Hoofdconcepten:
Vorming: het proces van verwerving van een bepaalde identiteit.
Binding: de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen
leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.
Verandering: de richting en het tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de
(on)mogelijkheden deze te beïnvloeden.
Verhouding: de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de
manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar
onderlinge betrekkingen tussen staten.
Hoofdstuk 10: Sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
Franse en Amerikaanse Revolutie: minder ongelijkheid
Industriële revolutie: meer ongelijkheid standenmaatschappij
Sociale ongelijkheid: een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren
kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke
verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.
- Verschillen tussen mensen kunnen aangeboren en niet-aangeboren zijn
o Niet-aangeboren verschillen ontstaan tijdens socialisatie
- Deze verschillen hebben consequenties voor iemands maatschappelijke positie
- De verschillen leiden tot
o Ongelijke behandeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken
o Ongelijke waardering
o Ongelijke behandeling
o Ongelijke verdeling van macht, bezit en status
Sociale stratificatie: de verdeling van een maatschappij in groepen waartussen sociale ongelijkheid
bestaan. Groepen = sociale lagen boven elkaar? Maatschappelijke ladder obv beroep?
Beroepsprestigeladder
Sociale mobiliteit: veranderen van plek op de maatschappelijke ladder
- Positieverwijzing: maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep op ene
bepaalde positie terechtkomt (niet-beïnvloedbaar)
- Positieverwerving: het verkrijgen van een maatschappelijke positie door eigen bijdrage
- Gesloten samenleving: nauwelijks sociale mobiliteit
- Open samenleving: veel kans op sociale mobiliteit
Paradigma’s over ongelijkheid
Functionalisme-paradigma: sociale ongelijkheid kan nuttig zijn. Mensen zijn verschillend en deze
verschillen zijn zinvol. Door menselijk samenleven wordt de ene taak meer beloond dan de ander.
Verschillen tussen arm en rijk zijn geen probleem.
- Functies van armoede en armen:
, o In een vrije marktsysteem: er zijn mensen nodig die laagbetaalde arebid willen
verrichten. Dit is niet functioneel voor de mensen die het werk doen, maar wél voor
het kapitalistische systeem
o Arme mensen zorgen voor werkgelegenheid voor mensen die hen willen helpen
o Arme mensen fungeren als waarschuwing voor rijkere mensen
Conflict-paradigma: ongelijkheid is ingebakken in de samenleving en deze komt door
machtsverschillen en doordat mensen verschillende hulpbronnen hebben. Het al dan niet bezitten
van kapitaal zorgt voor een tweedeling in de samenleving waarbij de kapitaal loze groep alleen maar
arbeid kan leveren en daarbij afhankelijk is van de kapitaalbezitters.
Sociaalconstructivisme-paradigma (interactionisme): gedachten en handelingen van mensen over
ongelijkheid worden onderzocht dus de sociale wereld die uit ideeën, gedachten en betekenissen
bestaat. Ze vinden dat sociale ongelijkheid een construct is, gebaseerd ober interacties tussen
mensen.
Rationele-actor-paradigma: ongelijkheid is een gevolg van keuzes die actoren maken om hun eigen
nut te maximaliseren. Het is niet fout of onwenselijk, maar gewoon een gevolg van keuzes die
gemaakt worden om eigenbelang. Er mag echter niet maximale ongelijkheid ontstaan: in de
menselijke natuur is wel ruimte voor medelijden, compassie en empathie.
Communisme
- Karl Marx Marxisten
- Maximale gelijkheid in de samenleving geen onderdrukking of overheersing
- Arbeiders verenigen zich en krijgen door een revolutie de macht
- Gelijkheid wordt bereikt door een overgangsdictatuur (tijdelijk)
Socialisme
- Gelijkheid = ideaal
o Revolutie wordt afgewezen
- Manier: in maatschappelijk debat pleiten voor gelijke rechten
- Willen sociale wetgeving
- Overheid moet gelijkheid creëren
o Veel taken én veel ambtenaren
- Nederlandse partijen
o GroenLinks (heeft ook liberale idealen, voor gelijke rechten voor ieder mens)
o SP (bevordering gelijke rechten en meer inkomen laagstbetaalden en uitkeringen)
o PvdD (meer dierenrechten en afschaffen bio-industrie)
Sociaaldemocratie
- Gelijkheid is belangrijk, maar vrijheid ook
- Manier: debat in de politiek
- Voor bijgestelde vrije markt
o Gemengde economie: deels vrij
- PvdA: gelijke rechten voor ieder mens, behoud werkgelegenheid en behoud vrije markt
Verzorgingsstaat: een systeem waarbij de overheid zorgt voor het welzijn van de inwoners
Vorming: het proces van verwerving van een bepaalde identiteit.
