Samenvatting Interpreteren, Onderzoeken En Theorie Vormen Deel 1 (P0R47A)

Eline Bunnik



Interpreteren, onderzoeken en
theorie vormen deel 1
Les 1: 26/06/2019

Onderscheidt tussen twee wetenschappen – H1
Binnen de wetenschappen wordt er een onderscheidt gemaakt tussen :
1. Natuurwetenschappen (biologie, chemie)
o Kijken naar een oorzaak en welk gevolg we daarvan hebben
o BV je warmt water op tot 100 graden en het gevolg is dat het gaat koken
 Is altijd zo  daarom kun je voorspellen
o Doelstelling = verklaren (erklaren) wat er gebeurt
o Dit wordt gesitueerd binnen het empirisch (of causaal) analytisch paradigma

2. Menswetenschappen
o Gedrags en maatschappij wetenschappen BV sociologie, psychologie
 Zijn ook gemodelleerd naar het causaal empirisch analytisch model$
 Doelstelling = Verklaren (erklaren) wat er gebeurt
 “causation”
 Zoeken ook naar oorzakelijke verbanden
 BV burnout: welke oorzaak zorgt hiervoor
o Dus als iemand zich in die en die condities bevindt (dus
je kent de oorzaken), is hij in de gevarenzone om een
burnout te ontwikkelen

o Geesteswetenschappen BV letteren, wijsbegeerte, theologie
 Zijn gemodelleerd naar het hermeneutisch paradigma
 Hier hebben we een Verstehen ipv Erklaren
 We gaan opzoek naar het waarom, redenen en de aard van onze
samenleving (niet oorzaak gevolg)
 “constitution”

 Wij houden ons bezig met kwalitatief onderzoek dus de hermeneutische interpretatie

Wat is begrijpen of interpreteren?
• Wanneer kan je zeggen dat je iets begrepen hebt?
o Is er een objectieve juiste interpretatie of moet dit altijd subjectief zijn?
o Hebben we inleving nodig om dingen te begrijpen?
o BV kunnen wij iets zeggen over opvoeding, kunnen wij ouders ondersteunen
ookal hebben we zelf geen kind
• Data in kwalitatief onderzoek zijn altijd betekenissen, belevingen en ervaringen (hoe
ervaar jij iets)
• TAAL is zeer belangrijk om BV te weten hoe mensen iets beleven
o Door interviews, interpretaties, observaties


1

,Eline Bunnik

 De mens is een betekenisgevend wezen

Begrijpen  verklaren

Wat over betekenissen?
Een betekenis is altijd contextgebonden + intersubjectief
 Zo kunnen we uitgaan van een eenheid tussen de wereld en de taal
o En het object en het subject
 Er is geen wereld die los kan staan van het betekenisgevende subject

BV morgen is iedereen dood: dan is er geen betekenisgeving meer want de betekenis van BV
aula is een gedeelde betekenis (we kennen de wereld door de taal)

BV dit is een tafel: het object tafel en de uitspraak moet overeenkomen, maar er is niemand
extern die dat kan bevestigen. Wij nemen dit aan doordat wij in een taalgemeenschap leven.
 je kunt niet buiten de taal treden

Kwalitatief onderzoek
Binnen het kwalitatief onderzoek wordt er een onderscheidt tussen
 Particulier
o Generatief vermogen van kwalitatief onderzoek
 Je gaat hier zelf mee aan de slag
o Dit is geen veralgemening!
 Algemeen
o Normaal gezien wordt er gewerkt met een populatie en een steekproef

 Binnen kwalitatief onderzoek gaan we het niet hebben over veralgemeenbaarheid, maar
over het generatieve vermogen
 DUS NIET: factoren, wetmatigheden …


Sociaal handelen
Kan bekeken worden als (A OF B)
A : een SPEL - Wittgenstein
 Betekenissen worden gegeven aan het sociale handelen
o BV een bepaald spel heeft bepaalde regels
o Ook het sociaal handelen heeft regels
o Kwalitatief OZ = onderzoek naar regels van sociale handelen

B : een TEKST - Gadamar
 Je gaat op zoek naar de grammatica van het sociale handelen
 De hermeneutiek, de betekenissen die worden gegeven




