavië tot halverwege NL -> Dikke ijstongen diwden het rivierzand en
riviergrind dat door de rivieren in de tijd daarvoor was neergelegd, op tot heuvels. Deze heuvels vind
je nog steeds terug in het midden en (noord)oosten van NL. We noemen ze stuwwallen*. Er
ontstonden smeltwaterdalen** toen het warmer werd.
Er is ook bewijs dat het ijs uit Scandinavië hier is geweest. Ten noorden vande grote rivieren komen
veel grote keien voor, sommige hebben een doorsnede van meer dan een meter. Deze enorme keien
komen uit Noorwegen en Zweden (door het ijs meegevoerd). Het ijs smolt, en keien blijven liggen.
We noemen ze zwerfstenen.
Na afloop van de Saale-ijstijd heerste in NL en omgeving een poolklimaat. De Noordzee stond nog
lange tijd droog, waardoor wind zand kon meenemen van de bodem. Dit zand werd over vrijwel heel
NL neergelegd. We noemen dit dekzand***.
De arme zandgronden
Zandgrond is erg onvruchtbaar, want zand kan voedingsstoffen niet goed vasthouden. Dit komt
doordat het regenwater/water kan makkelijk door het grove zand heen de grond infilteren*. Hierbij
worden alle voedingsstoffen meegezogen.
Boeren hadden mest nodig -> gebruikten schapenpoep en heideplaggen -> schapen graasden
overdag op heidevelden (op stuwwal). -> ’s Avonds stonden ze op stal en werd hun poep verzameld
en vermengd met het boverste deel van de heideplantjes.
Er ontstonden esdorpen. De es wed door het hele dorp gebruikt, de boeren hielden schapen en
zorgden samen voor voldoende mest…
Toen er kunstmest was -> schapen verdwenen -> heide op stuwwallen veranderde in bos.
= Heide
= Groenland
(gras)
= Boerderrij
= Brink (plein)
Es Es
= Es (akker)
Beekje