Binding: de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen
leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.
Verandering: de richting en het tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de
(on)mogelijkheden deze te beïnvloeden.
Verhouding: de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de
manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar
onderlinge betrekkingen tussen staten.
Hoofdstuk 10: Sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
Franse en Amerikaanse Revolutie: minder ongelijkheid
Industriële revolutie: meer ongelijkheid standenmaatschappij
Sociale ongelijkheid: een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren
kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke
verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.
- Verschillen tussen mensen kunnen aangeboren en niet-aangeboren zijn
o Niet-aangeboren verschillen ontstaan tijdens socialisatie
- Deze verschillen hebben consequenties voor iemands maatschappelijke positie
- De verschillen leiden tot
o Ongelijke behandeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken
o Ongelijke waardering
o Ongelijke behandeling
o Ongelijke verdeling van macht, bezit en status
Sociale stratificatie: de verdeling van een maatschappij in groepen waartussen sociale ongelijkheid
bestaan. Groepen = sociale lagen boven elkaar? Maatschappelijke ladder obv beroep?
Beroepsprestigeladder
Sociale mobiliteit: veranderen van plek op de maatschappelijke ladder
- Positieverwijzing: maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep op ene
bepaalde positie terechtkomt (niet-beïnvloedbaar)
- Positieverwerving: het verkrijgen van een maatschappelijke positie door eigen bijdrage
- Gesloten samenleving: nauwelijks sociale mobiliteit
- Open samenleving: veel kans op sociale mobiliteit
Paradigma’s over ongelijkheid
Functionalisme-paradigma: sociale ongelijkheid kan nuttig zijn. Mensen zijn verschillend en deze
verschillen zijn zinvol. Door menselijk samenleven wordt de ene taak meer beloond dan de ander.
Verschillen tussen arm en rijk zijn geen probleem.
- Functies van armoede en armen:
, o In een vrije marktsysteem: er zijn mensen nodig die laagbetaalde arebid willen
verrichten. Dit is niet functioneel voor de mensen die het werk doen, maar wél voor
het kapitalistische systeem
o Arme mensen zorgen voor werkgelegenheid voor mensen die hen willen helpen
o Arme mensen fungeren als waarschuwing voor rijkere mensen
Conflict-paradigma: ongelijkheid is ingebakken in de samenleving en deze komt door
machtsverschillen en doordat mensen verschillende hulpbronnen hebben. Het al dan niet bezitten
van kapitaal zorgt voor een tweedeling in de samenleving waarbij de kapitaal loze groep alleen maar
arbeid kan leveren en daarbij afhankelijk is van de kapitaalbezitters.
Sociaalconstructivisme-paradigma (interactionisme): gedachten en handelingen van mensen over
ongelijkheid worden onderzocht dus de sociale wereld die uit ideeën, gedachten en betekenissen
bestaat. Ze vinden dat sociale ongelijkheid een construct is, gebaseerd ober interacties tussen
mensen.
Rationele-actor-paradigma: ongelijkheid is een gevolg van keuzes die actoren maken om hun eigen
nut te maximaliseren. Het is niet fout of onwenselijk, maar gewoon een gevolg van keuzes die
gemaakt worden om eigenbelang. Er mag echter niet maximale ongelijkheid ontstaan: in de
menselijke natuur is wel ruimte voor medelijden, compassie en empathie.
Communisme
- Karl Marx Marxisten
- Maximale gelijkheid in de samenleving geen onderdrukking of overheersing
- Arbeiders verenigen zich en krijgen door een revolutie de macht
- Gelijkheid wordt bereikt door een overgangsdictatuur (tijdelijk)
Socialisme
- Gelijkheid = ideaal
o Revolutie wordt afgewezen
- Manier: in maatschappelijk debat pleiten voor gelijke rechten
- Willen sociale wetgeving
- Overheid moet gelijkheid creëren
o Veel taken én veel ambtenaren
- Nederlandse partijen
o GroenLinks (heeft ook liberale idealen, voor gelijke rechten voor ieder mens)
o SP (bevordering gelijke rechten en meer inkomen laagstbetaalden en uitkeringen)
o PvdD (meer dierenrechten en afschaffen bio-industrie)
Sociaaldemocratie
- Gelijkheid is belangrijk, maar vrijheid ook
- Manier: debat in de politiek
- Voor bijgestelde vrije markt
o Gemengde economie: deels vrij
- PvdA: gelijke rechten voor ieder mens, behoud werkgelegenheid en behoud vrije markt
Verzorgingsstaat: een systeem waarbij de overheid zorgt voor het welzijn van de inwoners