Nederlands samenvatting
Cursus: Leesvaardigheid
Paragraaf 1 – Leesvaardigheid: herhaling
Leesstrategiëen:
Leesstrategie Leesdoel
Oriënterend lezen o Onderwerp vaststellen
o Snel bepalen of een tekst bruikbaar/ interessant is
Globaal lezen o Deelonderwerpen vaststellen
Intensief lezen o De tekst begrijpen
o Hoofdzaken van de tekst vinden
Zoekend lezen o Bruikbare informatie vinden
Kritisch lezen o Betrouwbaarheid van de informatie en de
argumentatie in een tekst beoordelen
Studerend lezen o De inhoud van een tekst onthouden
Schrijfdoelen:
Amuseren:
De auteur wil lezers vermaken door iets leuks, spannends, aangrijpends of
interessants te vertellen. (Romans, verhalen, gedichten, strips).
Informeren: (uiteenzetting)
De auteur wil kennis overbrengen op de lezers. Hij legt iets uit, beantwoord een
vraag, draagt oplossingen aan voor een probleem of geeft een historisch overzicht
van iets. (Uiteenzetting, handleiding, recept, studieboek, nieuwsbericht).
Opiniëren: (beschouwing)
De auteur geeft lezers gelegenheid een mening te vormen over het onderwerp. Door
middel van de voor-en nadelen van een verschijnsel, verschillende meningen van
deskundigen, de oorzaken en gevolgen van het probleem en/of verschillende
oplossingen en de voor-en nadelen van die oplossingen. (Beschouwing, essay,
recensie).
Overtuigen: (betoog)
De auteur wil dat de lezers zijn mening (standpunt) over een kwestie overnemen,
door argumenten voor zijn standpunt te geven en het soms weerleggen
(ontkrachten) van tegenargumenten. (Betoog, column).
Activeren:
De auteur wil de lezers aanzetten om iets te doen. (Reclamefolder, advertentie,
poster, flyer).
Tekstopbouw
1
Cursus: Leesvaardigheid
Paragraaf 1 – Leesvaardigheid: herhaling
Leesstrategiëen:
Leesstrategie Leesdoel
Oriënterend lezen o Onderwerp vaststellen
o Snel bepalen of een tekst bruikbaar/ interessant is
Globaal lezen o Deelonderwerpen vaststellen
Intensief lezen o De tekst begrijpen
o Hoofdzaken van de tekst vinden
Zoekend lezen o Bruikbare informatie vinden
Kritisch lezen o Betrouwbaarheid van de informatie en de
argumentatie in een tekst beoordelen
Studerend lezen o De inhoud van een tekst onthouden
Schrijfdoelen:
Amuseren:
De auteur wil lezers vermaken door iets leuks, spannends, aangrijpends of
interessants te vertellen. (Romans, verhalen, gedichten, strips).
Informeren: (uiteenzetting)
De auteur wil kennis overbrengen op de lezers. Hij legt iets uit, beantwoord een
vraag, draagt oplossingen aan voor een probleem of geeft een historisch overzicht
van iets. (Uiteenzetting, handleiding, recept, studieboek, nieuwsbericht).
Opiniëren: (beschouwing)
De auteur geeft lezers gelegenheid een mening te vormen over het onderwerp. Door
middel van de voor-en nadelen van een verschijnsel, verschillende meningen van
deskundigen, de oorzaken en gevolgen van het probleem en/of verschillende
oplossingen en de voor-en nadelen van die oplossingen. (Beschouwing, essay,
recensie).
Overtuigen: (betoog)
De auteur wil dat de lezers zijn mening (standpunt) over een kwestie overnemen,
door argumenten voor zijn standpunt te geven en het soms weerleggen
(ontkrachten) van tegenargumenten. (Betoog, column).
Activeren:
De auteur wil de lezers aanzetten om iets te doen. (Reclamefolder, advertentie,
poster, flyer).
Tekstopbouw
1