2

,Eline Bunnik

Wanneer zijn die betekenissen nu werkzaam binnen een onderzoek?
 Tekst 2A op Toledo van Burbeles

4 momenten die in de tekst naar voren komen: (manieren waarop interpratie naar voren
komt in OZ)
1. Je bent nooit een tabula rasa, een onbeschreven blad
 Je begrijpt al vanalles van de wereld, je hebt verwachtingen en voorverstaan dat je
meeneemt in je onderzoek
 Gadamer: “horizons”  dat voorverstaan is niet goed!
MAAR voorverstaan kunnen we mee omgaan door:
i. Neutralisering – bias
(doen alsof het voorverstaan er niet is)
ii. Minimaliseren – bracketing
(ik weet wat je meebrengt maar je
probeert om er geen rekening mee te
houden)
iii. Erkennen
(je erkent dat je dat voorverstaan hebt
en dit ga je dan ook uitschrijven in je oz)

2. Data verzamelen = bepaalde interpretatie van de respondenten

3. Product – uitkomst van het onderzoek
 Een betekenis geven aan je data
 Is altijd een argument in verwerkt

4. Onderzoeksresultaten presenteren
 Houdt altijd in keuze in hoe je het gaat presenteren
i. Hangt er ook vanaf voor wie jij gaat presenteren
ii. BV je kan niet alle data tonen, hierin moet je keuzes maken



The qualitative research interview – H2 boek
 Klassieke manier: interview -> opnemen -> transcriberen (uitschrijven) -> analyseren
o Analyse doe je door te coderen: je neemt een stuk tekst over je interview en
kijkt wat hetzelfde is en geeft dit een bepaalde naam
 In het interview zoek je dus opnieuw naar belevingen, ervaringen en
betekenissen
 Die subjectieve component (hoe het individu – het subject dingen
ervaart)
 Dit zien we op P56 in het boek: “The aim of such an interview is
to encourage to speak in their own words”.

NIET de vraag stellen hoe je het interview afneemt
WEL welke vooraannames er zijn in het klassieke interview


3

, Eline Bunnik

Packer gaat het qualitative research interview (QRI) vergelijken met conventional survey
interview (CSI)
 CSI = een survey waarbij een interviewer effectief aanwezig is -> dus niet via een
website
o Die interviewer(s) moet zijn vragen op dezelfde manier stellen als de andere
interviewer
 ze willen zoveel mogelijk standaardisatie
DOEL = VALIDE METINGEN
 ze willen dat de onderzoeker neutraal is

!!!! hier mag er geen uitleg gegeven worden bij de vragen !!!

o VB: positive parenting program (triple PPP)
 1 vd vragen is: “Is je kind vaak onrustig?” – wordt ingevuld op een 5
punten Likert schaal
 Dit is voor interpratie vatbaar!
o ‘Vaak’ en ‘onrustig’ is vaag, kan voor 1ne 3x per dag zijn
en andere 1x per week

 QRI = veel flexibeler, als iemand vraagt wat er precies bedoeld wordt met vaak en
onrustig, kan je hier in een interview antwoord op geven

 Dagelijks gesprek P 61-62
Verschillen tussen QRI en dagelijks gesprek
o 7 redenen:
 Dagelijks gesprek is spontaan, niet gepland
 Interview gebeurt tussen vreemden
 Bij een interview is er een machts-asymmetrie
 Je bent niet als gelijken aan het praten
 Interview wordt vaak uitgevoerd voor een derde partij, je doet dat niet
alleen voor jezelf
 De onderzoeker weet heel goed waar hij/zij mee bezig is in een
interview
 Weten bv. wanneer ze nog een bijvraag moeten stellen omdat
ze anders niet genoeg info hebben
 Interview gaat heel vaak over het verleden terwijl een dagelijks
gesprek eerder over het heden gaat
 Bij een interview ga je gegevens verzamelen


Les 2: 03/10/2019
Met de analyse van de artikels hebben we een soort van inzicht gekregen dat het gebruiken
van een bepaald jargon ons clues kan geven over de manier van onderzoek doen + de
structuur van onderzoek kan ons hierover info geven. Dit geeft ons dus info over Welke
opvattingen hebben auteurs over wat kennis en werkelijkheid is?

Boek packer: gaat over het waarom – de epistomologische en ontologische
vooronderstellingen

4